Sinds ik niet langer in loondienst ben, bevindt mijn kantoor zich aan mijn keukentafel. Je kunt ook zeggen dat ik tegenwoordig in amper vijf stappen op mijn werk ben.
Kantoorpersoneel staat erom bekend structureel te weinig te bewegen. De gemiddelde bureaumedewerker stapt ’s ochtends in de auto, neemt de lift naar zijn werkplek en brengt vervolgens acht uur achter zijn computer door. De enige vorm van beweging is de wandeling naar de kantine en de koffiemachine, aangevuld met toiletbezoek.
Dat is op zich geen schokkende conclusie, ware het niet dat zitten tegenwoordig ”het nieuwe roken” heet. Weinig lichaamsbeweging vergroot de kans op een hele reeks aandoeningen, waarvan overgewicht, diabetes hart- en vaatziekten, kanker en depressie het meest in het oog springen. Niet alleen heeft dat op termijn een negatieve invloed op de kwaliteit van leven en de levensverwachting, het leidt tevens tot meer ziekteverzuim, hogere zorgkosten en economische schade.
Zelf meende ik uit de gevarenzone te zijn nu ik nooit meer in de file sta, zelf mijn werktijd in kan delen en vanaf de keukentafel uitkijk over een natuurgebied met kilometers aan wandelpaden. Om die reden had ik er alle vertrouwen in toen ik besloot om een tijd lang een stappenteller mee te dragen in mijn broekzak. Er bestaan tal van apps op de mobiele telefoon met eenzelfde functie, maar dit losse apparaat zou volgens testen veel betrouwbaarder zijn.
Over de minimale hoeveelheid beweging die een mens nodig heeft, verschillen de meningen. Als richtlijn wordt vaak de norm aangehouden van 10.000 stappen per dag. Wie dat haalt, beweegt in elk geval niet te weinig, al adviseren artsen ook inspanningen te verrichten waarbij de hartslag toeneemt en de longen harder moeten werken. Dat kan op een simpele manier, al was het maar door de trap te nemen in plaats van de lift.
Hoewel ik mijzelf als sportief zou omschrijven, bleek ik op een gewone werkdag niet veel meer dan 3500 stappen te zetten. Wanneer ik de deur uit moest voor een boodschap kwam ik hoger uit, maar zelfs dan haalde ik vaak maar de helft van de dagelijkse hoeveelheid beweging. Mijn geluk is dat ik minstens drie keer per week zo’n 30 kilometer fiets, zodat ik op die dagen de norm ruimschoots haal omdat de stappenteller ook die beweging registreert en vertaalt naar kilometers te voet.
Zo blijkt eens te meer dat mensen slecht zijn in het inschatten van hun eigen gedrag. Dat werkt twee kanten op: we overschatten de hoeveelheid groente en fruit die we eten en onderschatten de hoeveelheid vet en suiker. Iemand vragen hoeveel alcohol hij per dag drinkt, is iets heel anders dan iemand vragen om elk glas bier of wijn een maand lang nauwkeurig te noteren in een dagboek.
Niet alleen weet ik nu dat 10.000 stappen gelijk is aan ongeveer 7 kilometer lopen, ik parkeer mijn auto tegenwoordig ook opzettelijk een heel eind buiten het centrum, om al mijn boodschappen verder te voet te doen. Verder pak ik nog vaker de fiets dan voorheen en verheug ik me nu al op de eerste keer dat ik in het voorjaar het gras kan gaan maaien. Zo blijkt dat het werkt als je aan je gedrag een getal koppelt en dus ook als je al je goede voornemens voor 2018 vooraf goed hebt doorgerekend.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl