De zorgen die met het populisme aan de oppervlakte zijn gekomen, zijn vanuit christelijk oogpunt volstrekt legitiem. Is dat de reden waarom ook steeds meer reformatorische christenen terecht sympathie krijgen voor Thierry Baudet?
Het is, dacht ik, meer dan opmerkelijk dat een van de meest succesvolle advocaten van Nederland, de hervormd-gereformeerde Jan Louis Burggraaf (bekend van radio en tv, van GezinsGids en Terdege) naar buiten is getreden als aanhanger van het Forum voor Democratie (FvD), de politieke partij van Baudet.
Burggraaf sprak zaterdag op het congres van het FvD. Hij omarmde onderscheidende standpunten van de partij (zoals het belang van referenda), presenteerde zich als „boze, witte man van middelbare leeftijd” (waar dus helemaal niets mis mee is) en bood zich aan om voor het FvD senator te worden. Burggraaf was tot voor kort CDA’er en speelde binnen deze partij een niet-onbelangrijke rol achter de schermen.
Met deze sympathie voor het FvD treedt Burggraaf in de voetsporen van ds. Henk-Jan Prosman en twee (andere) politieke schelmen binnen de gereformeerde gezindte (en dus dikke vrienden van mij): domineeszoon Cor Verkade, die zijn Amsterdamse kelder aan Baudets partij ter beschikking heeft gesteld, en ondernemer Wilco Boender, de baas van het Conservatief Café in Gouda, waarvoor Burggraaf in juni nog heeft gesproken. Is Baudet bezig met een opmars binnen de gereformeerde gezindte, en is dat begrijpelijk en verklaarbaar?
Cultuurchristenen
Die laatste vraag dringt zich op nu de Waddinxveense predikant Willem Maarten Dekker recent een boek „over het geloof in God de Schepper” heeft gepubliceerd (”Dit broze bestaan”, uitgeverij Boekencentrum). In het lange slothoofdstuk van dit boek komt de kwestie van christendom en populisme nadrukkelijk aan de orde.
Ds. Dekker weet te provoceren. Hij schreef een column over ”bodem en bloed” (in die volgorde), en kreeg de progressieve kerk over zich heen. Het leidde tot een debatavond in de Utrechtse Janskerk, waar ik aan zijn zijde stond, tegenover verdoolde geesten (in dezen) als ds. Piet de Jong en ds. René de Reuver. Ds. Dekker schreef ook een column over een bezoek dat hij aan een regionale FvD-bijeenkomst bracht. Hij sprak Baudet en zag in hem „eigenlijk een geseculariseerde, maar verder tamelijk gewone CHU’er. De CHU was een van de voorgangers van het CDA. Hervormd en ietwat elitair, maar wel het volk dienend.” En hij stelde zich de vraag: „Waarom wordt een rustig en redelijk pleidooi voor een beschaving die in culturele zin christelijk blijft met zo veel ijver geframed als racisme?” (willemmaartendekker.com).
Volgens ds. Dekker is het populisme te wijten aan de elite zelf. Populisme is geen recente reactie op immigratie en globalisering, maar staat in een veel bredere traditie, waarin de vraag centraal staat welke levensvorm bij de menselijke natuur past. Die levensvorm impliceert in deze traditie een thuis, geborgenheid, een plaats waar we broos en kwetsbaar kunnen en mogen wezen: gezin, familie, de kringen van collega’s, vrienden en buren, de kerk.
Globalisering en kosmopolitisme (wat dat dan ook is) hebben niet veel meer te bieden dan „de leegte van een nietszeggende wereldgemeenschap.” Mensen hebben terecht het gevoel dat hun iets wordt afgenomen. En het wordt alleen maar erger wanneer de hoogmoedige profiteurs hen dan wegzetten als losers die niet mee kunnen komen en daarom vol ressentiment zitten.
Deze constatering leidt dan bij ds. Dekker tot een positieve waardering van het platteland en het dorp ten opzichte van de stad, tot liefde voor het landschap (”bodem en bloed”), voor volk en gemeenschap, voor de Nederlandse Hervormde Kerk als volkskerk (wat de PKN als ”het construct van 2004” helaas niet meer wil zijn), tot een pleidooi voor de menselijke maat en tot een positieve waardering van het cultuurchristendom.
Cultuurchristenen zijn mensen die christelijk denken zonder zelf (nog) christelijk te zijn. Ze kennen en waarderen onze tradities en verdedigen die tegen de snode plannen van een ontwortelde elite. Dat is wat een ”populist” als Baudet doet. Een christen begrijpt en waardeert het populisme, begrijpt het beter dan het zichzelf begrijpt.
Traditie en vorming
Biedt het boek van ds. Dekker met dit alles een soort theologische rechtvaardiging van het populisme? Dat denk ik niet. Ook onder populisten huizen vele „valse idealen”, stelt hij vast. Bovendien lijkt hij mij een rationeel-romantische conservatief die al heel tevreden is met de koers van het CDA onder Buma.
Maar ds. Dekker stelt ook dat de zorgen die met het populisme aan de oppervlakte zijn gekomen volstrekt legitiem zijn. „Het idee dat onze cultuur een per definitie opgaande cultuur is, is voor velen onhoudbaar gebleken. Wie dat op de agenda durft te zetten, lijkt meer van Israëls God te hebben begrepen dan zij die niet anders kunnen dan zweren bij vooruitgang.”
Wat ik er zelf van vind? Ik geloof in de optie van Benedictus en dus niet meer in de politiek. Dat wil zeggen: ik denk dat verval en afval zo groot zijn dat wij onze tijd alleen maar als crisis en oordeel kunnen beleven. In zo’n tijd kan politiek geen soelaas bieden – hooguit als weerhoudende kracht, gericht op vertraging en uitstel. Het komt nu aan op traditie en vorming: om het herontdekken en doorgeven van het ware, goede en schone dat ons is overgeleverd.
Staat het FvD aan de zijde van de weerhoudende krachten die daarvoor ruimte willen blijven bieden? Dat is een nog niet beantwoorde, maar wel beslissende vraag. Vooralsnog vind ik Baudet wat te parmantig, is het citeren van Goethe wat anders dan beschaving en doet de sfeer van esthetica en radicaliteit mij vooral denken aan de conservatieve revolutie van Duitsland in de jaren dertig. En daarom sla ik het gelonk van mijn vrienden met meer dan gemiddelde belangstelling maar ook met zorg gade.