De twijfels over de gezondheid van banken en de kwaliteit van het toezicht zijn terug. Credit Suisse kwam in de problemen en Silicon Valley Bank ging ten onder, samen met enkele kleinere banken. Dreigt er opnieuw een systeemcrisis?
Afgaande op reacties in de media hoeven we ons nu minder zorgen te maken. De probleembanken zouden bijzondere gevallen zijn. Credit Suisse kent een recente geschiedenis van schandalen en slechte investeringen en verspeelde daarmee het vertrouwen van klanten en beleggers. Silicon Valley Bank (SVB) overtrad het fundamentele beginsel dat een bank haar renterisico goed moet managen. Een toevloed aan vluchtig spaargeld werd belegd in langlopende obligaties, zonder dat het renterisico goed werd afgedekt.
Ook de meeste experts zijn van mening dat het financiële stelsel er als geheel beter voorstaat dan vijftien jaar geleden. De kapitaalbuffers zijn hoger en het toezicht is verscherpt, met name op de grote systeemrelevante banken. Je zou dus denken dat het stelsel wel tegen een stootje moet kunnen. Ongelukjes zoals bij SVB kunnen gebeuren, maar we hoeven niet bang te zijn voor de stabiliteit van het financiële systeem.
Limiet losgelaten
Als dit klopt, is het overheidsingrijpen in de VS moeilijk te begrijpen. De Amerikaanse overheid heeft alle (ook de onverzekerde) deposito’s van de probleembanken SVB en Signature Bank gegarandeerd. De kosten daarvan worden omgeslagen over de rest van het bankwezen. Daarmee heeft de overheid feitelijk de limiet op de depositiegarantie losgelaten. Tegelijkertijd heeft de Federal Reserve Bank een nieuwe leenfaciliteit geopend waar banken terechtkunnen om hun in waarde gedaalde obligaties tegen nominale waarde (!) te verpanden, dat wil zeggen zonder een afslag zoals bij de Europese Centrale bank (ECB) gebruikelijk is. Een ruimhartig vangnet voor banken die hun renterisico slecht hebben gemanaged. De negatieve gevolgen van risicozoekend gedrag worden zo wederom gesocialiseerd, terwijl eventuele baten voor de banken zijn. Naar de toekomst toe betekent dit dat Amerikaanse banken weer meer risico zullen nemen.
Het zou kunnen dat SVB de kanarie in de kolenmijn is. Misschien is het mismanagement van het renterisico een wijdverbreid probleem waar de burger nog geen weet van heeft. Als dat zo is, dan zou dat een grove wanprestatie van zowel de bankiers als hun toezichthouders zijn. Looptijdtransformatie is immers een kernactiviteit van banken. Als banken niet kunnen omgaan met renterisico zijn ze incompetent. Mogelijk doet het probleem zich vooral voor bij de kleinere regionale Amerikaanse banken, die onder een lichter toezichtregime vielen. In dat geval kun je de vraag stellen waarom het vangnet moet worden uitgebreid voor banken die niet systeemrelevant werden geacht.
Situatie in Europa
Hoe staan de Europese banken ervoor? Tekenend is dat de ECB op 16 maart een renteverhoging met een half procent aandurfde. Voor de problemen in de bankwereld begonnen, had de ECB hierop al gepreludeerd. Dus misschien konden ze hiervan moeilijk afwijken omdat dit als een signaal over de slechte staat van Europese banken kon worden geïnterpreteerd. Maar dit zou dan later als een boemerang kunnen terugkomen, mocht blijken dat dit het geval is. Waarschijnlijker is dat Europese banken sterk genoeg zijn om een dergelijke renteverhoging op te vangen, bijvoorbeeld omdat het renterisico wél voldoende is afgedekt.
Een andere verklaring is dat het ingrijpen in de VS nodig is om het vertrouwen in het financiële systeem te behouden en chaos en financiële instabiliteit te voorkomen. Dit is een vaag argument waarmee je elke steunoperatie kunt goedpraten. Het zou ook niet nodig moeten zijn, als het financiële systeem er inderdaad zoveel beter voorstaat dan in 2008. Als de kapitaalbuffers hoog genoeg zijn, laten we ze dan ook vooral gebruiken. De steunoperatie druist ook in tegen de geest van de internationale afspraak dat een bank die zijn schulden niet kan betalen geen steun uit publieke middelen mag verkrijgen. In de VS betalen nu alle depositohouders van de gezonde banken mee. De Zwitserse nationale bank redde Credit Suisse met een lening van meer dan 10 procent van haar balansomvang en een gedwongen verkoop aan UBS met een garantstelling voor eventuele verdere verliezen.
Door de manier waarop banken worden gered, gaat het elke keer weer mis doordat de banken steeds meer risico nemen. Begrijpelijk dat bij elke uitbreiding van het vangnet de roep klinkt om strengere regulering van banken. Publieke discipline moet dan het gebrek aan private discipline compenseren. Maar we weten wat daarvan terechtkomt. Zodra de crisis is overgewaaid, zal de bankenlobby proberen de regels te versoepelen. De SVB-bank is dat gelukt, met voorspelbare gevolgen.
Onder de klanten van SVB en Signature Bank bevonden zich ook veel cryptobedrijven. Deze libertijnen hadden een nuttige les kunnen leren over omgaan met risico’s, maar zijn nu uit de brand geholpen door de door hen verketterde overheid. Ons doemscenario is dat een volgende keer het overheidsvangnet wordt uitgebreid tot de hele crypto-industrie, in combinatie met imperfecte regulering en toezicht. Het risicozoekend gedrag van de financiële sector kan echter niet alleen met toezicht worden beheerst. Mismanagement moet soms pijn doen, ook bij grote spaarders, zodat ze wat beter opletten aan wie ze hun geld toevertrouwen.
Meer concurrentie
In plaats van regulering die weer onderuitgehaald kan worden, zijn misschien andere, meer marktconforme maatregelen effectiever. Wat moeten we ons daarbij voorstellen? We noemen een paar voorbeelden. Een optie is om de concurrentie in de bancaire markt te vergroten. Door de vele fusies en overnames raakte de banksector te sterk geconcentreerd. Dit leidt niet alleen tot hogere marges, zoals op de Nederlandse markt voor hypotheken, maar ook tot meer systeemrisico.
Het verdwijnen van de publieke betaalbank Postbank betekende bijvoorbeeld dat de commerciële banken hun kredieten (in de vorm van deposito’s) niet langer zagen weglekken. Omdat een groter deel van de deposito’s binnen het bancaire systeem bleef, konden banken ook makkelijker krediet verstrekken (want er waren minder reserves nodig voor overmakingen naar een Postbankrekening). In die zin zou een goed vormgegeven versie van CBDC (digitaal centralebankgeld) welkom zijn. Door het gebruik van een digitale euro moeten banken weer meer op hun hoede zijn voor het weglekken van hun deposito’s en zullen zij voorzichter zijn met het verstrekken van nieuw of risicovol krediet.
Derde optie: maak financiering met eigen vermogen in plaats van geleend vermogen aantrekkelijker. Dit kan bijvoorbeeld door naast de renteaftrek een aftrek op het rendement op eigen vermogen te geven. Om die extra aftrek budgetneutraal te houden, moet wel de belastingvoet omhoog. Maar de hang naar schuldfinanciering neemt daarmee wel af. Bij banken werkt dit dubbel door, omdat het bedrijfsleven minder bankkrediet zal vragen en het voordeel van deposito’s boven financiering met eigen vermogen afneemt of wegvalt.
Crypto-industrie
Tot slot attendeert de crisis rond SVB en Signature Bank ons opnieuw op de toenemende verwevenheid tussen de crypto-industrie en het reguliere financiële systeem. Crypto-ondernemers hebben eerder ervoor gepleit om de depositoverzekering uit te strekken tot stablecoins. Een vangnet voor de crypto-industrie is echt onwenselijk. De sector vervult geen noodzakelijke rol in de economie. De waarde van crypto’s is instabiel omdat er geen onderliggende waarde is. Zij kunnen dus niet goed functioneren als betaalmiddel. En als er al sprake is van een onderliggende waarde is die van onduidelijk allooi. Bovendien kenmerken veel cryptobedrijven zich door extreem risicozoekend gedrag. Het laatste wat de overheid moet doen, is deze salonfähig maken met toezicht. Naïeve beleggers zouden ten onrechte de indruk kunnen krijgen dat cryptomunten veilig zijn, enkel en alleen omdat ze onder toezicht staan. In plaats daarvan moeten toezichthouders zorgen voor een waterdichte scheiding tussen reguliere financiële instellingen en de cryptowereld.
Ivo Arnold is hoogleraar monetaire economie aan Nyenrode en hoogleraar economisch onderwijs aan de Erasmus School of Economics. Casper de Vries is hoogleraar monetaire economie aan de Erasmus School of Economics. Dit artikel is eerder gepubliceerd op mejudice.nl.