Kerstverlangen
Lukas 2:10,11
„En de engel zeide tot de herders: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, Welke is Christus de Heere, in de stad Davids.”
O, hoe hebben mensen die vóór Christus geleefd hebben, naar de komst van Christus verlangd! Abraham heeft meer dan tweeduizend jaar daarvoor verlangd naar de dag dat Hij kwam. Het was de verwachting van alle patriarchen: O, wanneer zal die dag komen?
Beslist, de menswording van Christus, in haar vruchten, of werking, of toe-eigening, is of behoort de wens van alle christenen te zijn. Er zijn verdiensten en krachten in Jezus Christus: in Zijn ontvangenis en menswording, in Zijn geboorte en in wat daarop volgde. En om deze de onze te maken, opdat wij ons lot en deel daarin mogen hebben, moeten wij hier beginnen.
O mijn ziel! Verlang, zoek Christus voor uzelf te bezitten, richt (zoals de punt van een naald) uw begeerte hierop en het andere zal allemaal volgen. Nooit zal er een vereniging kunnen zijn met een afwezig goed tenzij de ziel zich daarnaar eerst door begeerte gaat uitstrekken. Het is waar, het is al te ernstig, dat miljoenen mensen zeer ver van Jezus Christus verwijderd zijn, en waarom? Zij hebben geen verlangen naar Hem. Maar o! Dat mijn ziel (wie u ook bent, die dit leest) een verlangen naar Hem had! Och! Dat wij konden begeren en verlangen naar Hem totdat wij bijna bezweken, en gedwongen werden om met de bruid uit het Hooglied uit te roepen: „Ondersteun mij met de flessen, versterk mij met de appelen, want ik ben krank van liefde” (Hooglied 2:5).
Hebben wij daar geen redenen toe? Wat is er in Christus dat niet begeerlijk is? Bezie al deze uitnemendheden: van Zijn ontvangenis, van Zijn twee naturen –die tegelijkertijd onderscheiden én wonderlijk verenigd zijn–, van Zijn geboorte en wat daarna volgde. Maar bovenal: let op de vruchten van dit alles. Hij werd ontvangen om onze ontvangenis te heiligen; Hij was een Zoon des mensen om voor ons te lijden en een Zoon Gods om de Goddelijke gerechtigheid te voldoen; Hij was God en mens in één Persoon, opdat wij zouden zijn één met Hem, „leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn beenderen” (Efeze 5:30). Hij was geboren uit een maagd, opdat er een geestelijke ontvangenis en geboorte van Christus zou zijn in onze harten. Hij is ontvangen en geboren, opdat wij Christus’ genade zouden ontvangen in onze harten, en die voortbrengen in ons leven.
Wel, zijn dit geen begeerlijke dingen? Spreek tegen mij niet over uw huidige genietingen, want Christus wordt in dit leven nooit zó genoten of wij hebben reden om nog meer van Hem te begeren. Wie heeft er meer kennis van Christus gehad dan Paulus? En wie is er evenwel begeriger geweest om tot Hem te naderen dan hij? „Ik heb een begeerte om ontbonden te worden, en met Christus te zijn” (Filippenzen 1:23).
Isaac Ambrosius (1604-1663), predikant te Engeland
(”Het zien op Jezus”)
Lukas 2:10,11