Hoe veilig is het nu eigenlijk in Nederland? Die vraag dringt zich op na de melding eind vorige week in een rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) dat vorig jaar het aantal geregistreerde misdrijven met 5,1 procent is gedaald ten opzichte van 2015. En het aantal verdachten daalde nog sneller. Daar ging het vorig jaar om 11 procent. In tien jaar tijd daalde het aantal misdrijven zelfs met 29 pro- cent. Dus het gaat de goede kant op. Veel Neder- landers hebben echter dat gevoel bepaald niet. Hoe komt dat?
Eerst maar even de cijfers wat nader bekeken. Die doen toch wel even schrikken. Er werden vorig jaar door de politie 930.000 misdrijven geregistreerd. Dat is niet niks. En het aantal mensen dat er vorig jaar iets op zijn kerfstok bijkreeg is 270.000. Ter vergelijking: dat is tweemaal de totale bevolking van Apeldoorn met zijn omliggende dorpen. Conclusie: weliswaar gaan veruit de meeste mensen niet over de schreef, maar de groep die dat wel doet, is zeer omvangrijk. Met andere woorden: men mag dankbaar zijn dat de criminaliteit daalt, maar er is nog lang geen sprake van een aanvaardbaar niveau.
Dat is overigens niet de enige kanttekening. Het blijkt dat lang niet alle boevenstreken worden geregistreerd. Oplichting via internet, helaas een groeiend kwaad, blijkt nauwelijks gemeld te worden bij de politie. Bewuste beschadiging van bezittingen, ordinair vandalisme dus, wordt ook niet altijd aangegeven.
Derde punt is dat er vormen van criminaliteit zijn die weliswaar bekend zijn bij de politie, maar waar ze niet aan toe komt om die aan te pakken. Het bestrijden van de zware criminaliteit, neem de drugshandel, kost veel mankracht. Sommige zaken, die wel bekend zijn bij de politie, blijven liggen door gebrek aan capaciteit. Om die reden slaakt de politie met een zekere regelmaat noodkreten. Ze kan het werk niet aan.
De cijfers van het WODC zijn mooi, maar ze stellen de burger zeker niet gerust. De uitkomsten van het zaterdag gepubliceerde rapport zijn dan ook geen indicatie voor het veiligheidsgevoel van de burger.
De man of vrouw in de straat ervaart namelijk niet dat het veiliger is geworden. Integendeel, met een grote regelmaat voelt die zich onveilig. Bijvoorbeeld door het gedrag van hangjongeren. Wanneer die een buurt onveilig maken, is het prachtig als er cijfermatig sprake is van een daling van de misdaad, maar voor de burger blijft het probleem levensgroot. Voor hem is van belang dat de hangjongeren worden aangepakt.
Daarvoor is politiecapaciteit nodig. Wanneer echter bij een klacht over wangedrag van jongeren de politie soms na tijden of helemaal niet komt opdagen, zal het veiligheidsgevoel –ondanks alle mooie cijfers– bepaald niet toenemen.
Dit voorbeeld zou kunnen worden aangevuld met andere vormen van (kleine) criminaliteit. En juist die vorm van kwaaddoenerij voedt de onveiligheidsgevoelens van mensen. Wil dat verbeteren, dan zal er toch echt meer blauw beschikbaar moeten komen en op straat zichtbaar moeten zijn. Even wachten wat de coalitiepartners daarover hebben afgesproken.