OpinieWat zeg je dan?

Kloppen de opstandingsverhalen van Jezus wel?

De verhalen in de vier evangeliën over de opstanding van Jezus lijken niet helemaal met elkaar te kloppen. Hoe zit dat?

Dr. Arco (A.J.) den Heijer
21 April 2025 07:59Leestijd 5 minuten
beeld RD
beeld RD

Er zijn inderdaad grote verschillen tussen de berichten uit het Nieuwe Testament over Jezus’ opstanding. Paulus noemt in zijn brief aan de gemeente van Korinthe verschijningen van de opgestane Heer aan Cefas (Petrus), „de twaalf”, vijfhonderd broeders, Jakobus, „al de apostelen” (kennelijk meer dan alleen de twaalf) en ten slotte aan Paulus zelf (1 Korinthe 15:4-9). Hij zegt niet waar deze verschijningen plaatsvonden.

Verschil

Markus schrijft in zijn Evangelie dat de discipelen naar Galilea moeten gaan en dat ze dáár Jezus zullen zien. In Markus 16:9-20 lezen we nog over andere verschijningen, maar dat gedeelte ontbreekt in de oudste handschriften en is volgens veel onderzoekers pas later aan de tekst van Markus toegevoegd. Ik kom daar zo nog op terug.

In de eerste eeuw verwachtten lezers bij levensbeschrijvingen zoals die van Jezus een karakterschets

Mattheüs sluit aan bij Markus 16:1-8 en vertelt vervolgens dat de discipelen Jezus inderdaad zagen op een berg in Galilea (Mattheüs 28). Vandaar zendt Jezus hen uit om de volken tot zijn discipelen te maken.
Maar Lukas vertelt juist over verschijningen in Jeruzalem: aan de Emmaüsgangers, aan Petrus (vóór of na de Emmaüsgangers? Dat blijft in het midden, Lukas 24:34) en aan „de elf” (want Judas is er niet meer bij). Als je het hoofdstuk leest, lijkt Jezus nog op diezelfde dag de discipelen mee te nemen naar de Olijfberg om in de hemel te worden opgenomen. Maar in Handelingen, geschreven door dezelfde Lukas, blijken er veertig dagen te verstrijken tussen Pasen en Hemelvaart!

Johannes noemt in hoofdstuk 20 eerst een verschijning van Jezus in de graftuin aan Maria Magdalena. Daarna verschijnt Jezus aan „de discipelen” (zonder Thomas) en een week later aan de discipelen met Thomas erbij, beide in Jeruzalem. In Johannes 21 lezen we ook nog over een verschijning aan de discipelen bij het meer van Galilea.

Markus 16:9-20, ten slotte, lijkt een soort samenvatting van Johannes en Lukas: eerst aan Maria Magdalena, dan aan „twee in het veld” (de Emmaüsgangers?), dan aan „de elf”, die Hij uitzendt om het Evangelie te prediken. Er is dus verschil in de plaats van de verschijningen (Galilea of Jeruzalem) en in de volgorde.

Eigenheid

Hoe ga je om met deze verschillen? Het helpt om rekening te houden met het soort teksten die de evangeliën zijn: biografieën volgens de normen van toen. In de eerste eeuw verwachtten lezers bij levensbeschrijvingen zoals die van Jezus niet een zo volledig mogelijke beschrijving van wat die persoon precies wanneer gedaan had. Ze verwachtten een karakterschets: wie was Jezus? Daarvoor geeft elke evangelist een selectie van kenmerkende daden en uitspraken van Jezus, die laten zien dat Hij de Messias is.

Je getuigenis krijgt pas kracht als anderen zien dat Christus leeft in jou (Galaten 2:2)

Iedere evangelieschrijver doet dat op zijn eigen manier. Markus laat Jezus’ optreden in Galilea beginnen. Hij eindigt met de oproep aan de discipelen om naar Galilea te gaan en Hem daar te zien. Dan is de cirkel weer rond: de opgestane Jezus is díe Jezus die in Galilea zoveel demonen had uitgedreven en zieken genezen.

Mattheüs doet iets vergelijkbaars en legt een subtiele link met „de berg” – waarschijnlijk bedoelt hij de berg waar Jezus de Bergrede had gehouden, Zijn eerste grote redevoering in het Evangelie naar Mattheüs (Mattheüs 5-7). Maar Lukas plaatst Jeruzalem in het centrum van zijn vertelling: daar begint het Evangelie (Lukas 1-2), dus daar eindigt het bij hem ook.

Ook in het Evangelie van Johannes is Jeruzalem belangrijk: alleen bij Johannes lezen we dat Jezus verschillende keren naar Jeruzalem gaat voor een Joods feest, niet alleen maar aan het eind van Zijn leven, zoals bij Mattheüs, Markus en Lukas.

„We kunnen niet meer precies reconstrueren wanneer Jezus aan wie verscheen. Maar de Bijbel geeft ons voldoende houvast om te geloven dát Jezus is opgestaan.” Foto: de graftuin in Jeruzalem. beeld RD

Houvast

De vier evangeliën zijn door de Vroege Kerk als viertal aanvaard en daaruit blijkt eigenlijk al: de onderlinge verschillen die ze alle vier op hun eigen manier geven, doen niet af aan de betrouwbaarheid van het beeld van wie Jezus is.

Dat lost niet alle vragen op. We kunnen niet meer precies reconstrueren wanneer Jezus aan wie verscheen. Maar de Bijbel geeft ons voldoende houvast om te geloven dát Jezus is opgestaan. De oudste bron, 1 Korinthe 15, zit qua tijd heel dicht bij de opstanding zelf. Paulus zegt over de reeks verschijningen dat hij al eerder aan de gemeente van Korinthe heeft doorgegeven wat hij zelf ontvangen heeft. Toen Paulus na zijn visioen van Jezus in contact kwam met de apostelen, nog geen tien jaar na Jezus’ kruisiging, werd hem al verteld over de verschijningen aan Petrus, Jakobus en vijfhonderd broeders. Paulus schrijft aan de Korinthiërs: de meesten leven nog, jullie kunnen het navragen. Dat geeft houvast om te geloven dat Jezus werkelijk is opgestaan.

Dit kun je vertellen wanneer iemand je vraagt waarom je gelooft dat Jezus is opgestaan. Je zult daar de meeste mensen niet mee overtuigen. Je getuigenis krijgt pas kracht als anderen aan je zien dat je vanuit het geloof in de Opgestane anders leeft, anders omgaat met je naaste. Als ze zien dat Christus leeft in jou (Galaten 2:2).

De auteur is universitair docent Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Utrecht (TUU).

Meer over
Wat zeg je dan?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer