Woensdag: Jakob en Ezau

Genesis 33:9-33:10

Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat gij hebt! Toen zeide Jakob: Och neen! indien ik nu genade in uw ogen gevonden heb, zo neem mijn geschenk van mijn hand; daarom, omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt. Neem toch mijn zegen, die u toegebracht is, dewijl het God mij genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield bij hem aan, zodat hij het nam. En hij zeide: Laat ons reizen en voorttrekken; en ik zal voor u trekken. Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde sterven. Mijn heer trekke toch voorbij, voor het aangezicht van zijn knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman voegen, naar den gang van het werk, hetwelk voor mijn aangezicht is, en naar den gang dezer kinderen, totdat ik bij mijn heer te Seir kome. En Ezau zeide: Laat mij toch van dit volk, dat met mij is, u bijstellen. En hij zeide: Waartoe dat? laat mij genade vinden in mijns heren ogen! Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar Seir toe. Maar Jakob reisde naar Sukkoth, en bouwde een huis voor zich, en maakte hutten voor zijn vee; daarom noemde hij den naam dier plaats Sukkoth. En Jakob kwam behouden tot de stad Sichem, welke is in het land Kanaan, als hij kwam van Paddan-aram; en hij legerde zich in het gezicht der stad. En hij kocht een deel des velds, waarop hij zijn tent gespannen had, van de hand der zonen van Hemor, den vader van Sichem, voor honderd stukken gelds. En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels is God!

Uitleg

Hier is sprake van een bekende tweeling: Jakob en Ezau. Op het moment dat deze woorden klinken is er heel veel gebeurd. We kunnen woorden noemen als ‘bedrog, haat, verbittering, vlucht’. Hier is het moment dat Ezau en Jakob elkaar weer ontmoeten. Jakob had een geschenk aan Ezau gegeven. Hij was er niet helemaal gerust op hoe het zou gaan. Ezau had immers een stevig leger bij zich.

Maar Ezau zegt: ‘Ik heb veel’. Inderdaad, Ezau heeft veel. Maar wat hij niet meer had, was de eerstgeboortezegen, die had hij verkocht. Voor een schotel met linzenmoes. Maar … wat nog veel belangrijker was: Ezau had de HEERE niet. Hij wandelde niet met God. Hij bouwde geen altaren zoals Izak en Abraham hadden gedaan. Rijk … en toch arm.

Met al ons goed kunnen we de HEERE niet ontmoeten. En Jakob …? Hij wil zo graag dat Ezau zijn zegen aanneemt. Hij had de eerstgeboortezegen met bedrog gekregen. Er is voor Jakob geen reden om zichzelf op de borst te slaan en dat doet hij hier ook niet meer. Jakob mag zeggen: ‘Ik heb alles’. Hij had in Pniël met God geworsteld en gebeden: ‘Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent’. Heerlijk om zo te worstelen met God om God. Iedere keer weer.

Jakob zag er tegenop om Ezau onder ogen te zien, maar als het gaat om de HEERE? Hij had alles. Hij rust in de belovende God. Even later is hij in Sichem en koopt een stuk land. Daar bouwt hij een altaar en wat is de naam van dit altaar? Jakob noemt het: ‘De God van Israël is God’. Dan heb je werkelijk alles!

Zingen: Psalm 73:13 

Vraag: Denkend aan ons stervensuur, hebben wij ‘veel’ of hebben wij ‘alles’?

 

 


Terug naar Bijbel & leesplannen
Deze Bijbelstudie maakt deel uit van een groter Bijbelrooster.
Download het Leesplan als PDF

Alle Leesplan dagen

-Dinsdag: Dinsdag: Ka�n en Abel

Twee namen, daar zet de schrijver van Hebreeën het bekende hoofdstuk over de geloofsgetuigen mee in. Twee broers. Die beide een offer brachten. Zeker, het waren twee verschillende offers. De één bracht een spijsoffer (Kaïn) en de ander een dierenoffer (Abel). Ik denk niet dat dit het verschil uitmaakte.

Het zal ...

-Woensdag: Woensdag: Jakob en Ezau

Hier is sprake van een bekende tweeling: Jakob en Ezau. Op het moment dat deze woorden klinken is er heel veel gebeurd. We kunnen woorden noemen als ‘bedrog, haat, verbittering, vlucht’. Hier is het moment dat Ezau en Jakob elkaar weer ontmoeten. Jakob had een geschenk aan Ezau gegeven. Hij was er niet helemaal gerust op hoe ...

-Donderdag: Donderdag: Laban en Rebekka

Broer en zus. Beiden kinderen van Bethuel. Familie van Abraham. Wonderlijk was de weg voor de knecht van Abraham verlopen. We weten met welke opdracht hij richting Mesopotamië was gegaan: een vrouw voor Izak. Zo kwam hij daar aan bij de fontein en daar ontmoette hij voor de eerste keer Rebekka. Toen hij besefte wie zij was, wist ...

-Vrijdag: Vrijdag: Jakobus en Johannes

Jakobus en Johannes. Twee apostelen en twee broers. Het is niet voor de eerste keer dat Markus over hen schrijft. Na de roeping van Simon en Andreas volgt de roeping van Jakobus en Johannes. Twee vissers. Net als hun vader Zebedeüs. Toen de Heere Jezus hen riep waren ze bezig in het schip: het herstellen van de ...

-Zaterdag: Zaterdag: Mirjam en A�ron

Een profetes en een hogepriester. Twee kinderen van Amran en Jochebed. En uit de Bijbel weten we dat ook Mozes een zoon was van deze twee godvrezende mensen. Alle drie hebben ze een belangrijke plaats gehad onder het verbondsvolk Israël op weg naar het beloofde land. Mirjam en Aäron, twee mensen die de HEERE vreesden. ...

-Zondag: Zondag: Wie is mijn broeder?

Deze woorden lezen we in de enige gelijkenis waarin iemand een naam draagt: Lazarus. Dat zal niet zonder reden zijn! Zijn naam betekent: God helpt. De rijke man draagt geen naam en de bedelaar wel. Aangrijpend om te lezen wat er met Lazarus gebeurt. Hij lag voor de poort, zo denken wij vaak en dat is waar, maar dan ...

-Maandag: Maandag: Didymus en...?

Drie keer lezen we in de Bijbel (het Evangelie van Johannes) over de latere apostel Thomas. Zijn Aramese naam wordt in het Grieks vertaald met Didymus en betekent ‘tweeling’. Over de andere helft van de tweeling weten we niets. Maar … over Thomas horen we wel meer. Zoals gezegd lezen we drie keer over hem, in Johannes 11, 14 ...