Waarde toevoegen in laatste levensfase
Duizenden mensen kiezen voor vrijwilligerswerk in de palliatieve zorg. En dat aantal stijgt. Wat beweegt hen en wat maken ze mee? Twee persoonlijke verhalen.
Bloemenkweker biedt stervende luisterend oor
Vrijwilligerswerk in een hospice is niets voor mij, dacht Bert van Egmond (64). Inmiddels ervaart hij Elim als een oase waar de buitenwereld van hem afglijdt.
„Ik zou het nooit kunnen. Het lijkt me zwaar om voor mensen te zorgen die zo snel overlijden.” Deze reactie krijgt Van Egmond nogal eens als hij vertelt over zijn vrijwilligerswerk in hospice Elim in Moerkapelle.
In eerste instantie vraagt de bloemenkweker uit Bleiswijk zich ook af of het wel iets voor hem is. Een jaar geleden treedt hij af als kerkenraadslid van de gereformeerde kerk (hersteld) in Bleiswijk en besluit hij vrijwilligerswerk te gaan doen. Zijn vrouw helpt dan al een tijdje bij hospice Elim dat in 2021 in Moerkapelle wordt geopend. „Zij trok mij over de streep om een dienst mee te draaien. Als het aan mij had gelegen, was ik misschien wel schuldhulpmaatje geworden. Ik was niet gewend mensen te helpen die lichamelijk verzorgd moeten worden. Maar ik ging de bezoekjes aan Elim steeds meer waarderen.”
Dagelijks zijn er van 7.00 uur tot 23.00 uur steeds twee vrijwilligers aanwezig in de kleinschalige hospice, waar maximaal vier personen kunnen verblijven. Een dienst duurt vier uur; per dag zijn dus acht vrijwilligers nodig. Van Egmond doet het vrijwilligerswerk samen met zijn vrouw. „Ik draai een dienst per week, omdat ik ook mijn bedrijf nog heb.”
De vrijwilligers bieden een helpende hand aan de zorgverleners van de thuiszorg die de medische verpleging van de bewoners doen. „Ik bemoei me bijvoorbeeld niet met het toedienen van medicijnen.” De medewerkers van de thuiszorg werken soms ook elders in Moerkapelle en zijn dus niet altijd aanwezig in het hospice. „In geval van nood, als de toestand van een bewoner bijvoorbeeld snel verslechtert, zijn ze oproepbaar en binnen tien minuten aanwezig.”
Bakje koffie
De belangrijkste taak van een vrijwilliger in Elim is het ontzorgen van bewoners en hun familieleden, stelt Van Egmond. „Wij bieden een luisterend oor. We zetten een bakje koffie voor bezoekers. Als familieleden weer vertrekken, laten we zien dat er naar hun geliefde wordt omgekeken in de tijd dat zij er niet zijn.”
Van Egmond voelt grote waardering voor het werk dat hij in Elim doet. „Vaak horen we van familieleden dat ze het fantastisch vinden hoe bewoners worden verzorgd. Ze zijn ook lovend over de sfeer in het hospice. Het is hier huiselijk. Ik vind het mooi om daar een kleine bijdrage aan te leveren.”
Mensen die terminaal zijn, hebben naar inschatting van de artsen nog maar drie maanden te leven. „Ze hoeven niks meer en mogen verwachten dat wij alles voor hen doen. Als vrijwilliger kan ik me dienstbaar opstellen. Dat is een mooie christelijke opdracht.”
Verlangen
Van Egmond zit tijdens een dienst bij bewoners aan het bed. Hij houdt hun hand even vast of dept met een washandje het voorhoofd of de lippen. Hij ervaart soms dat een stervende, die half waakt en half slaap, merkt: er zit iemand aan mijn bed, ik ben niet alleen.
„Regelmatig luister ik naar bewoners die nog willen getuigen van hun geloof.” Bij hen merkt de vrijwilliger nogal eens een verlangen naar het einde. „Vaak vinden ze het fijn als ik met hen uit de Bijbel lees of een gebed doe. Ze hebben daar zelf meestal geen energie meer voor. Dat zijn ook momenten dat je met elkaar spreekt over het schuilen bij Jezus; juist ook in nood en moeite.” Ook mensen die niets hebben met het geloof zijn welkom in Elim. „Aan hen mag ik iets laten zien van christelijke barmhartigheid, al ga ik niet evangeliseren.”
Jonge mensen die opgenomen worden in het hospice, dat vindt Van Egmond heftig. Veertigers of vijftigers, soms vaders of moeders met jonge kinderen. „Dat hakt erin. Gelukkig doe ik dit samen met mijn vrouw. We kunnen onze ervaringen delen en we steunen elkaar.” Hij ziet ook eenzaamheid. Bewoners die een klein netwerk hebben en weinig bezoek krijgen. „Juist voor hen kan ik iets betekenen.”
Takenpakket
Vrijwilligers in Elim krijgen de nodige begeleiding van twee coördinatoren. Onder meer een begincursus van zes avonden over het reilen en zeilen in het hospice. Over wat wel en niet bij het takenpakket van een vrijwilliger hoort. Ook krijgen ze informatie over het verloop van de stervensfase en wat het betekent om terminaal te zijn. Daarnaast biedt het hospice ook vervolgcursussen aan, bijvoorbeeld over omgaan met rouw en verdriet.
Er zijn zo’n honderd vrijwilligers betrokken bij het hospice in het Zuid-Hollandse dorp. Daarmee kan het rooster goed worden gevuld, stelt Van Egmond. „We vormen een hecht team. Iedereen heeft hetzelfde doel voor ogen. De samenwerking met de medewerkers van de thuiszorg verloopt ook goed. Zij verlenen liefdevolle zorg, maar hebben het heel erg druk. Wij kunnen extra tijd en aandacht geven aan de bewoners. Zo vullen we elkaar aan.”
Van Egmond wil het vrijwilligerswerk niet meer missen. „Mijn dagelijks werk is in de kas, maar als ik in het hospice kom, is het net alsof de buitenwereld van me afglijdt. Ik ben daar in een andere wereld en die is niet beklemmend.”
„Het werk in Kuria verbreedt mijn horizon”
Aan het begin van de coronapandemie valt het werk van Marleen Rameckers (47) weg. Ze gaat schoonmaken in hospice Kuria in Amsterdam. Inmiddels is ze zorgvrijwilliger en kan ze Kuria niet meer missen.
„Ik wilde me nuttig maken en niet gefrustreerd thuis gaan zitten”, vertelt Rameckers. De Amsterdamse, moeder van vier, is ondernemer in kinderkleding en verzorgingsartikelen voor baby’s. Als haar werk in 2020 erg terugloopt, kiest ze voor vrijwilligerswerk. „In onze kerk, de Noorderkerk in Amsterdam, zaten best wat vrijwilligers van Kuria, waaronder veel pensionado’s. Ze stopten massaal bij Kuria uit angst voor het virus.” Rameckers kan aan de slag als schoonmaakster. Het hospice moet in die periode vier keer per dag ontsmet worden. „Dat gaf mij een inkijkje in het leven daar.”
Stap voor stap gaat de veertiger steeds meer taken doen in het hospice. Ze komt meer en meer over de drempel bij bewoners. „Omdat ik geen zorgachtergrond heb, moest ik best wat schroom overwinnen. De laatste fase van het leven van mensen was voor mij vrij onbekend. Soms was het overweldigend.”
Toch kan Rameckers het vrijwilligerswerk niet meer loslaten, ook niet als haar eigen onderneming weer aantrekt. Ze besluit voorlopig een vrijwilligersdienst per week te blijven doen, op woensdagavond. De Amsterdamse serveert de avondmaaltijd, doet de was en voert gesprekken met bewoners. Kuria kan maximaal tien bewoners herbergen en er zijn verpleegkundigen aanwezig die verantwoordelijk zijn voor de medische verzorging. „Wij ondersteunen ook bij zorgtaken, zoals de bewoners naar bed of naar het toilet helpen. Pyjama aantrekken, tanden poetsen, kunstgebit schoonmaken, het komt allemaal voorbij.”
Paplepel
Kuria is een hospice met een christelijke identiteit, maar de bewoners uit de regio Amsterdam hebben uiteenlopende achtergronden. „Hier kan ik vertellen over mijn christen-zijn. Dat is voor veel mensen hier iets onbekends.”
Vrijwilligerswerk is Rameckers met de paplepel ingegoten. „Mijn moeder was veel in de weer voor anderen. Je geeft dat onbewust door aan je kinderen. Zoals ik dat ook stiekem doe aan mijn kinderen. Het valt mij op dat in mijn seculiere omgeving weinig vrijwilligerswerk wordt gedaan. Ik krijg ook weleens het verwijt dat ik het zou doen om mezelf een goed gevoel te bezorgen, maar dat is het niet. Het werk bij Kuria voelt niet als een opoffering. Ik krijg zoveel wijze lessen mee van mensen die aan het einde van hun leven zijn. Dat zijn ervaringen die ik meeneem naar huis. Het is een win-winsituatie.”
Voltooid leven
De Amsterdamse ziet om haar heen dat iedereen druk is met werk, kinderen en sport. „Ik snap dat, maar als ik het leed zie in het hospice dan zet dat veel dingen in mijn eigen leven in perspectief. Het helpen in Kuria verbreedt mijn horizon. Nu mijn kinderen groter worden, komt er meer ruimte in mijn leven. Ik kan meer gaan werken, sporten of koffiedrinken met vrienden, maar vrijwilligerswerk is ook een keuze.”
De maatschappij benadrukt vooral het bereiken van grootse en meeslepende dingen, stelt Rameckers. „In Kuria draait het vaker om het kleine dat van waarde is. Een vrouw van 86 jaar die op haar kamer geniet van plantjes of van de vogels buiten. Dat is voltooid leven, oordeelt de buitenwereld misschien. Maar zij denkt: als ik vannacht sterf in mijn slaap is het goed, maar als ik morgen wakker wordt, is het ook goed. Zij is voor mij een groot voorbeeld.”
Niet iedereen kan het einde op die manier accepteren. Rameckers noemt het voorbeeld van een man van 47 jaar die leed aan een hersentumor. „Hij ging strijdend ten onder. De man maakte, door zijn hersentumor, overal een punt van en had doorlopend commentaar op zijn kinderen, partner en op de vrijwilligers. Dat was ontzettend moeilijk voor zijn familie en het wierp een extra schaduw over het verlies. Ik vond dat heel confronterend. Zijn naasten moeten leven met nare herinneringen aan die laatste levensfase.” Rameckers voelt zich gesteund door de andere vrijwilligers en verpleegkundigen bij het verwerken van dit soort heftige ervaringen. „Ik heb nooit het gevoel dat ik er alleen voor sta.”