Opinie

Hanteer slavernij niet als breekijzer om Bijbelse richtlijnen te negeren

Het onderwerp slavernij kunnen we niet zomaar gebruiken als breekijzer om bij andere onderwerpen Bijbelse voorschriften terzijde te schuiven. Die vragen een eigen benadering, in onderworpenheid aan de Schrift.

Prof. dr. M.J. Paul
12 December 2022 16:12Gewijzigd op 13 December 2022 09:28
„Als klein land waren we verantwoordelijk voor 5 procent van de wereldhandel in slaven.” Foto: fort Elmina in Ghana, waarvandaan Nederland Afrikaanse slaven verscheepte. beeld iStock
„Als klein land waren we verantwoordelijk voor 5 procent van de wereldhandel in slaven.” Foto: fort Elmina in Ghana, waarvandaan Nederland Afrikaanse slaven verscheepte. beeld iStock

De laatste jaren krijgt de hermeneutiek een sleutelpositie in de toepassing van Bijbelgedeelten. Die wetenschap bepaalt wat wel en wat niet voor ons van toepassing is. Daarbij wordt vaak onze houding tegenover slavernij aangehaald. Omdat wij nu anders dan vroeger met slavernij omgaan, zou het ook geoorloofd zijn om af te wijken van Paulus’ voorschriften over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Dr. Sam Janse verdedigde op deze manier de benaderingen in de ”Wetenschapsbijbel” (RD 25-11).

Ruim twintig jaar geleden publiceerde William J. Webb het boek ”Slaves, Women and Homosexuals: Exploring the Hermeneutics of Cultural Analysis”. Hij bepleit daarin de bovengenoemde benadering en onderzoekt of de lijnen ook doorgetrokken kunnen worden naar het onderwerp homoseksualiteit.

In dit artikel richt ik mij op slavernij zoals de Bijbel die beschrijft en zoals die in de afgelopen eeuwen in praktijk gebracht is. Aan het eind kom ik terug op het hermeneutische beroep op de slavernij.

Goedgepraat

Op 1 juli 1863, bijna 160 jaar geleden, is de slavernij in Nederland afgeschaft. Dat ging niet gemakkelijk, want velen vonden de zogenoemde negers minderwaardige mensen. Diverse plantagehouders in Suriname verzetten zich tegen de verkondiging van het Evangelie aan hen: „Laten wij de bekering preken aan diegenen die met ons één vel (huidkleur) zijn, en niet aan de zwarte en rode Chamskinderen, die toch vervloekt zijn.” Met uit het verband gerukte Bijbelteksten werden veel zaken goedgepraat.

In Afrika, voor de kust van Ghana, ligt het fort Elmina. Boven in het fort bevindt zich nog de kerkzaal. Twee verdiepingen lager zaten de slaven, als beesten opeengepakt in de kelders. Boven de deur staat een Bijbeltekst in het Nederlands: „Zion is des Heeren ruste, dit is syn woonplaetse in eeuwigheyd” (Psalm 132:13-14).

Hier is gepreekt en gezongen. Maar onder de kerkzaal, in een ruimte van slechts tien bij vijf meter, zaten honderdvijftig slaven opgehoopt! Van de slaven overleefde 10 procent het niet. Iedere dag werden de dode slaven in de zee gegooid. Tijdens de reizen per schip kwam nog eens 20 procent van de slaven om het leven.

Nederland heeft ruim een half miljoen slaven verscheept, vooral uit Afrika naar Amerika, met name naar Suriname. Als klein land waren we verantwoordelijk voor 5 procent van de wereldhandel in slaven. Het is goed dat de Nederlandse regering in onze tijd het leed van de slavernij erkent.

Barmhartigheid

In de afgelopen eeuwen van de westerse geschiedenis is Cham vaak gezien als de stamvader van de bevolking van Afrika. Hierin is een rechtvaardiging van de slavernij en van de discriminatie van de donkere rassen gezocht. De westerlingen mochten actief helpen met de vervulling van Noachs vervloeking (Genesis 9).

We moeten echter beseffen dat niet Cham vervloekt werd, maar zijn zoon Kanaän. Dit was voor Israël van belang bij de intocht in het land Kanaän, genoemd naar deze zoon van Cham (zie de grenzen in Genesis 10). De bewering dat de zwarte huidskleur een gevolg is van de vloek op Cham en zijn nakomelingen is nergens in de Bijbel te vinden. De nakomelingen van Kanaän waren waarschijnlijk middelbruin, zoals blijkt uit afbeeldingen. Ze waren niet donkerder van kleur dan de Israëlieten of de Filistijnen. Ook blijkt uit het overzicht van volken in Genesis 10 dat de afstammingslijnen niet samenvallen met huidskleuren.

In de tijd van het Oude Testament konden overwonnen vijanden tot slaven gemaakt worden. Zelfs bij deze vorm van slavernij was het voor Israël belangrijk om barmhartig te zijn. Wanneer een Israëliet met een slavin wilde trouwen, kreeg ze een maand lang de gelegenheid om te rouwen over haar vroegere situatie. De man mocht haar in geen geval voor geld verkopen en moest haar eventueel in vrijheid laten gaan (Deuteronomium 21). Het was ook mogelijk dat slaven voor geld gekocht werden.

Ook in die situatie werden de Israëlieten opgeroepen tot barmhartigheid. Bepaalde wetten, zoals de sabbatsrust, waren ook van toepassing op de slaven.

Het Oude Testament noemt ook de mogelijkheid van schuldslavernij. Als een Israëliet verarmd raakte, kon hij zich verkopen aan een volksgenoot. In dat geval was er een dienstverband van zes jaar, gevolgd door een vrijlating in het zevende jaar. Mozes schrijft voor dat de eigenaar aan de vrijgelaten schuldslaaf royale geschenken moet meegeven. Dat gebeurt tegen de achtergrond van Israëls verlossing uit de slavernij van Egypte. In plaats van weg te gaan, is het ook mogelijk dat de schuldslaaf liever bij zijn meester blijft, ongetwijfeld vanwege de goede behandeling (Deuteronomium 15).

Het is onmogelijk hier in te gaan op de vele Bijbelgedeelten over slavernij van buitenlanders en van Israëlieten, maar het valt op dat er steeds sprake is van bescherming van de slaven. Wanneer een eigenaar zijn slaaf of slavin verwondt, zodat deze een oog of een tand kwijtraakt, moet hij daarna de slaaf of slavin vrij laten gaan (Exodus 21).

Het verschil met de behandeling van slaven in ons eigen koloniale verleden is groot. We weten van roofexpedities om slaven te vinden. Gezinnen werden uit elkaar gerukt en velen stierven tijdens de tochten. Eenmaal in dienst van een plantagehandelaar werden velen mishandeld. Tegen die achtergrond is het te begrijpen dat mensen bezwaar gingen maken. William Wilberforce heeft als christen een belangrijke rol vervuld in de afschaffing van de slavernij.

Boeiend om te lezen is dat ds. G.C. Udemans al in 1638 bepleitte dat slaven in het zevende jaar vrijgelaten werden, net als in Israël gebeurde. Hij bepleitte ook het geven van catechisatie aan slaven. Hij zag hen dus als medeschepselen.

Richtlijnen

Tot slot een opmerking over hermeneutiek. Inderdaad gaan wij nu anders om met slavernij dan in het tijd van de Bijbel. In de koloniale tijd zijn Bijbelteksten verkeerd uitgelegd en ook misbruikt om de onmenselijke behandeling van slaven te rechtvaardigen. Het lijkt mij dat vooral de misstanden de roep om afschaffing van de slavernij hebben bevorderd.

De Bijbel beschrijft bij slavernij de bestaande verhoudingen en geeft richtlijnen hoe daarmee om te gaan. Voor ons betekent een goede hermeneutiek ook dat we het verschil in benaderingen van slavernij in de geschiedenis voor ogen houden. Dan kunnen we niet zomaar dit onderwerp gebruiken als een breekijzer om bij andere onderwerpen Bijbelse voorschriften terzijde te schuiven. Die onderwerpen vragen een eigen benadering, in onderworpenheid aan de Schrift. Daarbij is veel wijsheid nodig om de verbinding te maken tussen Gods geopenbaarde wil en de cultuur waarin wij leven.

De auteur doceert Oude Testament aan de ETF en is eindredacteur Studiebijbel Oude Testament.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer