Opinie

Goede herder symbool in Romeinse wereld en Vroege Kerk

De heidense afbeelding ”herder-met-lam”, symbool voor menslievendheid, kreeg onder christenen een Bijbelse invulling. Het ”heilige” afbeelden werd niettemin op het concilie van Elvira (circa 305) nog verboden.

Dr. J. Veldman
29 November 2022 21:57
De Goede Herder te midden van Zijn schapen in het Mausoleum van Galla Placidia in Ravenna (450 na Christus). beeld dr. J. Veldman
De Goede Herder te midden van Zijn schapen in het Mausoleum van Galla Placidia in Ravenna (450 na Christus). beeld dr. J. Veldman

Perpetua, om haar geloof omgebracht in het amfitheater van Carthago in het jaar 203, had voorafgaande aan haar gruwelijke dood een droom. Ze moest een trap op. Toen zag ze een man met wit haar, een herder te midden van zijn schapen. Hij wenkte en gaf haar een stukje kaas, alsof het avondmaalsbrood was. We kennen dit beeld uit Openbaring. De droom was zeer passend en bemoedigend. Perpetua wist waar ze naartoe ging: ze had de Herder der schapen gezien, in een paradijselijke tuin. Hij wenkte.

In de vóórchristelijke, heidense tijd kende men het motief van de ”goede herder” al. Het ging daarbij meestal om beelden in een religieuze context. Vooral uit de Romeinse traditie zijn veel voorstellingen bewaard van mannen met een lam of een ram op de schouders op stenen sarcofagen (grafkisten). De afbeelding ”goede herder” gaf aan dat de overledene een goed mens was geweest. De herder-met-lam was de personificatie van een deugd: philantropia, menslievendheid. In die betekenis komt philantropia zelfs voor in de christelijke kerk van Aquileia. De herder-met-lam is daar namelijk bij de beeltenissen van de schenkers van de kerk geplaatst.

Religiestress

Een christelijke ”Goede Herder” is voor kunsthistorici problematisch. Zij lezen de kunstontwikkelingen vanuit de historische voortgang van een voorstelling en vergelijken de kunstuitingen met elkaar. De toegekende betekenissen moeten dan met feiten onderbouwd worden. Dus een man met een schaap op de schouder is voor hen nog niet meteen de ”Goede Herder” in Bijbelse zin. Daarbij komt dat veel kunsthistorici niet gelovig zijn en zich te weinig afvragen wat indertijd voor kunstenaars de innerlijke beweegredenen waren om een Bijbels thema te kiezen.

Voor veel gezaghebbende kunsthistorici uit de 20e eeuw geldt daarom dat er ”religiestress” achter hun argumenten schuilgaat. Doorleefd geloof en geloofsvertrouwen gingen niet alleen in veel kerken verloren, ook in het wetenschappelijke denken werden ze ”onbruikbaar” voor argumentatie. De theologen Johan Quasten (1900-1987) en kardinaal Jean Daniélou (1905-1974) vormen hierop een uitzondering.

Gebedenboekje

Quasten vermeldde dat er in El-Fayoem (Egypte) een klein gebedenboekje was teruggevonden als een vingerwijzing naar het gebed en de roep om hulp uit Psalm 23 („de Heer is mijn herder”). Daniélou wijst een incidentéél teruggevonden preek of gebedsboekje echter af als bewijs dat de afbeelding herder-met-lam” op grafkisten en in catacomben een chrístelijk symbool is. Daarvoor zijn meer vondsten nodig.

Doopliturgie

Voorafgaand aan de doop in de Vroege Kerk volgde de dopeling een strenge en uitgebreide catechisatie, met vasten en bidden. Het ”Onze Vader” en een psalm werden uit het hoofd geleerd. In de week daarop (het Paasoctaaf) werd de betekenis van het geleerde nog verder uitgelegd. Wanneer de nieuw-gedoopten, na de doopplechtigheid, in een stoet naar het nachtmaal des Heeren gingen, in de vroege ochtend van Pasen, zongen ze de geleerde psalm. Aanvankelijk was dat Psalm 42-43, maar later ook wel Psalm 23: „… De Heere is mijn Herder, (…) Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.” Perpetua wachtte een gewelddadige dood, maar ze werd bemoedigd door de geleerde Psalm 23…

Vanuit de volkse vroomheid (niet vanuit de bisschoppen) kwam de wens op om het christelijk geloof in beeld en mozaïek te vertellen. Er kwamen passende afbeeldingen. Eerst abstracte, voor zegelringen. Later ook mozaïeken, voor doopkapellen en kerken. Die beelden, waaronder de ”Goede Herder”, visualiseerden de dogma’s. Maar op het concilie van Elvira (circa 305) werd nog een algemeen verbod op het uitbeelden van het heilige uitgevaardigd. Het was toen kennelijk al wel praktijk.

Ware pastor

Het concilie van Elvira had plaats ten tijde van de Romeinse keizer Diocletianus, die onder de christenen woest tekeerging. Maar bisschop Cyrillus van Alexandrië toonde zich de ware pastor. Hij haalde Psalm 23 aan: „Omdat we gedoopt zijn in de dood van Christus, wordt de doop een schaduw en beeld genoemd van de dood. Die behoeven we niet te vrezen.”

Tot slot een liedfragment uit El-Fayoem, aangereikt door Johan Quasten: „Het verloren schaap legt u / op de schouders en verenigt / het terug met uw kudde. De Zoon heb ik als / Herder herkend en zo heb / ik nu de weide van de Vader verkregen.

De auteur is kunstpedagoog en docent oude geschiedenis in Gouda. Dit artikel is een sterk verkorte versie van zijn voordracht op een symposium van de Stichting Bijbeluitleg Vroege Kerk, op 14 november aan de TUA.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer