Er is geen bewijs dat homotherapie werkt
Werkt ”homotherapie”? De publicaties waar dr. M. Klaassen naar verwijst overtuigen niet. Als conservatief weerwoord op homo-emancipatie heeft de therapie een politieke lading.
De storm over ‘Nashville’ is nauwelijks bedaard of dr. M. Klaassen mengt zich in een volgende controverse van Amerikaanse makelij – die over het behandelen van homoseksualiteit (”Homotherapieverbod is tegenstrijdig”, RD 2-3). Dat mag opmerkelijk heten. ‘Nashvillianen’ als hij verzekerden toch juist dat ze níet aanstuurden op genezing? Krijgen hun tegenstanders nu gelijk?
In de VS is ”conversietherapie” wijdverbreid. Naar schatting 700.000 Amerikanen tussen de achttien en zestig probeerden het, vaak als adolescent. Sinds 2012 hebben vijftien staten het echter verboden voor minderjarigen, om te voorkomen dat kwetsbare jongeren in een keurslijf worden gedwongen. Kamerlid Bergkamp (D66) wil laten uitzoeken of zo’n verbod ook in Nederland nodig is.
Volgens dr. Klaassen zou verbieden duiden op vérgaande overheidsbemoeienis. ”Homotherapie” voorziet in een behoefte, stelt hij, en niet zelden werkt het. Ter onderbouwing van laatstgenoemd argument bespreekt hij vier publicaties. Hoewel ik evenmin als dr. Klaassen psychiater of psycholoog ben, meen ik – als socioloog en voormalig hoofdredacteur (1998-2008) van het Maandblad Geestelijke volksgezondheid – daar iets over te kunnen zeggen.
Van den Aardweg
Opvallend is allereerst dat dr. Klaassen níet verwijst naar psycholoog-psychotherapeut dr. G. J. M. van den Aardweg, die vanaf 1967 veel publiceerde over homoseksualiteit. In behoudend-protestantse kring gold hij decennialang als dé expert – tot hij zich van een andere kant liet zien, met boeken over Opus Dei, de Mariaverschijning in Fatima (1917) en boodschappen uit het vagevuur.
Wel genoemd wordt psychiater Jeffrey Satinover, die stelt dat homoseksualiteit vaak te verhelpen is. Zijn „studie”, zo meldt dr. Klaassen, is „onlangs in het Nederlands gepubliceerd”. Maar het Engelstalige origineel verscheen al in 1996, en een studie kun je het niet noemen: Satinover presenteert geen eigen onderzoek, maar recyclet de conclusies van veertien publicaties uit de jaren 1956-1986. Zijn boek verscheen dan ook niet bij een wetenschappelijke, maar bij een (evangelicale) publieksuitgeverij.
Dr. Klaassen verwijst voorts naar een publicatie waarvan de conclusie zou luiden: „Genetische factoren spelen wellicht een rol bij mannelijke, maar lijken onbelangrijk bij vrouwelijke homoseksualiteit.” Bedoelt hij het artikel van Savic en Lindström over verschillen tussen homo- en heterobreinen? Daarin komt deze zinsnede enkel als een terzijde voor: „Wat genetische factoren betreft, is de huidige visie dat ze wellicht... enz.” Dr. Klaassen citeert hier dus verkeerd. „Over genetica met betrekking tot onze bevindingen hebben we niets gezegd”, schrijft prof. Savic me.
Meer aandacht besteedt dr. Klaassen aan de gezaghebbende psychiater Robert Spitzer, die in 2001 vriend en vijand verraste met een onderzoek waaruit zou blijken dat sommige homoseksuelen door behandeling hetero waren geworden. In 2012 herriep hij het echter en bood hij excuses aan voor zijn „onbewezen beweringen”. Volgens dr. Klaassen deed Spitzer dit vanwege „een jarenlange tegencampagne vanuit de homogemeenschap”. Van die zijde kreeg hij inderdaad forse kritiek, maar ook van tientallen wetenschappers. Terecht, erkende Spitzer uiteindelijk, want zijn onderzoek had „een fatale fout”: onduidelijk was of de (zeer religieuze) deelnemers wel eerlijk waren over hun verandering.
Op het spel
Hadden zij dan reden om Spitzer of zichzelf voor de gek te houden? Jazeker. De overgrote meerderheid was geworven via organisaties die conversietherapie aanbieden of daarvoor pleiten. Vier op de vijf deelnemers hadden publiekelijk getuigd van hun ‘genezing’ en een op de vijf was zelf leider of hulpverlener van een ”ex-gay”-organisatie. Velen waren heel lang behandeld, of werden dat nog. Ze wisten wat er op het spel stond, en hadden belang bij een positieve uitkomst.
Volgens dr. Klaassen heeft Spitzer enkel excuses aangeboden vanwege de onbetrouwbaarheid van de antwoorden, „niet vanwege de onjuistheid van de resultaten”. Maar als de antwoorden onbetrouwbaar zijn, hébben we domweg geen resultaten – althans geen op basis waarvan we iets kunnen zeggen over objectieve behandeleffecten. Aan dit manco lijdt ook het onderzoek van Jones en Yarhouse uit 2007: wordt in conversietherapie niet vooral een heteroseksueel zelfbeeld aangepraat?
Gedogen
Geen van de publicaties waarnaar dr. Klaassen verwijst, ondersteunt dus zijn ene argument: dat homotherapie weleens werkt. Rest het andere argument: er is behoefte aan, want sommige jongeren willen geen homo zijn. Maar moet je daarin meegaan als je voorziet dat behandeling heel vaak zal uitdraaien op een teleurstelling? En als je vermoedt dat het, zoals ander onderzoek suggereert, weleens schadelijk kan wezen? Alleen om te voorkomen dat jongeren op zoek gaan naar een nog gevaarlijker ‘uitweg’, lijkt me; dan is gedogen misschien beter dan verbieden.
Volgens dr. Klaassen zou een verbod tegenstrijdig zijn: jongeren die worstelen met hun genderidentiteit krijgen toch ook hulp? Ja, maar daarbij hoef je niet te vrezen dat hun veranderwens is ingeblazen door de naaste omgeving. Welke ouder, jeugdleider of pastor zegt: „Probeer eerst eens geslachtsverandering, dan praten we verder”?
Spitzer was niet de enige die in 2012 het boetekleed aantrok. Dat deed ook Alan Chambers, president van Exodus International, dé koepelorganisatie van en voor christelijke ex-homoseksuelen. Conversietherapie werkt niet en het is schadelijk, verklaarde Chambers. Andere prominente ex-gays hadden toen al bekend dat ze nog altijd homo waren. Exodus International werd in 2013 opgedoekt. In Nederland gebeurde dat al in 1990 met Stichting Een Nieuwe Schepping, nadat directeur Raphaël Creemer opnieuw uit de kast kwam (RD 30-3) en scheidde van zijn vrouw.
Conversietherapie is niet zomaar een vorm van hulpverlening. Ze werd vanaf de jaren zeventig gelanceerd als conservatief weerwoord op homo-emancipatie. Daardoor kreeg ze –hoe goedbedoeld soms ook– een politieke lading, die niet in het belang is van de mensen om wie het gaat.
De auteur is godsdiensthistoricus en socioloog aan de Universiteit van Amsterdam en schreef ”De aard, de daad en het Woord: Een halve eeuw opinie- en besluitvorming over homoseksualiteit in protestants Nederland, 1959-2009” (SCP 2010).