Tweede Kamer voor wet om haatmisdrijf zwaarder te straffen
Een meerderheid in de Tweede Kamer steunt een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks-PvdA en ChristenUnie om haatmisdrijven zwaarder te kunnen straffen. De strafmaxima voor zogenoemde discriminatoire geweldsdelicten kunnen daardoor met een derde worden verhoogd.
De Tweede Kamer debatteerde woensdagavond over de initiatiefwet van Timmermans (GL-PvdA) en Bikker (CU), die al in 2021 werd ingediend door GroenLinks-Kamerlid Kathalijne Buitenweg en Bikkers voorganger Gert-Jan Segers. Directe aanleiding vormde toen de aanval op het Joods restaurant HaCarmel in oktober 2020 in Amsterdam.
Na dit afrondende debat hielden alleen PVV, FVD en JA21 hun kaarten nog tegen de borst.
„Dit voorstel versterkt de normstellende en afschrikwerkkende werking van de aanpak van discriminatie” - Minister David van Weel (Jusititie en Veiligheid)
Op dit moment kan de officier van justitie een discriminatoir motief ook al als strafverzwarende omstandigheid meenemen in de strafeis meenemen. Oftewel, een haatmisdrijf kan nu ook al zwaarder worden bestraft als de officier aannemelijk maakt dat er sprake is van een zogeheten codis-feit: een commuun delict waarbij discriminatie aan de orde is.
Met de invoering van de wet komt de bewijslast hoger te liggen. De openbaar aanklager moet immers kunnen aantonen dat er daadwerkelijk sprake was van een haatmotief. Aantonen vergt meer bewijs en is dus lastiger dan alleen het aannemelijk maken van een discriminatoir aspect.
Werkbare bewijsstandaard
Die hogere bewijslast maakte dat diverse fracties in een eerdere debatronde nog een slag om de arm hielden als het ging om hun steun. Desondanks wisten Frans Timmermans en Mirjam Bikker de Kamer te overtuigen van het nut en de noodzaak van hun wetsvoorstel. De bewijslast schuurt volgens hen heel dicht aan tegen de bewijslast die nu al is vereist om een codis-feit te bewijzen. Dat wil zeggen: het tenlaste gelegd discriminatoir motief moet buiten redelijke twijfel vaststaan. Het openbaar ministerie schreef eerder in zijn advies dit „een werkbare bewijsstandaard” te vinden.
„Dat de bewijslast ietsje hoger komt te liggen, weegt voor ons niet op tegen de voordelen van een wettelijke strafverzwaringsgrond”, aldus Bikker. Een van de voordelen volgens haar partij en GL-PvdA is dat de rechter met het wetsvoorstel min of meer wordt gedwongen in zijn vonnis aandacht te besteden aan het discriminatiemotief van de verdachte.
Omdat in het Wetboek van Strafrecht momenteel niet is opgenomen dat een discriminatoir misdrijf zwaarder moet worden gestraft, is in de uitspraak niet altijd terug te vinden welk gewicht de rechter aan een haatmotief hangt.
Ook minister David van Weel van Justitie en Veiligheid, die als adviseur van de Kamer bij het traject was betrokken, staat positief tegenover het voorstel. „Het versterkt de normstellende en afschrikwerkende werking van de aanpak van discriminatie”, zei hij woensdag.
Vrijheid van meningsuiting
Voordeel van de nieuwe wet is volgens de initiatiefnemers dat er jurisprudentie wordt opgebouwd aangaande haatmisdrijven. Een beangstigend beeld volgens PVV-Kamerlid Emiel van Dijk. „Welke garantie hebben wij dat de vrijheid van meningsuiting in een reeks opeenvolgende rechterlijke uitspraken niet wordt uitgehold?”, aldus de PVV’er in een vraag aan de initiatiefnemers.
Bikker: „Dit wetsvoorstel ziet met nadruk op hatecrime, niet op hatespeech. Wij voegen niks toe aan de strafbaarstelling.”
„Dat de bewijslast ietsje hoger komt te liggen, weegt voor ons niet op tegen de voordelen van een wettelijke strafverzwaringsgrond” - Mirjam Bikker (ChristenUnie)