Meditatie: Waarom aan mij?
„Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?”
Romeinen 8:31
Zachtjes leidt de Heere deze beladenen, die niet alleen kunnen wandelen. Zodat u, **** arme, vrezende ziel, gedragen zult worden door de goede Herder, om op Gods tijd en voor uzelf te kunnen zeggen: „Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn.”
De Heere bepaalt Zelf wanneer die zaak in **** uw hart wordt gegeven. „Ach”, zeggen sommigen, „ik vrees dat het nooit zal gebeuren”. Maar wat de Heere zegt, dat zal gebeuren, en niet wat u zelf vreest.
Gij **** arme, wankelmoedige ziel, die door de vreze van de dood uw ganse leven aan de dienstbaarheid onderworpen bent, u zult leven en de tijd zal komen dat de Heere uw banden zal breken en u in **** de heerlijkheid zal thuishalen. U zult dan ondervinden dat Gods beloften tot in alle eeuwigheid altijd vervuld zullen worden.
Ten slotte dan, om te besluiten. Welke zijn de vruchten en uitwerkingen van dit gezegend getuigenis in het hart en leven? Wel, mijne vrienden, de vruchten en uitwerkingen zijn om voor God te leven, God te verheerlijken, te loven en neer te zinken in ootmoed aan Zijn **** voetbank. De ziel voelt zich onbekwaam, vanwege gebrek aan woorden, om zich uit te drukken in het lofprijzen van de Heere en Zijn neerbuigende goedheid aan **** hem geopenbaard. „O Heere”, zegt hij, „waarom hebt U deze dingen aan mij geopenbaard en niet aan **** de wereld? Waarom aan mij?”
_John Warburton,
predikant te Trowbridge
(”Preek over Hooglied 2:16a”, uitgave 1976)_