Enige troost ligt in Nieuwe Mens, niet in nieuwe mens
Bij theologische discussies zijn de Dordtse Leerregels vaak in het geding. Het gaat dan om thema’s als toe-eigening, bevinding, functie van de wet, wedergeboorte en aanbod van genade. Omdat rond deze thema’s de eenheid van de gereformeerde gezindte onder druk staat, is het nodig naar de betekenis van ‘Dordt’ te kijken.
Ds. G. Boer (1913-1973) wijst ons de weg: „Daarbij hebben wij te bedenken dat wij, én wat de tijdsvolgorde betreft én wat het karakter van deze nadere verklaring aangaat, deze Dordtse Leerregels verklaren moeten vanuit de NGB en de Catechismus en niet omgekeerd de NGB en de Catechismus vanuit de Dordtse Leerregels. De leerregels moeten in het kader gezet worden van de gehele Reformatie” (Tijdbetrokken vreemdelingschap, 772).
Deze uitspraak van ds. Boer komt op uit liefde tot Dordt, niet het minst om de bevindelijke manier waarop er over de wedergeboorte wordt gesproken als een „gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking”, die in haar kracht niet minder is dan de schepping of opstanding uit de doden. Het gaat hier om het liefste en grootste werk van God in de herschepping, waarin Gods genade verwerkelijkt wordt in de diepte van de mensenziel.
De liefde voor Dordt maakte ds. Boer ook zuinig op Dordt, omdat hij zich ervan bewust was dat kritiek op de gereformeerde religie vaak begint met relativering van de Dordtse Leerregels (DL). Blijkbaar kan de soevereine mens Gods soevereine genade niet dulden. Dat leidt dan vervolgens weer tot kritiek op andere belijdenisgeschriften en zelfs de Schrift. Daarom moeten we op onze hoede zijn als men aan Dordt begint te peuteren.
Liefde voor Dordt betekent ook dat we Dordt niet isoleren van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) en de Heidelbergse Catechismus (HC) of Dordt tot de leesbril voor alles te maken. Ds. Boer duidt de DL als ”nadere verklaring” bij de voorgaande reformatorische belijdenisgeschriften. De leerregels zijn dus bedoeld om het volle licht te laten vallen op de NGB en de HC.
Vroege Kerk
Ik denk dat ds. Boer hier de spijker op zijn kop slaat. Als persoonlijke wedergeboorte het allesbeheersende gezichtspunt van de theologie wordt, vergeten we dat onze enige troost in de Nieuwe Mens ligt in plaats van in de nieuwe mens. We zouden de gedachte kunnen krijgen dat het werk van Christus tot het verleden behoort en dat het nu gaat om de toepassing van de Heilige Geest. Op deze wijze wordt Christus gereduceerd tot het werk van de verzoening en verbleekt het besef dat Christus vandaag de levende Christus is Die Zijn gemeente door Woord en Geest regeert. Verbleekt daardoor Christus Zelf niet en komt Hij daardoor niet op afstand te staan? Wordt de toe-eigening van het heil zo niet gewichtiger dan het heil en de Heiland? Zo gaat de toe-eigening vooraf aan het heil en wordt het heil afhankelijk van de toe-eigening. De toe-eigening kan zelfs het eigenlijke heil worden.
Onbedoeld zou zomaar de indruk gewekt kunnen worden dat de vertegenwoordigers van de vroegchristelijke kerk nog maar weinig begrepen van het geloof, zodat zij niet verder kwamen dan het belijden van de twaalf artikelen, de geloofsbelijdenis van Nicea en die van Athanasius. Dit leidt dan weer tot de gedachte dat we nu toch wel op de top van het theologisch inzicht leven. Het hoeft geen betoog dat dit vooruitgangsdenken meer modern is dan klassiek en katholiek. Katholiek vandaag betekent dat we ons niet boven de Vroege Kerk verheffen, maar juist bij haar in de leer gaan. De Reformatie wilde niet anders dan terugkeer naar de leer en de praktijken van de Vroege Kerk (Calvijn).
Vaste Rots
De Reformatie bepaalde ons erbij dat we in het Woord met Christus Zelf te doen hebben. We spreken vandaag over moderne hermeneutiek en historische kritiek als aanvallen op de Schrift, maar zou het niet kunnen zijn dat het Woord in de gereformeerde gezindte tot een dode letter is gemaakt? We kunnen (uit reactie op objectivering) zoveel nadruk leggen op de Geest Die levend maakt, dat het levende Woord verdwijnt. Hoe kan de prediking zo bediening der verzoening zijn? Als het Woord feitelijk tot een objectieve dode letter is geworden, is er dan wel besef van de aanwezigheid van de levende God in de prediking? Hebben we zo eigenlijk niet het spreken van God ingewisseld voor het spreken over God? Beseffen we dan wel dat er onder het Woord iets gebeurt, namelijk dat God Zelf oordeelt en vrijspreekt in de bediening der verzoening? Is de prediking dan geen ”info takeaway” (informatiebalie) over de wedergeboorte geworden?
Dit hangt ook samen met ons verstaan van het wedergeboren leven. Is dit een innerlijk leven dat op zichzelf staat? Of wordt dit gekarakteriseerd door de gerichtheid op de belofte en het heil búiten onszelf (doopformulier)? In onze (post)moderniteit kan de gerichtheid op ons innerlijke leven zomaar voorbijgaan aan de confronterende boodschap dat er geen heil in onszelf is te vinden.
Als mensen van de (post)moderniteit zijn we ook geneigd om een andere zin in het doopformulier om te draaien: eerst moet de Geest toe-eigenen en dan hebben we het. Maar de Reformatie verstond het andersom: De Geest eigent ons toe wat we in Christus hebben. Blijkbaar gaan Christus en het Woord vooraf aan de toe-eigening.
Het heil buiten ons wordt toegeëigend. Dit is het leven van het geloof dat zijn ankerpunt niet vindt in het ruim van het eigen zielenschip, maar in de vaste Rots van ons behoud, geschonken in het Evangelie. Is dat niet de „gans bovennatuurlijke, zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking” van de Geest dat we in het Schriftgeworden en vleesgeworden Woord de volle herschepping en wedergeboorte ontvangen hebben? Zo bloeit ook de hoop op de volle onthulling daarvan op in de wedergeboorte van de hemel en de aarde, waar God alles in allen zal zijn.
Volle ontplooiing
Dus het ”sola gratia” (genade alleen) van de wedergeboorte? Jazeker! Het is de eersteling van het eeuwige leven. Vanuit het heil buiten ons is er een eerste klein begin van het heil in ons (in deze volgorde). Niet los van het ”sola scriptura” (de Schrift alleen), omdat daarin de volle Christus (”solus Christus”) geschonken wordt. Als de levende stem van Christus verbleekt, verbleekt de Heiland Zelf. Zonder het functioneren van deze levende stem kan ook het ”sola fide” (door het geloof alleen) niet functioneren.
Wie zou niet uitzien naar het volle katholieke geloof waarin Woord en Geest, rechtvaardiging en wedergeboorte, ellende, verlossing en dankbaarheid tot hun volle ontplooiing komen en waarin polarisatie en fragmentarisering worden doorbreken?
De auteur is hoogleraar theologie en spiritualiteit van het gereformeerd protestantisme. Eerder publiceerde hij ”Word vernieuwd. Een theologie van persoonlijke vernieuwing”, ”Katholiek Vandaag. Een gereformeerd gesprek over katholiciteit” en ”Voor hart en hoofd. Een essay over Christus-identiteit in het onderwijs”, waarin de onderhavige thema’s ook aan de orde kwamen.