Opiniecolumn enny de bruijn

De reformatorische grondtoon verandert

De mensen die dertig jaar geleden ”bevindelijk gereformeerden” heetten, heten nu ”refo’s”. Maar er is meer veranderd dan de naam alleen: ook de reformatorische grondtoon lijkt anders geworden.

Enny de Bruijn
14 November 2022 21:00Gewijzigd op 14 November 2022 21:37
beeld Jan van Reenen
beeld Jan van Reenen

Refo’s houden graag vast aan het idee dat ze altijd hetzelfde geweest zijn – het liefst al sinds de Reformatie waaraan ze hun naam ontlenen. Ze lezen uit de oude Statenvertaling, ze gaan op zondag ter kerke, ze houden de oudvaders hoog (of ze ze ook echt lézen is een ander verhaal), ze zingen uit de psalmberijming van 1773 en ze hechten aan de oude normen en waarden op het gebied van zondagsheiliging, huwelijk en gezin. De wereld mag veranderd zijn, zij niet.

Maar niets is natuurlijk minder waar. Zoals elke periode in de kerkgeschiedenis weer anders was, zo hebben ook de christenen in al die perioden het stempel van hun eigen tijd gedragen. Om dat te beseffen hoef je helemaal geen grote onderzoeken te doen. Je hoeft alleen maar goed om je heen te kijken in eigen kring, en in de loop van de jaren wat ouder te worden. Dan zie je het vanzelf, op een gegeven moment.

Op de tentoonstelling ”Bij ons in de Biblebelt” (2019) werd die verandering in beeld gebracht. Je zag de oude vrouwen in hun ouderwetse, stemmige kleding, en de jonge vrouwen – nog steeds met een rok aan, en soms ook in het zwart, maar dan wél volgens de laatste mode. Je zag de oude boeken in hun perkamenten banden, gelezen door vele generaties bevindelijken, en de nieuwe filmpjes waarin de refo’s van vandaag hun opvattingen verwoordden.

Maar dat alles is de buitenkant, de vorm. De grootste verschuiving zit dieper. Daarvoor moet je verder kijken dan de kleding of de opvattingen over ethische of maatschappelijke onderwerpen, daarvoor moet je vooral kijken naar de houding en luisteren naar de toon. En je goed herinneren hoe die houding er vroeger uitzag, hoe die toon vroeger klonk.

Toen ik ging studeren zei een van de Utrechtse docenten: „Je haalt de reformatorische studenten er elk jaar weer zó uit, ook als je het niet aan hun kleding ziet. Ze hebben zoiets bescheidens, zoiets verlegens… Alsof ze zich bij voorbaat verontschuldigen.” Laat ik meteen zeggen: ook in die tijd gold dat niet voor iederéén. Er waren toen evenveel verschillen tussen jongeren als nu, en eigenlijk is dit stukje dus veel te generaliserend. Maar toch zegt het wel íéts dat de houding van veel reformatorische jongeren bij een seculiere docent opviel als ”anders en terughoudender dan de anderen”.

18776507.JPG
beeld Henk Visscher

Wereldvreemdheid

Dat had natuurlijk ook te maken met een zekere mate van wereldvreemdheid die veel reformatorische jongens en meisjes van achttien in die tijd hadden. Ze hadden thuis geen televisie, ze waren minder opgegroeid met de film- en voetbalhelden waar hun medestudenten over praatten, ze hadden thuis en op school geleerd dat het erom ging ”in de wereld, maar niet van de wereld” te zijn – en die wereld zag er, zo van een afstand, best bedreigend uit.

Hun ouders –vaak wat minder hoogopgeleid dan zijzelf later zouden zijn– hadden soms zelfs benadrukt dat ”de wereld” je toch niet begreep, en dat daarom een afgewende, wereldmijdende houding in de meeste gevallen te verkiezen was boven discussie over allerlei dingen waar je het tóch niet over eens werd – met het risico dat de wereld jóú daarin beïnvloedde en meesleepte, in plaats van andersom. Geen wonder dus dat deze beginnende studenten vaak voorzichtig-aan hun eerste stapjes in die grote wereld zetten, en pas na een tijdje tot de ontdekking kwamen dat je heel gewoon in gesprek kon gaan met andersdenkenden.

Dat alles is mét de tijd veranderd. Het is mooi om te zien dat de reformatorische jongeren van nu veel sneller zichzelf zijn en dat ze zich niet laten terneerdrukken door wat een ander daarvan zou kunnen vinden. Dat ze staan voor wat ze geloven en daar openhartig over praten. Minder wereldvreemd zijn ze ook dan de jongeren van vroeger, doordat ze opgegroeid zijn met internet en sociale media. Ze staan zelfstandig in de wereld, en ze weten hun soms impopulaire opvattingen met verve voor het voetlicht te brengen.

Die ontwikkeling lijkt me een mooie ontwikkeling. Maar zoals bij alle goede dingen: als je erin doorslaat, gaat het weer de verkeerde kant op. Dat is iets om alert op te zijn, want het is soms maar een kleine stap van zelfstandig naar zelfbewust, en van zelfbewust naar al te strijdbaar. Of al te zelfgenoegzaam. En dat geldt niet alleen jongeren, maar ook ouderen.

Soms, als ik de advertentiepagina’s uit de reformatorische wereld bekijk, denk ik: Wat zouden onze bevindelijke voorouders ervan vinden? Dat we onszelf ”professioneel” en ”succesvol” noemen, of ”moedig” en ”zelfbewust” en ”relevant”, dat we ”trots” zijn op wat we doen en ”bouwen aan succes”? Daarin proef je de invloed van allerlei businesscoaches en managementboeken, die –geheel in lijn met de tijdgeest– leren dat je je zelfbewust moet presenteren. En dat het ontwikkelen van jezelf en je eigen persoonlijkheid het belangrijkste instrument is voor succes.

Je kunt zeggen: Zulk taalgebruik is logisch in reclameuitingen, want bedrijven moeten zichzelf nu eenmaal verkopen. Maar dertig jaar geleden zeiden reformatorische ondernemers in hun advertenties minder gauw van zichzelf dat ze zo geweldig waren. Meestal prezen ze slechts hun prodúcten aan – en dat is toch iets anders.

Maar ik wil ook weer niet te veel ophangen aan het taalgebruik in reclame. Ik denk soms alleen: Hoe kunnen we onze huidige manier van praten, schrijven en discussiëren verenigen met de oude, bevindelijke grondtoon van ”ootmoed”? Ootmoed is: buigen voor God, eigen kleinheid beseffen, de ander „uitnemender achten” dan jezelf (wat overigens niet betekent: jezelf minachten of je eigen opvattingen laten ondersneeuwen). Ik vraag me af welke rol ootmoed kan spelen in een samenleving die steeds minder tolerant wordt. Moet je op de groeiende onverdraagzaamheid ten opzichte van orthodoxe christenen reageren met extra zelfpromotie, of met verhoogde strijdbaarheid, of juist met verdiepte ootmoed? Of toch alles op z’n tijd?

Enny de Bruijn is schrijver en journalist.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Spotlight

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer