Van de Leidse organiste Willeke Smits mag het schuren tijdens de dienst
Van orgelspelen krijgt Willeke Smits nooit genoeg. Dat de energie soms toch ontbreekt, is de nasleep van een ernstige ziekte. In die tijd ervoer de organiste van de Hooglandse Kerk in Leiden nog sterker de kracht van muziek.
Ze strooit kwistig met superlatieven, maar het zijn geen uitgesleten termen voor Willeke Smits (49). De goedlachse organiste meent wat ze zegt. Ze onderstreept haar woorden graag met muziek. Daarvoor moet eerst een koffietafel verschoven worden, die voor de speeltafel van het Engelse orgel staat. Vrijdag zitten hier in de Hooglandse Kerk honderden studenten te zweten op tentamens achter een van de honderden tafeltjes, die op de kerkvloer staan. Vandaag zweeft de ”Elegy” van de Engelsman Thalben Ball langs de gewelven. Ook Smits geniet zichtbaar van het warme bad aan klanken. Ze verhuist van het Engelse orgel dat op de kerkvloer staat naar het instrument dat aan de torenmuur hangt. Een bewerking van het Gebed des Heeren klinkt betoverend met orgelregisters die hier al dik 400 jaar de dienst uitmaken.
1. De Hooglandse Kerk is een droomplek.
„De orgels bezorgen mij regelmatig kippenvel. Waar vind je zulke geweldige instrumenten bij elkaar? In een ruimte die magnifiek klinkt? Zelfs in het koor, aan de andere kant van de kerkruimte, hoor je nog elk detail van het De Swart/Van Hagerbeerorgel. Dit instrument bevat veel pijpwerk uit de 16e en de 17e eeuw en heeft diepgang en een stralende, zilverachtige klank. De Prestant 8’ uit circa 1565 zingt door de kerk en is mijn favoriet. Collega’s die kennismaken met dit register zeggen bijna allemaal: Laat de rest maar zitten.
Het 19e-eeuwse Engelse Willisorgel heeft een symfonisch karakter. Je kunt de brede klank traploos harder en zachter laten klinken. Composities die voor evensongs zijn geschreven, passen naadloos op dit orgel. Ik was weinig bekend met Engelse orgels, maar na mijn aanstelling in 2018 ging er een wereld voor mij open. Ik speel weer volop symfonische werken. Door te luisteren naar wat een orgel in huis heeft, haal je het beste in het instrument naar boven. Het derde, kleine orgel is van onbekende datum. De in 1826 overleden componist Christian Friedrich Ruppe heeft dit instrumenten nog bespeeld.
Ik heb zeventien jaar in de Utrechtse Tuindorpkerk gewerkt en had daar een fraai 18e-eeuws orgel onder handen. Liturgische vernieuwingen vormden de aanleiding om naar een andere werkplek uit te kijken. Ik heb bijvoorbeeld weinig met een bandje in de kerk. Mijn man Harrie en ik zijn warm ontvangen in Leiden. Vanaf het begin hebben we ons hier ongelofelijk thuis gevoeld. Daar ben ik enorm dankbaar voor. Die ontvangst was mede een reden om van Maarssen naar Leiden te verhuizen.”
2. Alle mooie liederen ten spijt, de psalmen hebben de grootste plek in mijn hart.
„Ik ben een groot voorstander van het zingen van psalmen. Het gaat om uniek erfgoed uit de tijd van de Reformatie. Gelukkig zingen we in Leiden inmiddels één psalm per dienst en daar heb ik best voor moeten knokken. Soms heeft een predikant moeite met weerbarstige psalmteksten, maar de liturgie mag toch schuren en vragen oproepen? Wekelijks krijg ik een voorstel voor de liturgie, waarop ik reageer. Ik hecht aan een goede balans. Zingen verbindt mensen en daarom moet je aan het begin en het eind van de dienst bekende liederen laten zingen. Ik werk vaak met toonsoorten. Na een preek met een zwaar thema kies ik bijvoorbeeld F-groot, een pastorale toonsoort.”
3. Er moeten meer meiden orgel gaan spelen.
„Dat zou leuk zijn, maar vooral jongens blijken geïnteresseerd in het orgel. Gelukkig blijven meiden die eenmaal orgelspelen dit vaak doen. Ik ben bewust bestuurslid van StayTuned.nu, een initiatief dat tieners met grote orgels laat kennismaken. Kinderen enthousiast krijgen, begint met een open houding. Nodig hen als organist uit bij de speeltafel, laat hen registreren en zelf spelen. Regelmatig maak ik als commissielid mee dat er na een proefspel geen organist kan worden benoemd. Omdat er geen geschikte kandidaat is of omdat organisten weinig affiniteit hebben met de eigentijdse invulling van de liturgie. Een zorgelijke ontwikkeling.”
4. Mijn man Harrie is mijn grootste motivator.
„Harrie en ik ontmoetten elkaar lang geleden tijdens een Windroosconferentie van de Nederlandse Hervormde Kerk. We merkten dat we allebei gek van orgels zijn. Daarnaast heeft Harrie een passie voor treinen en dat vind ik best leuk. Pas jaren later sloeg de vonk over, waarna we in 2005 zijn getrouwd.
Harrie heeft vroeger orgelles gehad en droomde er toen van om op grote orgels te spelen. Nu gaat hij vaak met mij mee en kan hij op grote orgels spelen. Hij registreert bij concerten en helpt vooraf registraties uitzoeken. Hij draagt regelmatig stukken aan die ik zelf niet snel zou kiezen. Achteraf ben ik er dan enthousiast over. Ik heb weinig met transcripties en toch vroeg Harrie mij om de Holbergsuite van Grieg te spelen, een werk voor strijkorkest. Uiteindelijk heb ik het zelfs op cd gezet. Ik prijs mij gelukkig met zo’n man. Hij stimuleert mij en kan ook nog eens heerlijk koken. Zijn mooiste cadeau was een nieuw orgelwerk, ”Happiness” van Ad Wammes, dat hij mij gaf voor mijn veertigste verjaardag. Een energiek en vrolijk stuk, dat ook mensen aanspreekt die weinig met orgels hebben.”
5. De reizen naar Engeland leveren een schat aan muzikale ideeën op.
„Regelmatig mag ik als begeleider van de Leidse Cantorij mee naar Engeland om de evensongs te begeleiden. De contacten met Engelse collega’s zijn inspirerend en het is mooi om in de Engelse keuken te kunnen kijken. In tegenstelling tot in Nederland is in Engeland het koorgebed ook na de Reformatie het hart van de liturgie gebleven. Prachtig. Dagelijks zingen koren in tal van kerken de psalmen. Niet zoals in Nederland fragmentarisch met enkele verzen, maar complete psalmen. Dat laatste zouden we in Nederland natuurlijk ook kunnen doen.”
6. Onze drie katten geven mij lessen in onthaasten.
„Prins Max is een Maine Coon, een ras van grote en enorm vriendelijke katten. We hebben hem na zijn komst direct in de adelstand verheven. Bij de zoektocht naar een maatje voor Prins Max stuitten we op een nest zwerfkatten uit Bulgarije. De keus voor de langharige Saar was snel gemaakt. Daarna liep een ander katje, Bram, naar Harrie, gaf hem kopjes en koos hem als zijn held. Zeg dan maar eens nee. Ik geniet enorm van het eigenwijze karakter van katten.” Lachend: „In feite zijn wij hun personeel en niet andersom. Ons drietal tovert regelmatig een glimlach op mijn gezicht. Onthaasten vind ik lastig, het liefst ga ik altijd door. Er zijn ook zo veel noten te studeren. Ik houd van mijn werk en voel soms de neiging om na een dienst nog even terug te gaan naar de kerk. Ik zit nooit met tegenzin op de orgelbank. Als dit wel het geval is, betekent dit dat ik op de rem moet trappen. In 2020 ben ik behandeld voor borstkanker. Sinds die tijd moet ik regelmatig rust nemen. Gelukkig komt altijd een van de katten bij mij liggen.”
7. Mijn ziekte heeft mij veranderd.
„De chemokuren waren heftig, want je wordt fysiek en mentaal afgebroken. Toch ben ik doorgegaan en heb ik geloof ik maar vier keer verzuimd. Ik moest alle zeilen bijzetten om de diensten te kunnen spelen. Vaak stortte ik daarna in. Maar de muziek tilde mij boven alles uit. Door mijn ziekte kwam ik bij een andere emotionele laag. Zo improviseerde ik met andere kleuren en wendingen. Mijn vertrouwen in God is altijd gebleven.
Vroeger ging alles mij makkelijk af en ik dacht dat dit voor iedereen gold. Nu heb ik meer begrip voor mensen bij wie dit niet het geval is. Ik voel mij een completer mens. Zo durf ik tegenwoordig meer mijzelf te zijn en te zeggen wat ik van iets denk. Ik heb ervoor gekozen om open over mijn ziekte te zijn. Mensen, ook in de kerk, waardeerden dat. Ze komen naar mij toe als ze zelf met iets kampen. Lotgenotencontact leek mij niets, maar ik heb ervaren hoe waardevol dit is. Het is fijn om hier nu zelf iets in te kunnen betekenen.”
In Staccato reageren musici op een aantal stellingen. Volgende aflevering: 8 maart.