Hoe is het om homo te zijn op een orthodox-religieuze school? Die vraag staat donderdagavond centraal in een documentaire van de VPRO. Programmamaker Yora Rienstra probeert daarin de oversteek te maken naar de voor haar onbekende reformatorische wereld.
Als „een klap” kwam het aan. De minister van Onderwijs die vorig jaar november zei dat scholen van ouders mogen vragen een „verklaring” te ondertekenen die een homoseksuele levenswijze afkeurt. Yora Rienstra, die samenwoont met haar vriendin en twee kinderen, is boos en verontwaardigd. Ze besluit aangifte te doen tegen minister Slob wegens discriminatie. Het levert haar honderden reacties en duizenden likes op sociale media op. Ze voelde zich „helemaal de regenboogheld.”
De aangifte leidt niet tot een juridisch proces. Wel krijgt ze berichten van homoseksuele jongeren die op een reformatorische school zaten. Daaruit ontstaat de documentaire ”Ik deed aangifte tegen de minister van Onderwijs”. Drie jongeren doen daarin hun verhaal – en dat is soms heftig.
Neem Arjen, die als scholier suïcidale gedachten had. Als hij over de brug van en naar school fietste, reed hij niet te dicht langs de kant. Omdat hij niet voor zichzelf durfde instaan. Niemand wist ervan, „want dan zou ik de aanleiding moeten vertellen en dat voelde niet veilig.”
Of Lianne, die niet meer naar huis durfde, omdat school haar ouders zou hebben ingelicht over de relatie met haar vriendin.
En domineeszoon Maarten die zijn hele middelbareschoolperiode probeerde te bewijzen dat hij géén homo was. Jarenlang bad hij „of het over mocht gaan”, of hij verliefd mocht worden op een meisje. In een gesprek aan de avondmaaltijd komt hij met zijn ouders tot de conclusie dat openheid en erover praten al veel zouden helpen.
Amsterdam
Op Rienstra’s aangifte komt ook kritiek. „Voor wie doe je dit eigenlijk? Denk je echt dat gemiddelde homo op een reformatorische school hiermee geholpen is?” vraagt Wietske Kruyswijk zich af. De eigenaar van bureau Weerbaar in Seksualiteit traint docenten van religieuze scholen hoe ze seksuele voorlichting kunnen geven. „Is het niet lekker makkelijk om vanuit Amsterdam aangifte doen?” vraagt ze.
Ook een anonieme homoseksuele jongere –in regenboogponcho– wijst Rienstra erop dat ze de reformatorische wereld helemaal niet kent. En legt uit dat gelovige gay’s ook bestaan.
Rienstra filmt een voorlichtingsles door Herman van Wijngaarden, die als homo kiest voor een celibatair leven. De passage maakt pijnlijk duidelijk dat in reformatorische kring soms niet alleen een levenswijze wordt afgewezen, maar ook personen. „Als jullie kerken uitspreken dat een relatie niet goed is”, zegt Van Wijngaarden, „dan moeten zij en jullie wel laten zien dat homo’s niet alleen zijn.” Daarop steekt een leerling z’n vinger op. „Ik zou niet bij een homo op de koffie gaan”, geeft hij aan.
„Maar als ik dan op bezoek zou komen?” probeert Van Wijngaarden nog. Nee, zelfs dat gaat de jongen te ver. De opmerking raakt hem, zegt de voorlichter na afloop. „Het zegt iets over het klimaat dat in deze groep leeft.”
Grens
Oprecht geïnteresseerd gaat Rienstra in gesprek met de Pieter Zandt scholengemeenschap en Driestar-Wartburg en de Joodse school het Cheider. Open, eerlijk én kwetsbaar vertellen de reformatorische scholen hun verhaal. Zo zegt Johan van Putten van de Pieter Zandt in Kampen dat hij een persoonlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. „Ik kom vanuit een positie waarbij ik dacht: ach, dat gebeurt hier niet. Dat is elders. Ik denk dat mijn waarnemingsvermogen en mijn sensitiviteit op dit punt onder de maat zijn geweest.”
Lute-Geert Verdouw van het Driestar College in Gouda wijst op het voorbeeld van de Heere Jezus, „Die in gesprek ging met wie dan ook. Hij stuurde niemand weg en kwam niet meteen met de wet, zo van: Dit is het verhaal, alsjeblieft, succes ermee – om het plat te zeggen. Die houding is voor ons belangrijk.” Hij erkent: „Docenten weten gewoon te weinig, waardoor ze makkelijke antwoorden geven en soms dingen zeggen zonder te beseffen welke impact dat heeft.”
Luisteren naar de leerling en zijn worsteling is belangrijk, maar tegelijk is het „geen optie” om de norm weg te poetsen, maakt Verdouw duidelijk. Richard Toes van het Rotterdamse Wartburg College legt uit dat scholen op grond van de Bijbel grenzen trekken. „Ook al ligt die boodschap niet goed in de maatschappij.”
In de slotscène concludeert Rienstra dat de scholen nogal stellig zijn over hun standpunt. Ze vraagt zich af of het gesprek met leerlingen in de toekomst niet meer centraal zal staan dan wat de Bijbel zegt over homoseksualiteit.
Waar baseert u die conclusie op?
Rienstra: „Ik zag dat een open gesprek voeren belangrijker wordt. Dat docenten eerst luisteren in plaats van direct vertellen dat praktiseren niet mag. Omdat daarmee een gesprek meteen wordt platgeslagen. Maar nee, ik verwacht niet dat scholen hun visie op homoseksualiteit zullen loslaten. Die scholen zijn er juist om op hun manier aan de Bijbel vast te houden.
Natuurlijk denk ik vanuit mijn positie: laat die jongeren alsjeblieft ook de liefde ervaren zoals een man en een vrouw. Maar dat is niet aan mij. Mijn wens is vooral dat er een open gesprek gevoerd kan worden over dit thema. En dat kan alleen als je weet van de worsteling van homoseksuele leerlingen.”
Wat hoopt u met de documentaire te bereiken?
„Ik wilde zicht geven op jongeren die worstelen met homoseksualiteit. Zij vallen vaak tussen wal en schip. Tegenover hun gayvrienden moeten ze zich verdedigen vanwege hun geloof en tegenover de reformatorische gemeenschap vanwege hun seksualiteit.
Zoals homoseksualiteit voor de bestuurder eerst ver van zijn bed stond, waren die scholen ver van mijn bed. We leven allemaal in ons eigen bubbeltje. Vanuit Amsterdam dacht ik niet na hoe is het voor iemand die gay is en gelooft. Door de oversteek te maken kwam ik in een nieuwe wereld terecht.”
Bent u anders gaan denken over reformatorische scholen?
„Ik had niet verwacht dat oud-leerlingen zouden zeggen dat zo’n streng christelijke school hen ook veel heeft gebracht. En het viel me op dat scholen wel degelijk iets willen doen met het thema en er willen zijn voor de leerlingen. Dat ze niet zo gesloten zijn als je in eerste instantie denkt. Ik vond het mooi en dapper dat ze een inkijkje gaven. Het is niet zo zwart-wit als wij van buitenaf denken.
Tegelijk blijft het een moeilijk punt als leerlingen horen dat ze geen relatie mogen aangaan. Zoals Lute-Geert Verdouw ook zei: Dat is niet kloppend te krijgen.
De bestuurders die ik sprak vond ik echt empathisch. Ze beseften heel goed dat het moeilijk is om een hard standpunt te verkondigen als homo’s een gezicht krijgen. Voor de scholen is het ook complex om zo te denken.”