De vraag naar palliatieve zorg neemt toe, zo blijkt uit onderzoek. Hoe is het om zorg te verlenen aan mensen die ongeneeslijk ziek zijn? Op deze Dag van de palliatieve zorg een blik achter de schermen bij christelijk hospice De Regenboog in Nunspeet. „Alle randzaken vallen weg, alleen wat belangrijk is blijft over.”
Twaalf uur, tijd voor het middageten. In de keuken van het hospice schept een vrijwilliger broccoli, aardappelen en een stukje vlees op een bord. „Deze mag naar mevrouw Bosmans”, wijst ze.
Op haar kamer is mevrouw Bosmans al in afwachting van het eten. Ze is er speciaal voor aan tafel gaan zitten. „Wat een mooi bordje zeg. Ik denk wel dat dit iets te veel is.” Eten en praten tegelijkertijd gaat lastig, want ze heeft last van benauwdheid. „Maar het smaakt goed hoor.”
Terwijl de vrijwilligers de rest van de maaltijden rondbrengen, maakt verpleegkundige Marjoleen Mulder een morfine-injectie klaar. Ze breekt de ampul open en doet de morfine in een spuitje. Dat gaat in een plastic bak met een briefje erbij met de datum, het tijdstip, de dosis en de naam van de patiënt voor wie het is. „Niet elke gast kan meer slikken, dus dan wordt de morfine via een naaldje onder de huid toegediend.”
Symptoombestrijding
Door vergrijzing en de toename van het aantal mensen met chronische ziekten stijgt de vraag naar palliatieve zorg. Exacte cijfers zijn er niet, maar uit onderzoek van belangenvereniging Coöperatie Palliatieve Zorg Nederland blijkt dat er bij ongeveer 70 procent van de sterfgevallen behoefte is aan palliatieve zorg. Dat gebeurt in een verpleeg- of verzorgingshuis, thuis, in een ziekenhuis of in een hospice als De Regenboog.
Het christelijke hospice heeft zeven kamers, waar mensen verblijven die ongeneeslijk ziek zijn. Lichamelijke klachten worden zoveel mogelijk verlicht door pijn- en symptoombestrijding. De zorg is niet meer gericht op genezing, maar op het verbeteren van de kwaliteit van leven. „We zijn steeds aan het afwegen wat iemand nog kan en hoeveel pijn hij of zij heeft”, zegt directeur Gerrinda van der Veen van het hospice. „Daarbij ligt de focus zeker niet alleen op pijnbestrijding door middel van medicatie. We kijken breder; soms helpt een goed gesprek, naast iemand zitten, een handmassage of iets anders.”
Bij De Regenboog is iedereen welkom, maar vanwege de christelijke identiteit vindt er geen euthanasie plaats. Op het moment dat een gast dat wil, gaat hij ergens anders heen of naar huis.
Vanwege corona is de situatie in het hospice anders dan anders. Van der Veen wijst op de lege huiskamer, die normaal regelmatig vol zit met bezoek. Nu geldt er een bezoeklimiet van twee personen per keer per gast. „Al hebben we hier te maken met mensen in de laatste fase van hun leven. Als het einde dichtbij komt, overleggen we met familie en kunnen ze afscheid nemen. Het blijft maatwerk.”
De directeur heeft een achtergrond als oncologieverpleegkundige. Daarnaast studeerde ze bedrijfskunde. Ze koos er bewust voor om bij een hospice te gaan werken. „Het is misschien wat raar gezegd, maar dit is niet alleen een huis vol verdriet. Je merkt aan het einde van een leven wat er echt toe doet. Alle randzaken vallen weg, alleen wat belangrijk is blijft over.”
Jonge vrouw
Ook verpleegkundige Marjoleen Mulder maakte de overstap van het ziekenhuis naar een hospice. Omdat ze hier voor haar gevoel betere zorg kan bieden; niet alleen medisch, maar ook op psychisch en geestelijk gebied. „Je lost lang niet alles met medicatie op. Soms zit er achter lichamelijke benauwdheid angst, dan is het beter om met iemand te praten en de oorzaak van die angst te achterhalen. Je voert al snel diepe gesprekken aan het einde van iemands leven. Mensen zijn op hun kwetsbaarst, ze moeten alles loslaten. Er zijn geen strohalmen meer om je aan vast te klampen.”
Soms kan iemand niet meer communiceren, maar ook dan probeert Mulder contact te maken. Door een hand vast te houden, uit de Bijbel te lezen of te blijven praten. „Mensen hebben vaak tot op het laatst hun gehoor nog. Ik liep pas tijdens een nachtdienst ’s ochtends heel vroeg de kamer van een vrouw binnen. Ze was wakker en kneep in mijn hand. Ik vroeg: Hoort u de vogeltjes fluiten? Toen kreeg ik een grote glimlach van haar.”
Het werk in een hospice maakt de verpleegkundige bewust van de eindigheid van het leven. Omgaan met verlies hoort bij haar werk, maar soms kan het haar diep raken. Bijvoorbeeld toen er een jonge vrouw met kanker in het hospice lag. „Na vier maanden is ze overleden en hebben we haar met het hele team uitgedragen. Het was zo’n mooie jonge vrouw, en er bleef niets van haar over. Ik weet dat ze een kinderwens had, maar dat is voor haar nooit werkelijkheid geworden. Dat raakte me heel erg. Dan denk ik heel bewust: wat laat ik na als ik er niet meer ben? Wat geef ik mijn kinderen qua geloof mee? Op zo’n moment bid ik tot God of hij me wil helpen. En dan ervaar ik ook dat Hij me steun geeft om dit werk te blijven doen.”