De functie van Nederlandse bossen is de afgelopen dertig jaar verschoven van houtproductie naar die van recreatiegebieden met een grote diversiteit aan planten en dieren. Natuurliefhebbers kunnen er terecht. Bovendien leveren de bossen nog steeds veel hout op. Staatsbosbeheer toont zich tevreden, maar er is ook kritiek omdat het te veel bezig zou zijn met de productie van planken en balken.
Zware machines hebben het bospad veranderd in een modderige glijbaan. Langs het pad liggen op maat gezaagde stammetjes manshoog opgestapeld, met daarnaast enkele nog complete stammen, kaarsrecht. Een aantal bomen in de boswachterij Odoorn in Drenthe heeft een oranje vlek, sommige een blauwe. De exemplaren met oranje vlek worden gekapt, de blauwgevlekte zijn ‘toekomstbomen’; die mogen blijven dankzij hun karakteristieke vorm of bijzondere plaats. Zij krijgen de ruimte en maken het bos natuurlijker.
Harrie Hekhuis, hoofd beheer en productie van Staatsbosbeheer, is tevreden over de ontwikkelingen. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw kwam er met de vrije zaterdag meer aandacht voor de beleving van de natuur en natuurwaarden. Omgevallen bomen werden niet langer opgeruimd, de natuur kon haar gang gaan. Dat was een breuk met het beleid waarbij vooral de houtproductie telde. Toch wil Staatsbosbeheer ook nu zo veel mogelijk voorzien in de behoefte aan hout, een duurzame grondstof immers.
Combineren
De kunst is om houtproductie en veelvormige natuur te combineren én het natuurliefhebbers naar de zin te maken. Als er in een bos op veen- of kleigrond niet wordt gekapt, krijgen de els en de berk als vanzelf de overhand, op arme zandgrond is dat de beuk.
Dat is te zien in het kroondomein rond Paleis Het Loo. Jaap Kuper stuurt zijn stationwagen geroutineerd over de smalle paadjes achter het Apeldoornse paleis, waar hij 25 jaar rentmeester was. Hij laat zien waar het bos onaangetast is gebleven. Kolossale beuken domineren, eiken, berken en kreupelhout leggen het af. „De beuk is het best bestand tegen de schaduw, wordt het hoogst en gaat uiteindelijk overheersen.” Terwijl hij stapvoets verder rijdt wijst Kuper op een eik die tussen de dennen recht naar boven is gegroeid om toch wat licht op te vangen. Verderop toont hij een eik die meer ruimte kreeg: zijn dikke takken vormen een brede kroon.
Kuper –gepromoveerd op een methode om gedegradeerd bos te ontwikkelen tot een bos met hoge natuurwaarden dat ook hout oplevert– is het eens met de visie van Staatsbosbeheer. Maar hij toont zich ook kritisch: „Ze doen daar niet wat ze zeggen.” Daarom is hij uit een adviescommissie gestapt. Het stoort hem dat Staatsbosbeheer stukken bos volledig kapt en opnieuw aanplant. „Verspilling! Zorgvuldig uitdunnen van concurrerende bomen is goedkoper en dient de natuurlijke diversiteit. Als je de aangeplante naaldbomen kapt, ontstaat er weer loofbos, de natuurlijke vorm op de Veluwe.”
Planken
Hekhuis noemt het kappen van bos tot een hoeveelheid van één of twee voetbalvelden soms onvermijdelijk. „Wij willen ook kleinschaliger werken, maar dat kan nog niet overal. In de jonge bossen in Flevoland kappen we populieren en zieke essen, daar planten we eik en beuk aan omdat die zaden daar niet spontaan komen. Noodgedwongen, want het is bepaald niet gratis. Soorten als eik en grove den hebben veel licht nodig en groeien alleen goed bij grotere verjongingsvlakken. Wij willen naast natuurwaarde en -beleving ook balken en planken. Populieren hebben een omlooptijd van 40 jaar en eiken van 200 jaar”, verklaart Hekhuis „In bossen waar onvoldoende hout groeit van goede kwaliteit, zoals lijsterbes en vuilboom en kromme bomen, zorgen we voor een groter aandeel van productieve soorten zoals douglas en grove den en ook voor rechte eiken.”
Een bos produceert jaarlijkse 5 tot 7 kubieke meter hout per hectare. Uitgangspunt is dat zo’n 70 procent van de aanwas kan worden geoogst. En een boom wordt pas gekapt als er een toekomstboom in de buurt staat die profiteert van de vrijkomende ruimte. Dat kunnen ook bomen zijn die er spontaan zijn gekomen.
Met zijn aanpak tast Staatsbosbeheer de natuurwaarde van het bos aan, betoogt Kuper. Hij veroordeelt het verbranden van resthout. „Dat moet in de kringloop blijven.”
Duurzaam
Hekhuis spreekt met waardering over de benadering van Kuper –„Wij zijn het in grote lijnen eens”– maar relativeert dat kap altijd slecht is voor het klimaat: „Hout kan tientallen jaren in een huis zitten als balk of kozijn. Na sloop kan het een tweede leven hebben als vezelplaat en daarna als papier. Pas als dat verrot of verbrandt, komt de koolstof weer vrij. Als je zorgt dat nieuw bos weer veel en liefst meer CO2 vastlegt, is dat winst voor het klimaat.”
Staatsbosbeheer bestrijdt dat het niet duurzaam werkt. Het verwijst naar de goedkeuring van de Forest Stewardship Council (FSC), wereldwijd het strengste keurmerk voor duurzaam bos. Hekhuis wijst erop dat de ruim 500 hectare die per jaar wordt gekapt maar 1 procent is van het totale areaal van Staatsbosbeheer waar hout wordt geproduceerd. Daarnaast beheert Staatsbosbeheer ruim 30.000 hectare aan natuurbos, zonder houtproductie. In totaal bijna 100.000 hectare.
Keurig in het gelid
Natuurlijk oerbos bestaat niet meer in Nederland. In de middeleeuwen zijn de loofbossen gekapt voor scheeps- en woningbouw en om te stoken. „Honderd jaar geleden kon je vanaf de Veluwe zo naar de toenmalige Zuiderzee, tegenwoordig het IJsselmeer, kijken”, illustreert Harrie Hekhuis, hoofd beheer en productie van Staatsbosbeheer. „Honderdvijftig jaar geleden was 1 procent van het land bedekt met bos, nu is dat 10 procent.”
Het meeste bos is sinds het begin van de negentiende eeuw aangeplant. Arme zandgronden werden beplant met snelgroeiend naaldhout ten behoeve van telegraafpalen en stutten in de kolenmijnen. Dat gebeurde in blokken, meest douglassparren en grove dennen. Dat is nog steeds te zien: de bomen zijn even oud, even groot en staan keurig in het gelid.
Dit is niet de omgeving waar de biodiversiteit floreert. Dieren en planten hebben behoefte aan variatie. Die ontstaat vanzelf als je oude bomen om laat vallen en laat liggen. De boswachter bespoedigt dat proces door selectief te kappen. Zo ontstaan plaatsen met meer zonlicht en verandert de vochthuishouding. Dat biedt ruimte voor verjonging én andere soorten.