Waarom wordt kindermishandeling nog altijd zo slecht herkend?
Kindermishandeling bestrijd je door meer samen te werken en het taboe erop te doorbreken. Dat stelt prof. dr. Majone Steketee.
In Nederland worden jaarlijks zo’n 119.000 kinderen mishandeld binnen het gezin waarin zij opgroeien. Schattingen wijzen erop dat vijftig van deze kinderen hersenletsel oplopen en dat minimaal zeventien kinderen per jaar overlijden. Deze cijfers lijken niet af te nemen; het aantal meldingen en hermeldingen van geweldssituaties neemt alleen maar toe.
Voor alle kinderen is kindermishandeling een ingrijpende en negatieve ervaring, die levenslange littekens nalaat. Daarnaast kunnen het niet-erkennen en benoemen van kindermishandeling en het daardoor opgelopen trauma grote impact hebben op de volgende generatie. En toch laten we die kinderen, die straks zelf ouders zijn, nogal in de steek. Waarom zijn we als beschaafde samenleving niet in staat om deze kinderen te beschermen? Te zorgen dat zij in een veilige omgeving opgroeien en dat de geschiedenis zich niet herhaalt? Sterker nog, waarom is het een onderwerp dat we liever willen vermijden?
Kindermishandeling is een te groot probleem om te overzien, zodat dat we alleen deelaspecten kunnen herkennen. Met kindermishandeling bedoel ik overigens zowel verschillende vormen van fysiek, psychisch en seksueel geweld en verwaarlozing als geweld tussen ouders of opvoeders.
Waarom kunnen we kindermishandeling in onze samenleving nog steeds niet goed als probleem herkennen? Hoe verbeteren we dat? Hoe kunnen we deze kinderen beschermen en voorkomen dat zij later dit patroon zullen herhalen?
Vuile was
Jongeren met geweldservaringen geven aan dat zij zeer terughoudend zijn in het doorbreken van het zwijgen. „Je hangt immers niet je vuile was buiten.” Ondanks allerlei nationale campagnes om meer bekendheid onder burgers te bewerkstelligen, is het niet vanzelfsprekend dat de omgeving het sociale netwerk op kindermishandeling attendeert en ouders aanspreekt. De meeste meldingen bij destijds het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het huidige Veilig Thuis komen nog steeds van de politie. Buren, familie of andere volwassenen rondom de kinderen melden zeer weinig, en ook van scholen komen weinig signalen.
Daarnaast zijn we in Nederland zeer gericht op de rechten van de ouders. Dat is anders dan in bijvoorbeeld Zweden, waar men bij vermoedens van kindermishandeling het kind, zonder de ouders te informeren, uit de klas haalt voor nader onderzoek. Zo’n aanpak is in Nederland niet denkbaar. De sterke positie van de ouders blijkt ook als kinderen behandeling nodig hebben als gevolg van kindermishandeling. Vanwege de ouderlijke macht moeten beide ouders toestemming geven voor zowel onderzoek als behandeling.
Een andere reden waarom we de olifant in de kamer niet herkennen, is de complexiteit van het probleem. De gevolgen van kindermishandeling zijn zeer divers en daardoor moeilijk herleidbaar. Talloze studies tonen aan dat kindermishandeling en het getuige zijn van partnergeweld een enorme impact hebben op de slachtoffers. De lijst met gevolgen voor kinderen is onwaarschijnlijk lang.
Verbeteren
Hoe verbeteren we deze situatie? Om intergenerationele overdracht te voorkomen, is het nodig dat het geweld daadwerkelijk stopt. Afname van geweld leidt direct tot meer sociaal-emotionele veiligheid bij kinderen en minder traumaklachten.
Dat stoppen van geweld blijkt in de praktijk niet eenvoudig. In 2009 en 2012 onderzochten mijn collega’s en ik de aanpak van huiselijk geweld in de vier grote steden. Anderhalf jaar volgden we gezinnen waar sprake was van geweld en deden we op drie momenten uitgebreide metingen. Het merendeel van de gezinnen (92 procent) ontving een vorm van hulp gedurende het eerste jaar na melding. We constateerden dat het geweld in de gezinnen wel afnam, maar dat het in geen enkel gezin daadwerkelijk is gestopt. En het langdurige lichamelijk geweld bleek zelfs nauwelijks te zijn afgenomen.
Afzwakken
Uit de interviews met de moeders blijkt dat zij, hoewel zij hulp of ondersteuning krijgen, zelf niet aankaarten dat er nog steeds geweld plaatsvindt. Enerzijds blijken veel vrouwen bang dat áls zij aangeven dat het geweld nog gaande is, de kinderen uit huis gehaald worden. Anderzijds hebben de vrouwen de neiging om het partnergeweld te bagatelliseren. Een vrouw in het onderzoek die regelmatig geslagen wordt, zelfs een keer met een fles tegen haar hoofd, zegt: „Je hoort weleens van huiselijk geweld dat die vrouwen helemaal in elkaar geslagen worden, dat was bij mij niet zo.”
Daarnaast blijkt dat hulpverleners het thema geweld niet aan de orde stellen in de gesprekken. De hulp is veelal gericht op de onderliggende problematiek, zoals verslaving, psychische problemen of relatieproblemen van de ouders. Professionals vragen niet of de veiligheid van het gezin en de gezinsleden gewaarborgd is. Wil je geweld daadwerkelijk stoppen, dan moet je weten welk patroon van geweld er speelt in het gezin. Maar we weten nog weinig over de onderliggende patronen van geweld.
Wat de zaak compliceert, is dat huiselijk geweld en kindermishandeling zowel in de hulpverlening als in het beleid altijd gescheiden werelden zijn geweest. Als er in de hulpverlening al aandacht besteed wordt aan geweld, dan betreft het slechts een van de vormen van geweld in het gezin. De andere vormen worden over het hoofd gezien, terwijl we weten dat er in een gezin waar mishandeling plaatsvindt meestal sprake is van verschillende vormen van mishandeling.
Hierin is recent verandering gekomen. Sinds 2015 zijn het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld samengevoegd tot één organisatie: Veilig Thuis. Maar een mogelijk risico kan zijn dat juist alles op één hoop gegooid wordt. Dat er te weinig aandacht is voor de verschillende vormen van geweld, voor de verschillende oorzaken die daaraan ten grondslag liggen en de verschillende gevolgen die er kunnen zijn, afhankelijk van het soort en de duur van het geweld.
Hoe dan ook, zorgen dat het geweld stopt, zou de eerste prioriteit moeten zijn van de hulp en bescherming die gezinnen krijgen. Een belangrijke stap daarin is het triage-instrument van Vogtländer en collega’s (2014). Met behulp van dit instrument moeten de medewerkers van Veilig Thuis een risicotaxatie maken van de onveiligheid in het gezin. Eerst veiligheid, dan behandelen. Vervolgens is het van belang om in de hulpverlening en ondersteuning van deze gezinnen aandacht te hebben voor het geweld en de geweldspatronen die daaraan ten grondslag liggen.
Herhalen
Hoe kunnen we kinderen beschermen en voorkomen dat zij later dit patroon zullen herhalen? Het hebben van een sociaal netwerk en steunsysteem en een ondersteunende partner kunnen helpen bij het doorbreken van de intergenerationele overdracht van geweld. Daarnaast is opvoedingsondersteuning, zoals het leren van positief opvoeden, van belang. Ten slotte hebben ouders baat bij therapeutische behandeling om de gevolgen van hun eigen ervaringen in de kinderjaren te kunnen verwerken. Ook zijn kinderen gebaat bij therapeutische behandeling om de traumatische ervaringen te verwerken en het proces van intergenerationele overdracht te stoppen.
Op grond van onderzoek naar de aanpak van huiselijk geweld van het Verwey-Jonker Instituut zijn de belangrijkste aanbevelingen: dat veiligheid voor het hele gezin een onderwerp is dat voorop moet staan tijdens het hele hulpverleningstraject en dat het tot stand brengen van veiligheid een kwestie van lange adem is. En verder: dat het hulpaanbod gelaagd en gefaseerd moet verlopen, omdat het volgende nodig is: bescherming, praktische hulp, ondersteuning van de opvoedingssituatie, aanpakken van in stand houdende risicofactoren en behandeling van de problematiek van alle leden van het gezin.
De auteur is bijzonder hoogleraar intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en directeur van het Verwey-Jonker Instituut. De tekst is een samenvatting van de oratie die zij vrijdag uitsprak.