Prof. dr. Hans Cools, senior onderzoeker vroegmoderne geschiedenis bij de Fryske Akademy, is bezig met een onderzoeksproject over politieke en religieuze cultuur in vroegmodern Friesland. Daarin komt ook de Beeldenstorm in de provincie terug.
Wat probeert u in beeld te brengen met uw onderzoek naar de Beeldenstorm in Friesland?
„Mijn onderzoek naar de Beeldenstorm in Friesland past in een ruimer project, over de politieke en religieuze cultuur in vroegmodern Friesland – circa 1450 tot circa 1800). Daarbij wil ik nagaan hoe de Habsburgse gezagsdragers in Friesland, net als elders in de Nederlanden, de Contrareformatie –of Katholieke Hervorming– op de rails probeerden te zetten. Dat streven faalde jammerlijk in Friesland, en dat bleek onder andere uit de manier waarop de Beeldenstorm zich hier voltrok.
In mijn project ga ik na aan welke factoren die mislukking te wijten was en in welke mate zij er mede de oorzaak van was dat Friesland na 1580 een bijzonder gewest binnen de Nederlandse Republiek werd. Eind 2018 moet het onderzoeksproject gereed zijn. Als het goed gaat komt er in oktober 2018, als onderdeel van Culturele Hoofdstad 2018, ook een tentoonstelling in historisch en letterkundig centrum Tresoar.”
Er was een groot verschil in de Beeldenstorm als het gaat om de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden.
„Dat klopt. De Zuidelijke Nederlanden bestonden uit het tegenwoordige België en de Franse departementen Nord en Pas-de-Calais. Die Franse departementen hoorden tot de tweede helft van de zeventiende eeuw –met uitzondering van een klein gebied rond de stad Calais– tot de (Zuidelijke) Nederlanden en zijn toen door Lodewijk XIV bij Frankrijk aangehecht.
De verdeling tussen Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden is eerder toevallig ontstaan, als een gevolg van de Opstand tegen de Spaanse koning Filips II, die wij kennen als de Tachtigjarige Oorlog. Toen Friesland nog naar de Opstand moest overgaan (1579-’80) waren in de grote steden in het zuiden –Antwerpen, Brussel, Gent et cetera– radicale calvinistische stadsbestuurders aan de macht. De Beeldenstorm heeft het sterkst gewoed in de kerngewesten, rond de monding van de grote rivieren: Vlaanderen, Brabant, Zeeland en Holland. De meer perifere gewesten die daar als onderdelen omheen lagen, waren later aan de beurt en daar waren de woelingen minder heftig. Dat is ook logisch: daar lagen de grote steden en was de religieuze, economische en politieke polarisatie het grootst.
Zeker in het noorden en oosten van de Nederlanden woedde de Beeldenstorm veel minder ernstig dan in dat kerngebied; het was een beweging die naarmate ze langer duurde aan kracht verloor: de woede werd steeds minder blind en de gezagsdragers konden er beter op anticiperen.”
Moeten we treuren om de Beeldenstorm?
„Natuurlijk is het jammer dat er bij de Beeldenstorm ontzettend veel religieuze kunst verloren is gegaan, maar dat is een proces dat bij geschiedenis hoort. Belangrijker lijkt mij de vraag naar de plaats van religie in de samenleving. Hangen geweld en religie onlosmakelijk met elkaar samen? En wat is precies de rol van de overheid in de samenleving? Mag zij gewetensdwang uitoefenen, en zo ja op welke gronden? De religieuze overtuiging van de gezagsdragers opleggen aan de hele samenleving? Het zijn vragen die ook vandaag bijzonder actueel zijn. Denk maar aan de gebeurtenissen in het Midden-Oosten, aanslagen die ook in West-Europa uit naam van een religieuze overtuiging worden gepleegd en de wijze waarop wij als samenleving daarop reageren.”
In welke zin is het goed om te herdenken dat er zoiets als een Beeldenstorm is geweest?
„De Beeldenstorm maakt deel uit van onze collectieve herinnering. Hij markeert het moment waarop grote groepen protestanten naar de wapens grepen om hun religieuze overtuiging aan de hele samenleving op te leggen – ook omdat zij in de overtuiging leefden dat de eindtijd naderde. De wereldlijke overheid reageerde daar dan weer bijzonder hard op en kreeg de geest nooit meer in de fles. De Beeldenstorm vormde dus de opmaat tot de Tachtigjarige Oorlog en staat aan de wieg van het moderne Nederland.
Je kunt je in deze tijd ook afvragen wat onze positie is als het gaat om waarden zoals pluriformiteit en verdraagzaamheid. We halen geen beelden naar beneden, maar afwijkende denkbeelden en overtuigingen worden niet altijd getolereerd.”
We herdenken volgend jaar ook 500 jaar Reformatie. Als u kijkt naar het besef van de Reformatie, wat is volgens u dan belangrijk om te weten?
„De Reformatie hangt onlosmakelijk samen met het humanisme. Humanisten geloofden dat de waarheid kenbaar was en dat die waarheid te vinden was in de oudste, zuiverste versie van teksten. Vandaar dat Erasmus groot belang hechtte aan de juiste, oorspronkelijke Bijbeltekst. Reformatoren gingen net zoals humanisten op zoek naar de juiste Bijbeltekst en probeerden die vervolgens in de volkstaal om te zetten – Luthervertaling, Statenbijbel, King James Bible. Zo meenden zij Gods bedoelingen met de wereld en de mensen te kunnen achterhalen, om er zich vervolgens naar te schikken.
Die grondhouding getuigde van vooruitgangsgeloof en was buitengewoon optimistisch. Maar helaas bleek die waarheid niet zo makkelijk vindbaar. De religieuze verhoudingen verstarden dan ook tussen 1540 en 1560 en het aanvankelijk optimisme veranderde in groot pessimisme – ook in het vermogen van de mens om het goede te doen. Die verstarring leidde dan weer tot allerlei religieuze spanningen en oorlogen. Wat mij betreft, is het dus belangrijk om de twee kanten van de medaille ten opzichte van de Reformatie altijd voor ogen te houden: optimisme en pessimisme over de mogelijkheden van de mens en mensheid.”
Gaat de Fryske Akademy aandacht besteden aan het Lutherjaar en de Reformatie en hoe de kerkelijke verhoudingen veranderden in de zestiende eeuw?
„De Fryske Akademy neemt deel aan een werkgroep waarin ook vertegenwoordigers van Tresoar en van verschillende protestantse kerken zitten. Die werkgroep coördineert een reeks van initiatieven. Zo hoopt hij volgend jaar in Leeuwarden een congres en een lezingenreeks voor een breed publiek op te zetten. De Fryske Akademy zal in het voorjaar van 2018 een wetenschappelijk congres organiseren waarin de vraag centraal staat hoe het religieuze landschap in de eeuw tussen het begin van de Reformatie (1517) en de synode van Dordrecht (1618) gestalte kreeg.”
----
Prof. dr. Hans Cools
Hans Cools (Leuven, 1969) studeerde geschiedenis en wijsbegeerte in Antwerpen, Lille en Gent. Vervolgens was hij als onderzoeker verbonden aan het Europees Universitair Instituut te Florence.
In 2000 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna werkte hij als postdoc in Leiden (1999-2003) en als staflid bij het Koninklijk Nederlands Instituut te Rome (2003-2006). Sinds 2006 doceert hij in Leuven, eerst voltijds en sinds 2015 in deeltijd. In januari 2015 is hij aangetreden als senior onderzoeker vroegmoderne geschiedenis (1500-1800) en lid van het managementteam bij de Fryske Akademy. In zijn onderzoek besteedde Hans Cools aanvankelijk vooral aandacht aan de impact van sociale structuren op staatsvorming in de laatmiddeleeuwse Nederlanden. Het afgelopen decennium heeft hij zijn onderzoekspraktijk verbreed en zich toegelegd op de studie van de politieke en historische cultuur in vroegmodern Europa. Veel van zijn publicaties hebben een biografische inslag. Cools wil in zijn werk „achterhalen wat mensen in het verleden heeft bewogen.”
Hij publiceerde onder meer in 2010, samen met C. Santing en H. de Valk, over paus Adrianus VI, de enige Nederlandse paus die er ooit is geweest.