Over een luttel aantal dagen hopen mijn vrouw en ik voor een kleine twee weken naar Israël te gaan. Samen met enkele vrienden.
Israël, het land van de Bijbel. Maar Israël is ook de aanduiding van het vólk van de Bijbel. Beter nog: van het volk van God. Soms zingen we ervan. Namelijk van „het volk, uit Abraham gesproten, dat zoveel gunsten heeft genoten. Jacobs kinderen, die de Heer’ heeft uitverkoren…”
Met het oog op de voorbereiding van onze reis las ik nog eens het boek dat welgeteld 45 jaar geleden verscheen en dat ik sindsdien in mijn bezit heb. De titel geeft een treffende aanduiding van dat geheel unieke volk: ”Volk tussen eeuwigheid en eenzaamheid”. Laat nu van dit boek van ds. P. den Butter recent een enigszins herziene druk verschenen zijn. Veel komt in dit geschrift aan de orde. Gods heilsplan met dit Zijn volk. Achtereenvolgens lezen we over verkiezing, vervolging, verblinding, verwachting, vergadering, verlossing en vervulling. Als ik er hier iets over zeg, beperk ik me tot de twee polen die in de titel tot uitdrukking komen.
Wie zoekt naar de oorsprongen van dit volk, stuit op de diepten van de eeuwigheid. Een woord van Mozes tot het volk in de woestijn: „Gij zijt een heilig volk voor de Heere, uw God. U heeft de Heere uw God verkoren, dat gij Hem tot een eigendom zou zijn…” Ooit sloot de Heere met Abraham en diens nageslacht Zijn verbond. Israël is het uitverkoren volk dat door God is bemind van eeuwigheid. Voordat er van dit volk iets was, heeft God het gekend. „Met eeuwige liefde heeft Hij er Zich aan verbonden en heeft Hij het aan Zich verbonden” (blz. 10). Het was geen verkiezing die haar oorzaak vond in waardigheden of vaardigheden van dat volk zelf. Nee, Gods verkiezende liefde is eenzijdige soevereine ontferming. Geldt die bijzondere positie dat volk nog steeds? Ook nadat er sindsdien zo veel is gebeurd? Gods openbaring in het Nieuwe Testament is er onweerlegbaar duidelijk over: „De genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk!”
Het volk Israël is er in de loop der eeuwen wel achter gekomen wat het betekent om volk van God te zijn. Naarmate het volk voorrechten ontving, had het ook grote verantwoordelijkheid. „Uit alle geslachten van de aardbodem heb Ik u alleen gekend. Daarom zal Ik uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken”, zo moest Amos prediken. Adeldom verplicht. Het moest en moet nog een afgezonderd volk zijn. Dat betekent in de praktijk ook: een eenzaam volk. „Ziet, dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen niet gerekend worden” (Numeri 23). Meer dan enig volk onder de volkeren heeft Israël de haat van de wereld moeten ervaren. Zo was het in Bijbelse en in na-Bijbelse tijden. In alle eeuwen was en is er de Jodenhaat. Een verschijnsel dat voortduurt tot op de huidige dag. Het is ten diepste vijandschap tegen de God van Israël. Volk tussen eeuwigheid en eenzaamheid.
Wat is in het licht van dit alles de roeping van u en mij? Paulus is ons tot voorbeeld: „Het gebed dat ik tot God voor Israël doe, is tot hun zaligheid.”
De auteur is christelijk gereformeerd emeritus predikant.