De gereformeerde gezindte is niet vrij van criminaliteit, maar onder ons delen we ruimhartig mantels der liefde uit, die we daders aanmeten. Daardoor bieden wij te weinig erkenning aan de slachtoffers van criminaliteit, vindt Ben de Raaf.
In het decembernummer van het opinieblad Tijdschrift voor de Politie vraagt de hoofdredacteur aandacht voor een artikel van politieman Jan Hoekman, die in het kader van zijn bachelorstudie politiekunde een thesis schreef over de reformatorische gezindte. Collega Hoekman stelt dat er een vertroebeld beeld bestaat over de reformatorische gezindte en… hun criminaliteit. Ja, ook over hun criminaliteit. Er is sprake van criminaliteit van bevindelijk gereformeerden. Hoekman zet als kop boven het artikel: ”Pioniers in de Biblebelt”. Die pioniers zijn de wijkagenten. In dit artikel vraag ik aandacht voor het werkstuk van mijn collega en doe ik een beroep op kerken(raden) om zich te bezinnen. Dominee, agendeer eens een gesprek met uw wijkagent.
Hoekman deed onderzoek onder zeventig respondenten uit de bevindelijk gereformeerde kring, die hij nauwkeurig beschrijft. Een omschrijving waar ik me voluit in herken. Ik zal daarom verder schrijven over ”ons” en ”wij”.
Het beeld dat wij uitstralen is dat van serene rust binnen de gemeenschap, maar dit beeld is niet de werkelijkheid. Wij komen van tijd tot tijd in opspraak. Wij komen in het nieuws vanwege ernstige zedenzaken, onrust rond jaarwisselingen of hevig verzet tegen de autoriteiten, bijvoorbeeld tijdens de MKZ-crisis.
Eigen gevangenissen
Mocht de lezer van het politietijdschrift het beeld hebben dat wij een vroom en gerust leven leiden, dan opent Hoekmans onderzoek de lezer de ogen. Behalve veel politiemensen sprak hij ambtsdragers, schooldirecteuren, hulpverleners en veertig leden van reformatorische kerken op de Biblebelt. Men was het eens: de gereformeerde gezindte is niet vrij van criminaliteit.
Het is schokkend om het zwart op wit te lezen over de groep waartoe ik behoor en die me lief is. Toch is het niet verrassend na bijna 39 jaar werken bij de politie. Mijn werkervaring heeft me ooit eens de stelling ontlokt dat in het rijtje met ”eigen” voorzieningen ”eigen” gevangenissen ontbreken. Het is mijn overtuiging dat deze gevangenissen geen leegstand zouden kennen.
Bagatelliseren
De uitkomst van het onderzoek is vooral niet verrassend als je je verdiept in bronnen. Onlangs werd er in onze gemeente een preek gelezen naar aanleiding van de Dordtse Leerregels over de verdorvenheid van de mens. Mede naar aanleiding van ons signalement uit Romeinen 3 werd het thema uitgewerkt. Ik weet niet of collega Hoekman dit Brononderzoek heeft gedaan, maar het schept duidelijkheid en onderstreept de realiteit van zijn onderzoeksresultaten.
Criminaliteit komt onder ons dus niet minder vaak voor. Wij wijken echter wel af in de wijze waarop wij ermee omgaan. Hoekman beschrijft de reformatorische gezindte als een groep die: 1. naar binnen gericht is (vuile was hang je niet buiten, dat kan de goede naam van de gemeenschap bezoedelen), 2. hang heeft naar bagatelliseren (waardoor problemen onbesproken blijven) en 3. een sterke sociale controle kent (mensen met aanhoudend afwijkend gedrag of eigen opvattingen dreigen uitgesloten te worden).
Aangifte
Een voorbeeld: Wat zou je doen als je in elkaar geslagen zou worden waarbij je een gebroken neus oploopt? Tien tegen één dat je zegt: „Ik stap naar de politie om aangifte te doen.” Nu is de dader iemand die zondag in hetzelfde kerkgebouw zit. Dan blijkt, volgens Hoekmans onderzoek, de zware mishandeling te zijn getransformeerd naar een ruzie die je uitpraat en waarbij je de schade regelt. De achtergrond van de dader bepaalt kennelijk wat wij als crimineel gedrag bestempelen.
De kerk speelt een belangrijke rol bij interventies die plaatsvinden als er sprake is van criminaliteit, overlast en probleemgedrag. Niet zelden komen onze ambtsdragers, die niet als zodanig geschoold zijn, als hulpverlener of politieagent in beeld. Hoe begrijpelijk dit ook is, hier ligt het gevaar van de bagatellisering van het (criminele) feit, de overlast of het probleemgedrag.
„Ach, vroeger deden wij het ook en het komt later allemaal wel goed”, is een gehoorde stelling bijvoorbeeld bij het wegkijken van problematisch drankgebruik in zuipketen, of misdragingen tijdens oud en nieuw.
Volgens Hoekman zijn wij bang dat de gang naar de politie de reformatorische gezindte of zelfs God zal schaden. Een respondent uit zijn onderzoeksgroep vraag zich af hoe vaak Gods naam gelasterd wordt naar aanleiding van een schokkende misbruikzaak. Deze angst weegt voor de respondent zwaarder dan de ernst van het delict. Ik herken dit. Onder ons delen we ruimhartig mantels der liefde uit, die we daders aanmeten, waardoor wij te weinig erkenning bieden aan de slachtoffers van criminaliteit. Wijkagenten in de Biblebelt hebben het gevoel er veelal alleen voor te staan en geen steun te krijgen vanuit de kerkelijke gemeenschap. Wij moeten echt gaan samenwerken met de sterke arm. Laat het werkstuk van Hoekman daar een eerste aanzet toe zijn.
De auteur is werkzaam als operationeel specialist binnen de Dienst Operationeel Centrum Rotterdam van de nationale politie.