Natuurbeschermers in Israël: Wees terughoudend met de aanleg van bossen
Natuurbeschermers in Israël vinden dat het land terughoudend moet zijn met het bebossen van de woestijnen. Daardoor ontstaan er warmte-eilanden.
Al honderd jaar worden er bossen aangeplant in Israël. Het land heeft inmiddels ongeveer 100.000 hectares bebost. De bossen dienen vooral voor recreatie. In 2018 begon de Vereniging voor Natuurbescherming in Israël (SPNI) zich echter af te vragen wat de gevolgen voor het milieu zijn.
De SPNI wijst erop dat Israël in een semidroog gebied ligt. Daarom heeft het van nature in grote delen van het landschap geen of weinig bossen.
Door de uitbreiding van steden en wegen wordt het natuurlijk landschap steeds kleiner. De kwaliteit van het planten- en dierenleven gaat achteruit. „We moeten nadenken over de negatieve ecologische gevolgen van het veranderen van natuurlijke landschappen in bossen. Dat geldt in het bijzonder voor ecosystemen waarin bomen van nature zeldzaam zijn”, staat in een SPNI-rapport over bebossing in Israël.
„We weten nu dat de beste manier om klimaatverandering tegen te gaan het beschermen van natuurlijke ecosystemen is”, zegt SPNI-directeur Iris Hahn. „Bebossing van de natuurlijke ecosystemen in een semidroog gebied of van grasland schaadt de natuur. Ten noorden van Berseba zijn in een semidroog woestijnlandschap dennenbossen aangelegd. Uit onderzoek blijkt dat deze pas na tachtig jaar bijdragen aan de afkoeling. Maarbomen planten in de stad is goed.”
Jay Shofet, voorlichter bij de SPNI, wijst erop dat een woestijnlandschap of gebied met struiken dat lichtgekleurd is, de warmte weerkaatst. „De donkere bomen daarentegen absorberen de stralen van de zon en reflecteren deze vervolgens terug in de lucht. Zo zijn de bossen hitte-eilanden geworden. Pas na tachtig jaar beginnen ze koolstof op te nemen. Maar het is niet waarschijnlijk dat de bomen daar dan nog staan.”