Mens & samenlevinghet gesprek
Boerin Christianne Hennipman hoopt op land van melk en honing

Samen met haar man Rutger runt Christianne Hennipman (39) een biologisch boerenbedrijf in Westbroek, onder de rook van Utrecht. Deze zomer sprak ze op een symposium van de Theologische Universiteit Apeldoorn over ”Een toekomst vol van (wan)hoop”. Want rentmeester zijn, dat valt niet mee.

26 November 2022 10:02Gewijzigd op 26 November 2022 10:10
beeld Eran Oppenheimer
beeld Eran Oppenheimer

Glunderend wijst ze op de koeien in de wei. Het beeld doet de boerin denken aan Psalm 1. Het woord dat daar wordt gebruikt voor het ”overpeinzen” van Gods wet, is hetzelfde als herkauwen, vertelde een docent van de agrarische opleiding haar ooit. Hennipman verwondert zich over de dieren die in het groene gras grazen, er neerploffen, hun voedsel herkauwen. Om vervolgens ’s avonds „prachtige melk” te geven.

De keuze om biologisch te boeren heeft alles te maken met hoe Hennipman in het leven staat. „Ik geloof dat deze manier aansluit bij wat ik in de Bijbel lees en zondags in de kerk hoor. Het gaat niet alleen om melken, melken, melken. Dat wil ik ook belijden als ik op maandag met mijn laarzen in de stront sta.”

In 2013 neemt het echtpaar het bedrijf over van Rutgers ouders. Technisch gezien is het dan failliet, door jarenlange ziekte van Christiannes schoonvader. Het stel is dan ook dolblij dat de financiering uiteindelijk rondkomt.

Dan ligt de vraag op tafel: hoe nu verder? Juist in die tijd breiden veel boeren uit. De afschaffing van het melkquotum in 2015 baant de weg om onbeperkt melk te produceren. „Hoe groot word jij? Dan doe ik er nog wat bij”, horen Rutger en Christianne om zich heen. „En wij dan?” vraagt ze haar man. „Als iedereen 150 of 200 koeien gaat melken, moeten wij dat dan ook?”

Waarom kozen jullie niet voor groei?

„In grootschalig boeren zouden we geen plezier hebben. Koeien willen wij zo lang mogelijk melken, liefst tien jaar, en niet na vier of vijf jaar naar de slacht brengen. We hebben een band met onze beesten; alle dieren krijgen een naam. Daarnaast dachten we: als we met dit bedrijf –65 koeien– onze boterham niet kunnen verdienen, lukt dat ook niet bij een verdubbeling. Want als iedereen fors uitbreidt, komt er zó veel melk op de markt, dat de prijs wel moet veranderen.”

18821287.JPG
beeld Eran Oppenheimer

In hoeverre was het financieel aantrekkelijk om niet te groeien?

„De bank zei destijds: Ga maar 200 koeien melken, dan heb je volgende week de financiering rond. Die was giga, want per koeplek was je 10.000 euro kwijt aan investeringen, nog zonder extra land. Ook Campina, onze afnemer, zei: Breid maar uit, wij gaan die melk wel verwerken. Maar ze vertelden er nooit bij tegen welke prijs. We hadden niet veel keuze: je bent óf gangbare boer, óf bioboer, óf je gaat zelf melk verkopen. Dat laatste was met een tweede kind op komst geen optie. Biologisch boeren past helemaal bij ons. Ook mensen om ons heen zeiden dat.”

Lukte het op die manier wel om het hoofd boven water te houden?

„Lastig. De omschakeling naar biologisch boeren duurt twee jaar. In die tijd brengt je product nog steeds de prijs voor gangbare melk op. Dat betekent: 80.000 euro investeren. Hoewel dat pea­nuts is vergeleken bij een verdubbeling van het aantal koeien, wilde de bank geen lening geven. Omdat je bij zo’n overstap verlies gaat draaien.”

18821284.JPG
beeld Eran Oppenheimer

De keuze om de zorg voor de schepping voorop te zetten werd jullie zo wel moeilijk gemaakt.

„Heel ingewikkeld. De zoektocht naar een afnemer voor biologische melk was dat ook. Wij dachten, heel naïef: op de gangbare markt komt veel te veel melk, dus ze zijn vast blij als wij overstappen. Maar Campina kon niet beloven dat ze onze melk als biologisch zou gaan afnemen. En die garantie wilde de bank wel per se. We kwamen terecht bij EkoHolland, maar die vond de situatie te onzeker. Na twee maanden belde dat bedrijf echter terug: „We willen graag meer bioboeren in jullie gebied, dus we geven jullie garantie.” Zo’n geschenk uit de hemel geeft bevestiging om op die weg door te gaan.”

U komt niet uit een boerengezin. Hoe bent u het vak in gerold?

„Mijn hart voor het boerenleven ging kloppen op de landbouwschool in Dronten. Voor een stadsmeisje uit Apeldoorn lag die studiekeuze niet voor de hand. Ik wilde eigenlijk veearts worden, maar de dokter raadde dat af. Door een ziekte in de bloedsomloop van mijn been zou dat fysiek te zwaar zijn. Op een open avond maakte ik kennis met de opleiding dier- en veehouderij. Ik was meteen verkocht. Het enige wat ik toen wist, was dat een koe melk geeft en een kip eieren legt.”

Waar kwam uw interesse dan vandaan?

„Ik was een echt paardenmeisje, elke zaterdag te vinden op de manege. Mijn familie had niet veel met dieren. Ook op de basisschool en het voortgezet onderwijs voelde ik me een buitenbeentje. Ik ben veel gepest, ook buiten schooltijd. Zo werd ik eens achternagezeten toen ik boodschappen deed voor mijn moeder. De tas werd uit m’n handen getrokken en weggegooid. Het was alsof iedereen een spel speelde en ik alleen mocht toekijken. Alsof God er niet voor mij was.” De tranen zijn er weer, nu ze erover vertelt. „Ik voelde me zo alleen. De manege was de enige plek waar ik me veilig wist. En het enige positieve wat ik over mezelf durfde te zeggen, was dat ik goed kon paardrijden. Zonder dat pesten was mijn liefde voor dieren misschien niet zo sterk geweest.”

18821281.JPG
beeld Eran Oppenheimer

Was het pesten na de middelbare school over?

„In Dronten hoorde ik er gewoon bij. Wat ik zei werd net zo serieus genomen als bij ieder ander. In Dronten was ik ook niet de enige die paardreed en naar de kerk ging – redenen om me buiten de groep te zetten. Op de christelijke school in Apeldoorn was ik daarin een uitzondering.

Toen we na een stageperiode weer naar de hogeschool moesten, was ik ziek van de angst. Nu zullen ze me wel zat zijn, dacht ik. Nu zal ik er wel niet meer bij mogen horen. Maar het was weer zoals eerst. Ik wist niet wat me overkwam.”

Wat deed het met uw geloof, dat u gepest werd omdat u christen was?

„God hield mij vast. Dat ik slaagde voor mijn havo-examen, deed me beseffen dat Hij tóch een plan had met mijn leven. Ik heb me weleens afgevraagd: zat er geen engel naast me die de goede antwoorden invulde? Normaal kon ik leren wat ik wilde, maar door faalangst klapte ik altijd dicht. Wat ook wonderlijk was: in mijn studietijd kon ik catechisatie volgen bij de oud-predikant van onze gemeente die tijdens de ziekte van mijn moeder veel had betekend voor ons gezin. Dat had iets veiligs. Bij mijn belijdenis kreeg ik Jesaja 41:10 mee: „Vrees niet, want Ik ben met u.” Dat heeft me zo geraakt. Alleen al dat woordje Ik. De Schepper van hemel en aarde Die ook jouw God is.”

18821288.JPG
beeld Eran Oppenheimer

Hebt u tijdens de studie ook uw man ontmoet?

„Nee, pas jaren later, op de bruiloft van wederzijdse vrienden. We spraken elkaar daar heel even. Later trof ik hem bij een Welkoop-winkel. Ik kocht voer voor mijn konijnen, vogels en goudvissen; hij medicijnen voor de koeien. Na het afrekenen raakten we buiten aan de praat. Als Rutger vuilnisman was geweest, had ik net zo veel van hem gehouden. Maar een koeienboer, da’s wel de kers op de taart. In onze verkeringstijd ging ik hier vaak uit m’n werk melken. De eerste jaren van ons huwelijk werkte ik buiten de deur, bij een levensmiddelenbedrijf. Kinderen krijgen leek voor ons onmogelijk. Ga maar nadenken over pleegzorg of adoptie, kregen we te horen. Dat hakte erin. Niet lang daarna raakte ik toch op een natuurlijke manier zwanger.”

En nu hebben jullie drie kinderen!

„Ja, drie wonderen om stil van te worden. Toen Thijs bijna een jaar was, bleek ik tot onze verbazing in verwachting van de tweede. Dat het niet vanzelfsprekend was om kinderen te krijgen, was voor mij een extra reden om niet meer buiten de deur te willen werken. Ik wilde samen met Rutger aan de slag op de boerderij. Dan hoefde ik de kinderen ook niet naar een opvang te brengen.”

Belemmert de ziekte in uw been u daar niet bij?

„Ik voel de pijn in m’n benen en rug. Zeker na drie zwangerschappen, waarbij ik tot op de dag van de bevallingen heb doorgewerkt. En mijn rechterbeen is vaak overbelast omdat ik links ontlast. Maar ik geniet zo van het werk.”

Wat trekt u precies aan het boerenleven?

„De verwondering over de dieren. Ik houd van de zorg voor hen, van alles wat erbij komt kijken. Heerlijk om bijvoorbeeld paaltjes als afrastering in de wei neer te zetten. De vogels om je heen, de wind door je haren. En wat een luxe om je eigen voedsel te produceren. Om vijf uur trek je de wortels uit de grond en om halfzeven staat er een heerlijke maaltijd op tafel. Met aardappels uit eigen tuin en vlees van onze eigen koe.”

18821282.JPG
beeld Eran Oppenheimer

Hoe leuk is het nog om te boeren in deze tijd, vol regels en onzekerheid?

„Ingewikkeld. Soms vragen we ons af: hoe lang houden we dit nog vol? ’s Winters zitten er in onze weilanden soms wel 2000 ganzen. Die mogen we niet verjagen, want het is rustgebied. Tien ganzen vreten en schijten net zo veel als één koe. Behalve dat de stikstofuitstoot gewoon meetelt voor de landbouw, zijn we veel voedsel kwijt voor onze koeien. Het taxeren van de schade geeft altijd gedoe. De provincie vergoedt 25.000 tot 30.000 euro en zelf leggen we elk jaar nog 10.000 tot 15.000 euro bij. Terwijl ik er niet voor kies dat die ganzen hier zitten en zéker niet in zulke aantallen. Ik ben niet zielig en voel me geen slachtoffer, maar ervaar dan wel onrecht.”

Hoe gaat u met zulk onrecht om?

„Zoeken naar wat wel kan. Weinig boeren trekken hun mond open over dit probleem. Maar met alleen klagen kom je er niet. Onlangs heb ik bij een Provinciale Statenvergadering ingesproken over het ganzenbeleid. Wij krijgen weliswaar geld, vertelde ik, maar door de droogte is er weinig goed voer te krijgen. Wij halen daarom gras uit Frankrijk, terwijl dat helemaal niet past bij onze manier van werken. Maar voor pachtgrond van de provincie komen we nooit in aanmerking. Niet lang erna werden we gebeld: Je verhaal heeft indruk gemaakt en dat van die pachtgrond klopt inderdaad niet. Dat voelt toch als een beloning.”

18821286.JPG
beeld Eran Oppenheimer

Hoe gaat het nu met het bedrijf?

„Een halfjaar geleden ging het slecht. Toen hebben we, samen met mensen uit ons netwerk, serieus gekeken: is er nog een toekomst? Willen we dit nog? Zo ja: hoe dan? Zo nee: wat dan? Die gesprekken waren heftig. Ik hoef niet drie keer per jaar op vakantie, maar er zijn periodes waarin er amper geld is om boodschappen te doen. Samen met ons werkgroepje hebben we nieuwe plannen gemaakt om aan huis meer zuivel, kaas en vlees te verkopen. In coronatijd zijn we daar al mee begonnen – een enorm succes.

Volgens het beruchte kaartje van minister Van der Wal lijkt het erop dat stikstof ons net niet raakt. Toch kwam er wéér een dieptepunt. In september gingen we met de jongens naar Denemarken, omdat we van de zomer 12,5 jaar getrouwd waren. Anderhalf jaar lang hebben we daarvoor bijna iedere euro extra opzijgezet. Bij thuiskomst lag er een brief: de energiekosten stegen van 800 naar 3000 euro. We willen zo graag dit piepkleine stukje van Gods schepping beheren. Alleen: hóé dan? De wijsheid van Salomo, daar bid ik vaak om – gewoon als ik buiten bezig ben bij de koeien. We gingen weer met ons werkgroepje om tafel, zochten naar alternatieven voor het verhuren van onze zonnepanelen. Het is een zegen dat we mensen om ons heen hebben die meeleven en de hand uitsteken.”

U ontvangt schoolklassen op het bedrijf. Hoe reageren kinderen op een boerderij?

„O, dat is heel grappig. Ze stappen met dichtgeknepen neus uit de auto, want het stinkt. In de stal laat ik ze op strobalen zitten. Dat stro prikkelt zo lekker in je billen. Dan vragen sommigen: „Heb je geen stoel?” Je ziet de kinderen ontladen bij de dieren: dat een kip uit je hand eet, een koe zo groot is, dat er een varken rondloopt. Aandoenlijk. Ze stellen ook kritische vragen over stikstof. Dan wijs ik naar de lucht, waar je vliegverkeer vanuit Hilversum en Schiphol ziet. „Als je aan de andere kant van de wereld een boompje laat planten als compensatie voor de uitstoot, vlieg je klimaatneutraal.” Dan pluk ik wat klavers in het weiland die groeien dankzij stikstof die de koe uitstoot. „De koe eet ze op, maar de stikstof telt wel mee bij onze uitstoot.” „Da’s toch niet eerlijk?” zeggen de kinderen dan. „Inderdaad, daarom zijn de boeren ook zo boos.””

18821285.JPG
beeld Eran Oppenheimer

Ziet u voor uw eigen kinderen een toekomst op de boerderij?

„Thijs wil boer worden. Tobias is meer van het moestuinieren. En de jongste, Jonathan, staat het liefst zodra hij wakker is in z’n pyjama en laarzen in de stal. Wij zien hem echt als het toekomstige boertje. Tegen de jongens zijn we wel eerlijk: „We moeten eerst maar eens zien dat papa en mama door kunnen met de boerderij.””

U sprak deze zomer op een symposium van de TUA over ”Een toekomst vol van (wan)hoop”. Wat betekent hoop voor u?

„Er is meer dan de wanhoop die we vaak voelen. Pas sprak ik een klant die zich grote zorgen maakt over de opwarming van de aarde. Ik kan me dan verdrietig voelen. Zonder uitzicht op de terugkomst van Jezus moet je het met het leven op deze wereld doen. God vraagt mij niet om de aarde beter achter te laten. Ik wíl niet eens dat deze aarde met zo veel leed en verdriet gered wordt. Ik verlang naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar God mijn tranen droogt. Het hangt niet van mij af. Wij doen ons best om goed voor de schepping te zorgen, maar God heeft uiteindelijk alles in Zijn handen. Het beloofde land wacht, een land van melk en honing. Bijzonder symbool, toch?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Het Gesprek

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer