Het kabinet heeft de provincies een stevige opgave in de maag gesplitst door deze bestuurslagen op te zadelen met de uitvoering van het stikstofbeleid. Uiterlijk 1 juli eist het Rijk van alle provincies gedetailleerde plannen daarvoor, terwijl de kaders waaraan die moeten voldoen nog op zich laten wachten.
Hoezeer Statenleden met deze tegenstrijdigheid worstelen, bleek zaterdag uit een reportage in NRC. De krant volgde een tijdje de provinciale volksvertegenwoordigers in Zuid-Holland. De overgrote meerderheid van hen blijkt het opstellen van het vereiste provinciale gebiedsplan te ervaren als „boksen met de handen op de rug”. Zelfs de gedeputeerde verzuchtte dat de doelen waaraan de provincie zich moet houden ook haar nog niet helder zijn.
Alles bij elkaar rijst daardoor de vraag in hoeverre de opdracht, inclusief het bijbehorende tijdpad, waarmee het Rijk de provincies wil belasten, nog goed uitvoerbaar is. En dat terwijl uitvoerbaarheid nu juist een van de criteria is waaraan een precair beleidsproces als dit moet voldoen.
Deels is er een verzachtende omstandigheid, namelijk de historisch lange duur van de formatie waardoor het beleid traag op gang kwam. Wat de kwestie echter minstens zozeer compliceert, is dat de VVD, D66 en CDA het tot dusver niet kunnen opbrengen de provincies helderheid te geven over het tijdpad waarbinnen de klus moet zijn geklaard. Daarvoor is eigenlijk geen excuus voorhanden.
Het handelen waar het Rijk provincies toe wil verplichten, dient gelegitimeerd te worden door het opnieuw aanpassen van de stikstofwet. Dat proces is nog gaande. Volgens het coalitieakkoord zegt de wet straks dat uiterlijk in 2030 de stikstofuitstoot in vergelijking met 2018 moet zijn gehalveerd. In het NOS-lijsttrekkersdebat zei CDA’er Heerma vrijdag echter dat zijn partij daar in de Tweede Kamer voorwaarden aan wil verbinden. De wettekst moet volgens hem duidelijk maken dat op twee ijkmomenten, namelijk in 2025 en in 2028, wordt bezien of de deadline van 2030 nog wel haalbaar is. Is dat in bepaalde provincies niet het geval, dan krijgen die langer respijt, zo wil het CDA.
Dat staat haaks op het standpunt van D66. Die partij betoogt dat 2030 een harde resultaatsverplichting is en dat provincies hun inspanningen juist moeten intensiveren als uit de twee ijkmomenten van 2025 en 2028 blijkt dat daar aanleiding voor is.
Wie het standpunt deelt dat zorgvuldigheid is geboden bij overheidshandelen dat op termijn van grote invloed kan zijn op de leefbaarheid van het platteland, kan niet anders dan zo’n steekspel met grote ogen van verbazing aanzien. Ook al gebeurt het in campagnetijd.
Een campagne is bedoeld om de kiezer duidelijk te maken wat een partij voor ogen heeft. Niet om verwarring te stichten en van het stikstofbeleid een janboel te maken. Dat zorgt er hooguit voor dat het draagvlak, dat al tanende was, in rap tempo wegsmelt. Met alle consequenties van dien.