Groei blijft achter
Het is druk in de wachtkamer van de polikliniek kindergeneeskunde. Baby Anne zet een keel op als ze door haar moeder wordt uitgekleed voor het weegmoment.
Max van twee jaar laat luid en duidelijk horen dat hij eerst het Bob de Bouwer-filmpje af wil kijken voordat hij meegaat met de dokter. Ondertussen voert cliniclown Jopie midden in de wachtkamer een dansje op, ondersteund door het gezang en gitaargetokkel van cliniclown Gies.
Verscholen in een hoekje van de wachtkamer zit Thomas (gefingeerde naam) onderuitgezakt op de bank, naast zijn moeder. Zijn non-verbale communicatie is duidelijk: „Hier wil ik niet zijn.” „Vijftien jaar oude jongen, afbuigende lengtegroei bij nog weinig puberteitsontwikkeling”, zo vermeldt de verwijsbrief van de jeugdarts.
Op mijn spreekuur zie ik vaak kinderen met vragen over de groei. Groei is een buitengewoon fascinerend, ingenieus en daarmee ingewikkeld gebeuren. Tal van factoren spelen een rol; afkomst, aanleg, voeding, slaap. Maar ook chronische ziekten, medicatiegebruik en langdurige stress. Zo kan blootstelling aan pesten of huiselijk geweld de hormoonhuishouding dermate verstoren dat de groei stagneert.
Voetbalmaatjes
Aan mij nu de taak om uit te pluizen waarom Thomas zo klein is. Maar ik wil ook graag weten hoe hij dat ervaart, want een geringe lengte betekent vaak meer dan het missen van een paar centimeters. Het is erg vervelend als je je voetbalmaatjes niet bij kunt benen of als je alleen maar kleren en schoenen kunt kopen die bestemd zijn voor veel jongere kinderen dan jij. En het is niet cool als iedereen denkt dat je nog in de brugklas zit, terwijl je al naar de derde klas gaat.
Als ik hiernaar vraag, beaamt Thomas dat hij vaak veel jonger wordt geschat en dat hij dat heel „irritant” vindt. „Maar mama niet, want dan mag ik gratis met de bus mee”, voegt hij er openhartig aan toe.
Nu is het moeders beurt om zich opgelaten te voelen.
Op de oude groeigegevens van de GGD zie ik dat Thomas altijd goed gegroeid is en dat de lengtegroei pas recent is gaan afbuigen. Op basis van het uitgebreide gesprek met Thomas en zijn moeder zijn er gelukkig geen aanknopingspunten voor onderliggende ziekten of problemen die de groei zouden kunnen remmen. Bij het lichamelijk onderzoek valt me op dat hij inderdaad nog weinig tekenen heeft van puberteitsontwikkeling. Dat is een belangrijk gegeven, want tijdens de puberteit neemt de lengte fors toe met zo’n 20 centimeter bij meisjes en zo’n 30 centimeter bij jongens. Dus als kinderen zoals Thomas relatief laat in de puberteit komen, laat deze groeispurt nog even op zich wachten.
Ik leg aan Thomas en zijn moeder uit dat ik denk aan een prepuberale groeidip en dat ik verwacht dat de groeispurt vanzelf gaat komen. Met een afspraak voor over zes maanden om de groei te monitoren verlaten Thomas en zijn moeder zichtbaar opgelucht de spreekkamer. Op naar de bushalte…
De auteur is kinderarts in Máxima MC