Het christelijk onderwijs wordt meer bedreigd door een mentaliteitsverandering van christelijke ouders dan door juridische veranderingen, vindt prof. dr. A. de Muynck.
De bijzonder hoogleraar christelijke pedagogiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn sprak woensdag tijdens de jaarlijkse conferentie van het Contactorgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) in Putten. De bijeenkomst, die ruim veertig bezoekers trok, stond in het teken van het eeuwfeest van de vrijheid van onderwijs.
In zijn openingswoord zei ds. P. van der Kraan, voorzitter van het COGG, dat de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, in gevaar is. Hij zei te vrezen dat er een nieuwe schoolstrijd voor de deur staat. Die opvatting werd door drie sprekers van commentaar voorzien, bijgesteld en gerelativeerd.
Prestaties
Scholen profileren zich tegenwoordig doordat ze de prestaties van hun leerlingen centraal stellen, zei De Muynck. Hij heeft de indruk dat deze idealen het oorspronkelijke ideaal van de christelijke school „infecteren. De idealen bevinden zich niet meer in de sfeer van het vertrouwen dat godsdienst het leven doortrekt, maar hebben veel meer te maken met wat zichtbaar te maken is en wat controleerbaar nagestreefd kan worden.”
„Risicovol”, noemde de hoogleraar het verlangen van de ouders naar prestaties en de drang van christelijke scholen om helemaal mee te gaan in de door de overheid gestimuleerde cultuur van meten. Hij vreest voor een christelijke school die gestempeld is door prestatiedrang. „Het christelijk onderwijs wordt meer bedreigd door deze mentaliteitsverandering bij christelijke ouders dan door juridische veranderingen.”
De christelijke school zal volgens De Muynck vooral moeten inzetten op christelijk wereldburgerschap. „Hij zal zich moeten richten op het vormen van christelijke karakters, enerzijds door leerlingen indringende kennis bij te brengen van de bron, Gods Woord, anderzijds door deugdzaamheid te beoefenen.”
Artikel 23
SGP-Kamerlid Bisschop toonde de aanwezigen een artikel in het jongste nummer van het blad Onze School van de Vereniging Openbaar Onderwijs met als kop: ”De bijl in artikel 23”. Toch wil volgens hem geen Kamerlid echt tornen aan de vrijheid van onderwijs, ook GroenLinks niet. „Ik heb niet het idee dat voorman Klaver van die partij hier een hard punt van gaat maken in de onderhandelingen over het nieuwe kabinet”, stelde hij.
Wat veel meer speelt, zijn volgens hem allerlei „geraffineerde” bedreigingen van buitenaf, bijvoorbeeld van de onderwijsinspectie, die haar boekje te buiten gaat, en het meegaan door scholen en ouders in het leggen van de nadruk op opbrengstgericht leren. Verder wees hij op het gevaar van het invoeren van de acceptatieplicht van leerlingen door alle scholen, die volgens hem zomaar weer op de Kameragenda kan komen.
Bisschop uitte ook zijn zorg over de uitholling van het christelijk onderwijs van binnenuit, door een gebrek aan alertheid in het christelijke kamp en door een geringe betrokkenheid van ouders. Het Kamerlid zei dat steun aan de Reformatorische Oudervereniging (ROV) van „cruciaal belang” is.
Prof. dr. F. A. van Lieburg, hoogleraar religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam, ziet de vrijheid van onderwijs niet direct in gevaar komen. Wel constateerde hij een achterstand in de bezinning op wat de „christelijke scholen onderwezen willen hebben.”
De vraag is volgens Van Lieburg hoelang het christelijk onderwijs in Nederland kan doorgaan met het bieden van een algemeen basispakket met daarnaast een deelpakket. Als voorbeelden noemde hij evolutie en genderdiversiteit. „Kunnen christelijke scholen hun eigen verhaal over die onderwerpen blijven vertellen, of zullen ze gedwongen worden het in de maatschappij gangbare verhaal te vertellen”, zo vroeg Van Lieburg zich af.