Cultuur & boekenTweede Wereldoorlog
”De Terrorist” op Ameland was na oorlog „plek van troost" voor weduwen van verzetshelden

Nog wat onwennig stappen in 1946 zo’n dertigtal vrouwen en kinderen van de boot af. De tocht van Holwerd naar Ameland was kort maar prachtig. Twee weken vakantie wachten, aangeboden door het Friese verzet. De volle koffers worden op het dak van de bus gehesen. Maar de zwaarste bagage dragen ze mee in hun harten.

Aad van Toor
Kinderen bij het vakantieverblijf. beeld Fries Verzetsmuseum
Kinderen bij het vakantieverblijf. beeld Fries Verzetsmuseum

Een gastenboek en een fotoalbum, meer had conservator Marre Faber-Sloots van het Fries Verzetsmuseum niet van het vakantieverblijf De Terrorist op Ameland. Zo heel erg bijzonder leken de twee boeken ook niet; aardige vakantiekiekjes van genietende vrouwen en kinderen. En dankbare afscheidsbriefjes na een „reusachtig fijn” verblijf.

Maar Marre Faber wist wel beter. Achter alle vrolijkheid en gelach gingen onverwerkt verdriet, angst en gemis schuil. Nagenoeg alle vrouwen waren weduwe, de kinderen halfwees. De vaders hadden de oorlog in de meeste gevallen niet overleefd. Hun werk voor het verzet had de hoogste prijs geëist. „Neem de familie Wierda. Vier dagen voor de bevrijding werden drie broers door de Duitsers gefusilleerd. Of Krijn van der Helm. Zijn zwangere vrouw stond erbij toen deze verzetsman door nazikogels werd gedood. Over al dat onbeschrijfelijke leed en de verwerking ervan wilde ik meer weten en ik besloot op zoek te gaan. Ik wilde met een tentoonstelling de verhalen doorvertellen en al deze mensen een stem en een gezicht geven. En daarmee ook –omdat het nooit genoeg kan zijn– aandacht vragen voor oorlogstrauma’s.”

19062389.JPG
Marre Faber-Sloots. beeld Fries Verzetsmuseum

Faber stond bij het begin van het onderzoek op achterstand. „Ik ben van na de Tweede Wereldoorlog, ik heb zelfs de Koude Oorlog niet meegemaakt. Al die oorlogsweduwen waren al gestorven; ik was aangewezen op de kinderen en andere familieleden. Acht interviews vormden de basis van mijn zoektocht. Daarnaast haalde ik informatie uit artikelen en documentaires.”

Wat leverde het onderzoek zoal op?

„Regelmatig kwam naar voren dat het moeilijk was om over de oorlog en het verlies te praten. Dat gebeurde hoogstens op de herdenkingsdagen of als de vrouwen met lotgenoten samen waren. Opvallend was hoe zij hun lot droegen; berustend, maar met een fiere kracht. Handen uit de mouwen, schouders eronder. Het was de tijd van de wederopbouw. Maar voor deze vrouwen was het in de eerste plaats overleven. Ze wilden niet te veel omkijken. „We moeten flink zijn, flinke moeders”, zei een van hen.

Van de weeromstuit kom je dit ook tegen bij de kinderen. Die begrijpen wellicht de nuances niet, maar voelen haarfijn de spanning die soms ineens toeslaat. Dan weten ze dat het beter is even te zwijgen. Cornélie van Haersma Buma verloor haar vader in de oorlog. Hij kwam om in het concentratiekamp Neuengamme. Haar oudere broer vertelde haar later dat op de dag dat hij van zijn vaders dood hoorde, hij zich voornam zijn moeder nooit tot last te zijn en zijn zusjes altijd in toom te houden. Het raakte me diep; een kind van twaalf jaar dat al zo’n volwassen last op zijn schouders neemt. En zijn leven lang de littekens van het verlies meedroeg.”

Het kost Faber weinig moeite meer emotionele momenten aan te geven. „Ik noemde net de Leeuwarder verzetsman Krijn van den Helm, die werd doodgeschoten waar zijn vrouw Jo bij was. Ik liep na het gesprek met een van zijn kleindochters even de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden op. Daar lagen Krijn en zijn vrouw, die vijftig jaar later stierf. De steen vermeldde nóg een naam: „Onze lieve Krijneman”, die in de leeftijd van 4 jaar, slechts twee jaar na zijn vader, overleed. Hoe moet Jo van den Helm hier doorheen gekomen zijn? En geldt die vraag niet ook voor moeder Wierda en voor heel veel anderen?”

Waar haalden mensen de kracht vandaan om in verzet te komen, of hun verlies te dragen?

„Dat lag verschillend. Ik sprak iemand uit een rasecht communistisch gezin. Het familieverband Kloostra telde in de oorlog vijftien verzetsmensen, daarna een vijftal lege plaatsen. Zij verzetten zich uit stellige overtuiging en vanuit een absoluut principe tegen het fascisme.

19062391.JPG
In ”De Terrorist” verbleven verzetsweduwen en hun kinderen. beeld Fries Verzetsmuseum

Natuurlijk waren er ook mensen die bij toeval in het verzet terechtkwamen, of er door omstandigheden in gezogen werden. Maar voor opvallend veel mensen was hun geloof in God heel belangrijk. Dat geloof was de reden waarom zij kozen voor verzet. Zij zagen het als hun taak, als Gods gebod, als het hun voorbestemde pad om verzet te plegen. Dat de dood daar een consequentie van zou kunnen zijn, aanvaardden ze welbewust.

Als je nabestaanden vroeg naar de verwerking van het verlies dan hoorde je opnieuw dat ze er Gods weg in zagen en niet twijfelden of God er Zijn goede bedoelingen mee had. Dat het eind goed, al goed zou zijn.

Het waren met name families van gereformeerden en doopsgezinden huize die in het verzet zaten: de Boomsma’s, de families Lever, Van den Helm en Haersma Buma. Toen Cornélie van Haersma Buma rond Kerst 1942 hoorde dat haar man was omgekomen, zei ze: „Dit is mijn mooiste kerstfeest, want ik weet dat mijn lieve Inus niet meer hoeft te lijden.””



RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer