Er is geen enkele eigenschap in de gelovige waarvan ook geen imitatie bestaat. Ik geef je enkele voorbeelden:

Schijnbaar berouw. Saul, Achab, Herodes en Judas Iskarioth hadden allemaal gevoelens van spijt over hun zonde. Maar het was geen werkelijke droefheid tot bekering.

Schijngeloof. Van Simon de tovenaar te Samaria wordt geschreven dat hij „geloofde”, maar dat zijn hart niet recht was voor God.

Schijnheiligheid. Joas, de koning van Juda gedroeg zich ogenschijnlijk erg heilig en goed, maar slechts zolang de hogepriester Jojada leefde.

Schijnbare liefde en liefdadigheid. Er is een liefde die alleen maar bestaat uit woorden en tedere uitdrukkingen en een groot vertoon van genegenheid, die andere mensen „dierbare broeders” noemt, terwijl er in het hart geen sprake van liefde is. 

Geveinsde nederigheid. Er bestaat een soort nederigheid die in feite hoogmoed is. 

Geveinsd bidden. De Heere verwerpt dat als een van de bijzondere zonden van de farizeeen die voor de schijn lang baden. 

Onwaarachtige aanbidding. De Heere zegt van de Joden: „Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eerst mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van mij” (Matth. 15:8).

Onoprecht gepraat. Paulus zegt ons: „Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden” (1 Kor. 13:1). 

Wat zullen wij van deze dingen zeggen? Ze moeten ons toch minstens tot nadenken stemmen. Naar mijn idee kunnen ze slechts tot één conclusie leiden. Ze laten duidelijk zien dat de Schrift grote waarde toekent aan de werkelijkheid in de godsdienst, de echtheid van het geloof. Ze laten ons duidelijk zien dat we ervoor op onze hoede moeten zijn dat ons christendom niet alleen maar uiterlijk, vormelijk, niet echt en schijn is. 

In iedere eeuw is dit van het hoogste belang. Sinds de kerk van Christus gevestigd is, is er nooit een tijd geweest waarin niet veel belijdende christenen alleen maar uiterlijk hun godsdienst beleden. Ik ben er zeker van dat dit ook in onze tijd het geval is. Waar ik ook om mij heen kijk, overal zie ik overvloedig aanleiding voor de waarschuwing: „Hoed je voor schijngodsdienst. Wees oprecht. Wees grondig. Wees eerlijk.

--

Uit: ”Christen-zijn in het dagelijks leven. Over de praktijk van het geloof”