Prof. Harinck: Overheid, betrek de kerken bij excuses slavernij
Het slavernijverleden heeft diepe sporen nagelaten in de Nederlandse kerkgeschiedenis. De kerk profiteerde van de handel, maar hoe precies? Historicus prof. dr. George Harinck leidt een onderzoeksproject naar de betrokkenheid van de kerk bij de slavernij. „Met excuses kan het boek van het slavernijverleden nog niet dicht.”
In de historische dorpskerk van De Bilt ligt een grijze grafsteen waarop twee negerkopjes zichtbaar zijn. Het monument is van de familie Ameldung, die in de achttiende eeuw bezittingen in Suriname had en mogelijk ook slaven hield. Even verderop, op het kerkhof van Groenekan, bevindt zich de grote grafkelder van de familie Calcoen. Boven de ingang zijn eveneens twee negerkopjes aangebracht. Ze zijn via de familie Van Loon, medeoprichters van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in 1602, in het wapen van de familie Calcoen terechtgekomen.
Zo is het Nederlandse slavernijverleden zichtbaar aanwezig, ook rond de kerk. De regering biedt waarschijnlijk maandag haar excuses aan voor de rol die Nederland daarin speelde. Het is in 2023 150 jaar geleden dat in Nederland de slavernij daadwerkelijk werd afgeschaft. Dat gebeurde formeel al in 1863, maar de slaven moesten nog tien jaar doorwerken.
Speelden kerken een rol in dat slavernijverleden? Die vraag is onderwerp van een groot onderzoek dat in januari officieel van start gaat. Harinck (62), rector van de Theologische Universiteit Kampen | Utrecht en hoogleraar geschiedenis van het neocalvinisme aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam, is een van de leiders van het project, waarin de Protestantse Theologische Universiteit, de VU en de University of Curaçao samenwerken.
Moeten zulke ”morenkoppen” op grafzerken of glas-in-loodramen in kerken verdwijnen?
„Dat vind ik een beetje woke. Stel eerst vragen. Gaat het hier echt om een slaaf, een ondergeschikte? Misschien voelden die mensen zich destijds prima op hun gemak.
Nee, ik ben geen voorstander van het weghalen van zulke afbeeldingen. Maar je moet ze wel toelichten, er een verhaal bij vertellen. Dit is een graf van een slavenhandelaar. Toen dachten we anders. En daarbij mag je best een kritische vraag stellen: Hoe komt het dat zulke uitingen in de kerk, in heel de samenleving, blijkbaar geen punt van discussie waren?”
Waarom is bezinning op het slavernijverleden belangrijk?
Er zijn allerlei onderwerpen in de geschiedenis waar we ons op zouden kunnen bezinnen. Veertig jaar geleden hadden we niet in onze agenda staan dat we over slavernij moesten gaan nadenken. Maar de samenstelling van de Nederlandse bevolking is sterk veranderd. Je komt nazaten van slaven tegen op straat. Ze dragen een geschiedenis bij zich.
Kijk, ik heb nooit racistische gedachten bij Zwarte Piet gehad. Totdat mensen tegen me zeiden: „Let eens op die oorringen. Zijn die niet racistisch? Er zijn kinderen die vanwege hun kleur het Sinterklaasfeest als iets vervelends ervaren.” Eerst denk je: Wat is dat overdreven, maar later zie je in dat ze een punt hebben.
Dat geldt ook voor de geschiedenis. De VOC, dat was in mijn jeugd een glorieus verhaal. Ondernemingszin – wat was ons kleine landje geweldig. Dat was ook zo, maar er zat ook een andere kant aan: we hebben vele slaven vervoerd, hen slecht behandeld en zijn er rijk door geworden. Ook predikanten en kerken hielden slaven, en dat werd door sommigen met verve verdedigd. Voor deze geschiedenis hebben we te weinig aandacht gehad.”
Wat gaat u onderzoeken?
„Ons project richt zich vooral op de verhouding tussen de kerk en de slavernij. Allereerst theologisch: hoe spraken en schreven predikanten over slavernij? Hoe legden zij Bijbelteksten die verband houden met slavernij uit en welke conclusies werden daaraan verbonden?
Daarnaast historisch: hoe was de kerk betrokken bij de slavenhandel? Er gingen bijvoorbeeld zielzorgers mee op schepen van de VOC en van de West-Indische Compagnie, de WIC. In plaatsen als Batavia en Paramaribo waren gereformeerde kerken. Hoe gingen die met zwarte mensen om, probeerden ze hen bij de kerk te betrekken?
Daar is best al wel het een en ander over bekend. In de West werden slaven veelal niet gedoopt, op Ceylon wel; er ontstonden inheemse kerken. In Indië gebeurde dat minder en in Suriname nauwelijks. Veel hing af van de plaatselijke situatie. Duidelijk is wel dat er predikanten waren die zelf ook slaven kochten en verkochten en dat de scheiding tussen blank en zwart in de kerk bleef bestaan. Zo werden blanken op zondag gedoopt en zwarten kregen op woensdag een „hondendoop”.
Wat we ook willen onderzoeken is of de kerk een bepaald beleid voorstond. In de classis Amsterdam bestond een speciaal deputaatschap voor overzeese kerken. Die boog zich over allerhande kwesties: hoe ga je om met slaven, met gemengde huwelijken, met kinderen uit een buitenechtelijke relatie? We moeten dus het archief van dit deputaatschap gaan bestuderen, maar bijvoorbeeld ook de ledenregisters van kerken. Staan daar slaven op, en hoeveel? Keurde de kerk de slavenhandel af of liet ze die oogluikend toe?”
Wat denkt u zelf?
„Alleen de contouren zijn zichtbaar. Het meeste weten we niet. Misschien ben ik wat voorbarig, maar ik denk niet dat de kerk een strak beleid had rond slavernij. Heel vaak werd gehandeld al naar gelang de omstandigheden.
Het lijkt erop dat de kerk rond de oprichting van de VOC in 1602 tegen slavernij was. Daar was geen synodeuitspraak over, maar predikanten schreven afkeurend over de „ketterse” rooms-katholieken die slaven hielden. Maar als de VOC en de WIC van slaven gebruik gaan maken en erin handelen, ontstaat er een spanningsveld tussen de dominee en de koopman.
Sommige predikanten rechtvaardigden de praktijk, zoals de zwarte dominee Jacobus Capitein. Als de Bijbel spreekt over „slaaf van de zonde”, dan kan het toch niet zo zijn dat het christenen niet geoorloofd is slaven te houden? De theoloog Gisbertus Voetius noemde slavernij echter „dieverij”.
We willen onderzoeken hoe representatief zulke stemmen waren. Er waren natuurlijk honderden predikanten in de Nederlanden. Hoe dacht die van Almelo erover, bijvoorbeeld? Dat weten we eigenlijk niet.
Aan het einde van de achttiende eeuw nam het aantal tegenstemmen toe. In de negentiende eeuw wordt het abolitionisme, de beweging die de slavernij wil afschaffen, dominant. Daar waren ook veel christenen bij betrokken. De visie op humaniteit veranderde en men ging slaven steeds meer zien als medemensen.
Blijkbaar werd ook de Bijbel op een andere manier gelezen. Zo kwam er kritiek op de zogenoemde ”vloek van Cham”, een interpretatie van Genesis 9 dat Cham de aartsvader van zwarte mensen was en dat zijn nageslacht de andere volken moest dienen als slaven. Die gedachte leeft nog steeds. Ik sprak pas een leeftijdsgenoot uit Suriname die vroeger op school te horen kreeg: „Jij stamt af van Cham, die een vloek over zich heeft afgeroepen.” Dan is de associatie gauw gemaakt: Ik ben zwart, dus minder.”
Hoe groot was het aandeel van de kerk in de slavernij en de slavenhandel?
„Er waren kerkslaven, slaven in dienst van de kerk, die plantages had. Ze werden gekocht en verkocht. Ook predikanten hadden slaven. In die zin is de betrokkenheid van de kerk duidelijk: ze hield geen afstand.
We gaan ook onderzoeken hoe de diaconieën aan hun geld kwamen. Er is een verband tussen de winst van de slavenhandel en het kapitaal van de kerk, die onderdeel vormde van het economisch systeem. Zijn er destijds vragen gesteld over dit bloedgeld? Dat weten we niet.
Misschien zegt iemand: „Ik kom uit Gramsbergen, ik heb niets met de VOC te maken.” Maar dat ligt toch wat genuanceerder. Wie werkten er op de VOC-schepen, wie ging er mee uit varen? Dat waren mensen uit heel Nederland, uit heel Europa trouwens. Ook matrozen uit Gramsbergen. Die hebben waarschijnlijk ook slaven vervoerd; ze hebben die in ieder geval gezien. De vraag is: hebben ze er thuis ook iets over gezegd?”
Het kabinet gaat maandag waarschijnlijk excuses aanbieden voor het slavernijverleden. Een goede zaak?
„Het is goed dat er iets over het Nederlandse slavernijverleden wordt gezegd. Toch heeft dit alles iets ingewikkelds: mensen bieden excuses aan voor iets wat ze niet hebben gedaan, waarbij ze geen directe betrokkenheid hebben. De slavernij is anderhalve eeuw geleden afgeschaft. Ik zie deze excuses meer als een erkenning van het leed dat er is geweest en dat nog steeds doorwerkt. De vraag is: de samenleving is steeds diverser geworden, hoe gaan we als zwart en blank samen verder? Met excuses kan het boek van het slavernijverleden nog niet dicht.
Ik vind het niet sterk van de regering dat ze zo weinig oog heeft voor de kerken. De Republiek was gereformeerd en haar kerk actief in de koloniën, naast en met de WIC en de VOC. Het zou mooi zijn als de Nederlandse regering zou zeggen: We werken aan herstel en verzoening en daar moeten we bij uitstek de kerken bij betrekken, hier en in de voormalige koloniën. Excuses en herstelbetalingen alleen zullen de raciale verhoudingen echt niet verbeteren.”
Moeten de kerken ook excuses aanbieden voor hun rol in het slavernijverleden?
„De Raad van Kerken heeft dat in zekere zin al gedaan, in 2013. Sommige mensen vinden dit excuus te algemeen en afstandelijk. De Raad van Kerken denkt er nu over na of nieuwe excuses nodig zijn.
Dit raakt het derde aspect van ons onderzoek: de erfenis. Het zou in ieder geval goed zijn als er in de kerken meer bewustwording rond slavernij ontstaat. Misschien zeggen sommige gereformeerde kerkgenootschappen: „Wij bestaan pas sinds 1834, of 1892. Wat hebben wij met het slavernijverleden te maken?” Als het over de Synode van Dordrecht in 1618-1619 gaat, dan willen we wel graag zeggen dat het ónze synode is, dus waarom hier niet?
Alle kerken hebben een bepaalde verantwoordelijkheid, omdat ze deel uitmaken van de geschiedenis. Daartoe, en tot de klacht en ellende van de nazaten van slaven, moeten ze zich verhouden. Excuses aanbieden mag, maar belangrijker is dat witte mensen in de kerkbanken zich gaan realiseren: dit is een gedeeld probleem.”
In veel discussies over excuses speelt op de achtergrond de kwestie van herstelbetalingen mee. Zou de kerk ook een duit in het zakje moeten doen?
„Als de uitkomst van ons onderzoek is dat de kerk financieel nauw bij de slavenhandel betrokken was, dan denk ik dat de kerken zich moeten bezinnen op de vraag of ze iets terug moeten doen. Maar dan net zoals de overheid doet: ze keert geen geld aan individuen uit, maar draagt wel bij aan projecten. Ik kan me voorstellen dat een diaconie die van de slavernij heeft geprofiteerd, gaat investeren in gemeenschappen in Suriname of de Cariben. Daar hebben we wel wat goed te maken.
De kleine gereformeerde kerken hebben waarschijnlijk geen diaconiegelden uit de slavernij. Maar ook zonder een aantoonbaar verband met het slavernijverleden zouden ze best iets in Suriname kunnen opstarten. Deze kerken maken wel deel uit van de samenleving en de kerkgeschiedenis.”
Moet de kerk zich uitspreken tegen hedendaagse slavernij?
„De omvang van de slavernij, bijvoorbeeld in de kledingindustrie, is groter dan ooit. Ik weet niet of het de taak van de kerk is om zich overal over uit te spreken, maar als het in de preek past, mag een predikant daar best iets over zeggen. We mogen niet met oogkleppen op door deze wereld lopen. De kerk kan niet zomaar aan leed en onrecht voorbijgaan.”