Bijna 11.000 fabrieksschoorstenen waren er ooit in Nederland. Duizenden zijn er gesloopt. „Ze stonden toch maar nutteloos in de weg.” De ongeveer 650 overgebleven exemplaren worden steeds meer gewaardeerd als monumenten van het industriële verleden.
Het tij is aan het keren, bespeurt voorzitter Arjan Barnard van de Stichting Fabrieksschoorstenen (STIF). „Als wij een kwarteeuw geleden een gemeentebestuur vroegen of het een schoorsteen niet wilde afbreken, hoorde je de aarzeling aan de andere kant van de lijn of we kregen een afwijzende brief. Tegenwoordig benaderen gemeentebesturen óns, met de vraag hoe ze een schoorsteen het beste kunnen behouden.”
Bewustwording
Samen met directeur Karel Loeff van erfgoedvereniging Heemschut schreef Barnard een brochure over het behoud en de bescherming van fabrieksschoorstenen. „Zonder bewustwording kan een markant baken zomaar opeens uit het landschap verdwijnen”, zegt de gepensioneerde uurwerkmaker en juwelier. „Met zo’n schoorsteen is immers weinig te beginnen. Hij staat er maar. Je kunt hem niet verbouwen om erin te gaan wonen. Sommige schoorstenen zijn nu antennemast voor telefoniebedrijven en internetproviders of reclameobject. Over het algemeen werd echter al heel snel gezegd: Doe maar weg. Maar oude windmolens slopen we toch ook niet?”
De schoorstenen zijn vooral herinneringen aan vroeger tijden. „Zuivelfabrieken, ambachtelijke bakkerijen, stoomgemalen en gasfabrieken hadden zo’n schoorsteen. Daarnaast waren en zijn schoorstenen, net als kerk- en watertorens, herkenningspunten. Mensen zeggen vaak: Zie je die schoorsteen, daar woonden wij. Of: Daar werkte ik. Oud-werknemers spreken doorgaans redelijk positief over een schoorsteen. Opmerkelijk is wel dat men rond de voormalige textielfabrieken in de regio Almelo minder moeite had met het verdwijnen van schoorstenen. Die werden niet zelden gezien als een symbool van uitbuiting. Dus: weg ermee.”
„Mensen zeggen vaak: Zie je die schoorsteen, daar woonden wij” - Arjan Barnard, voorzitter Stichting Fabrieksschoorstenen
Werkeloos
Zelf ging Barnard zich in fabrieksschoorstenen interesseren toen de 36 meter hoge pijp van de voormalige zuivelfabriek in zijn woonplaats Hardenberg moest wijken voor woningbouw. Dat bouwwerk is gesloopt, maar zijn speurwerk naar de historie van de in 1928 gebouwde schoorsteen leidde wel naar het bewaard gebleven bedrijfsarchief van de bouwer. „Het hele dossier was er nog. Van prijsopgave en tekening tot correspondentie met de opdrachtgever.”
Het fenomeen fabrieksschoorsteen liet Barnard daarna niet meer los. Hij was betrokken bij de oprichting van de STIF, 27 jaar geleden, en schreef een dik boek waarin hij schoorsteenlocaties en hun historie in kaart bracht. „Een opvallende schoorsteen was die van de zeepfabriek in het Overijsselse dorp Wijhe. Daarin was de tekst ”Bij de Gratie Gods” gemetseld. In de fabriek waren eind negentiende eeuw samenkomsten onder leiding van een evangelist. De enige schoorsteen in ons land met een religieuze boodschap. Hij is gesloopt.”
Dat was het lot van veel schoorstenen. „Na sluiting van de fabriek of overschakeling naar een andere brandstof bleven ze werkeloos staan. Omdat gebrek aan onderhoud toch zijn tol eist en hergebruik als bouwwerk vrijwel uitgesloten was, werden ze maar al te vaak afgebroken”, aldus Barnard.
Van de overgebleven schoorstenen zijn er circa 70 nog geregeld in gebruik, onder andere bij gemalen, zuivelfabrieken en steenfabrieken. Zo’n 45 exemplaren zijn rijksmonument. Een kleine honderd hebben een gemeentelijke beschermde status. Barnard: „Sloop komt steeds minder voor. Een schoorsteenbouwer met wie wij heel goed contact hebben, dacht dat hij nooit tot zijn pensionering bezig zou blijven met het repareren van in gebruik zijnde fabrieksschoorstenen. Dat zou eens ophouden. Maar nu is hij heel druk met restauraties in opdracht van overheden.”