Christen strijdt met moed der Hoop
Als je bij een mediabedrijf dagelijks bezig bent met nieuws en actualiteiten kan het je soms zomaar overvallen door alles wat je hoort, ziet en leest: een gevoel van moedeloosheid. Al die wanhoop in de wereld. In oorlogsgebieden, bij langdurige conflicten die onoplosbaar lijken, in landen die korter of langer geleden werden getroffen door aardbevingen of andere natuurrampen.
En dan hebben we het nog maar niet over de schijnbaar hopeloze situatie die we aantreffen in het kerkelijk leven in ons land. Neem de vloedgolf aan kerksluitingen die over het land slaat en nog steeds maar geen einde kent. En op een wat ander niveau: wat te denken van de lijst van ernstig zieken in zomaar een kerkblad van een willekeurige kerkelijke gemeente? Slechts bij benadering is in te leven wat voor pijn en verdriet achter al die namen schuilgaan.
In de afgelopen weken werd ik geraakt door de eerste brief van Petrus. En dan vooral dat gedeelte waar de apostel schrijft over de hoop (1 Petrus 3:15). Hij roept zijn lezers op bereid te zijn verantwoording af te leggen „van de hoop die in u is”. Dat getuigenis is broodnodig in een wereld vol wanhoop.
Guido de Brès schreef in 1561 deze Bijbeltekst op het titelblad van zijn Nederlandse Geloofsbelijdenis. Gedreven door Gods Woord koos hij er als protestant voor om in het publieke domein verantwoording af te leggen van zijn geloof. Daarom gooide hij het document over de muur van de citadel in Doornik. Op dat moment was daar een onderzoekscommissie die zich op de hoogte stelde van de religieuze situatie in de Nederlanden. Rechtstreeks richtte De Brès zich in een begeleidende brief tot de Spaanse koning Filips II, bereid als hij was tot verantwoording. In een risicovolle tijd trad hij de overheid van zijn dagen onbeschroomd tegemoet.
Afgelopen zondag en maandag vierden we Pinksteren. We sloten daarmee een reeks christelijke feestdagen af. In tal van kerken deden rond Pasen of Pinksteren –vaak jonge– mensen belijdenis van het geloof. Laat duidelijk zijn: die belijdeniscatechisanten zélf kunnen de hoop voor deze wereld niet zijn. Hoe dankbaar we ook zijn voor het feit dat zij zich niet schamen voor de Naam en de zaak van Christus en daarvoor in het openbaar willen uitkomen.
Als Petrus verwijst naar de hoop, dan bedoelt hij overigens niet in de eerste plaats een serie geloofswaarheden. Christus is onze Hoop, schrijft Paulus aan Timotheüs, zijn zoon in het geloof (1 Timotheüs 1:1). En wie goed leest, ziet dat er eigenlijk staat: „de Heere Jezus Christus, onze Hoop”. De hoop is dus een Persoon.
In een hopeloze wereld, in een soms wanhopige kerk en bij alles in ons eigen leven wat de moed in de schoenen doet zakken, blijft dit woord staan. Als een rots. We vechten met de moed der wanhoop, zegt het spreekwoord. Maar voor een christen mag dat het levensmotto niet zijn. Volgelingen van Christus hoeven niet te wanhopen. Ze strijden met de moed der Hoop.
De auteur is adjunct-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.