Opinie

Rusteloze zoekers en een God Die vindt

Nederland heeft in religieus opzicht een woestijnklimaat. We behoren tot de meest geseculariseerde landen van Europa. Velen zoeken zonder te willen vinden. Het wonder van het Evangelie is dat God de zoeker zoekt.

Ds. René de Reuver
1 November 2022 10:30
„Je inlaten met nieuwerwetse levenbeschouwelijke inzichten oogst welwillende belangstelling; je verdiepen in het christelijk geloof meewarige blikken. Alsof je de auto in z’n achteruit zet en vol gas geeft.” beeld iStock
„Je inlaten met nieuwerwetse levenbeschouwelijke inzichten oogst welwillende belangstelling; je verdiepen in het christelijk geloof meewarige blikken. Alsof je de auto in z’n achteruit zet en vol gas geeft.” beeld iStock

De actualiteit kunnen we onmogelijk even parkeren. Een voortdurende oorlog, een klimaatcrisis, een energiecrisis, een gierende inflatie, een vluchtelingencrisis, enzovoort. En tegen die achtergrond, in het religieuze woestijnklimaat, denken we na over ”zinnig zoeken”.

Een somber decor. Toch verbaast het me niet als iemand tegen deze achtergrond hartstochtelijk zoekt naar zin. Geen massa’s maar iemand, die, als een gretige strandjutter, loopt te grasduinen langs de vloedlijn van onze cultuur. Sprokkelend en met een slag om de arm. Want zoals Rutger Kopland vijftig jaar geleden al schreef: „Wie iets vindt, heeft slecht gezocht.” Dus altijd maar weer: zoeken. Want „onrustig is ons hart.”

„Het probleem met intellectuelen die willen geloven is vaak dat zij ook weten wat zij niet willen geloven”, schrijft Willem Jan Otten. „Ze willen er niet intrappen. Waar niet in? In ”troostsmoezen”. Hoe leg je uit dat het om bezwijken gaat?”

Leegte

Kort voor de coronacrisis wierp NRC de vraag op: Wat zegt het over onze tijd dat juist psychiaters een sterrenstatus hebben? Dirk de Wachter merkt hierbij op: „Er is een gevoel van zinloosheid en leegte onder alles. Dat heeft te maken met de doorgedreven consumptiemaatschappij. De gedachte was: wij kunnen met vrolijkheid en consumptie dat gebrek aan zin wel maskeren. Maar ge kunt nog eens een wellnessweekend doen, maar dat vult de ledigheid niet op.”

Voor jezelf een levensbeschouwing creëren is een hele klus. Tijdrovend. Soms plezierbedervend. Voor sommigen betekent het slecht slapen en depressieve buien. En dan zijn er nog de mensen voor wie de existentiële zoektocht door het leven min of meer een lijdensweg is of –nog erger– doodloopt.

Al dat ”zoeken” ráákt me. Maar méér nog ben ik onder de indruk van het fundamentele gegeven dat God óns zoekt. Zoals blijkt uit het Evangelie in een notendop: het verhaal van Zacheüs. Dat kleine, rijke mannetje is een zoeker. Hij wil Jezus zien. Hij klimt in een boom en doet daar de ontdekking dat hij wórdt gezien. Jezus zoekt de zoeker. En vindt ’m.

Ik wás een rusteloze zoeker, totdat ik wérd gevonden. Dat refrein hoor ik vaak terug in getuigenissen van gelovigen. Wat mij steeds weer ontroert, is te horen en te ervaren dat ik gevonden bèn. Ik heb het telkens weer nodig dit te horen, om niet ten prooi te vallen aan vertwijfeling. Maar telkens als ik het me weer te binnen breng, als ik het hoor en uitzing, is het alsof er een nieuw fundament onder mijn leven wordt geschoven.

Columnist en auteur Stephan Sanders was een zoeker. Hij ging ”proefgeloven” en deed in dagblad Trouw verslag: „Ik zocht niet, maar werd gevonden.” En auteur Willem Jan Otten zegt over het begin van zijn geloofsweg: „Ik was zoekende, maar wilde liefst niet vinden.”

Ik snap de houding heel goed. Je houdt je kaarten aan de borst. Je blijft een interessante, zinnige zoeker. Je inlaten met allerlei nieuwerwetse levenbeschouwelijke inzichten oogst belangstelling. Maar zodra je zegt je te verdiepen in het christelijk geloof wordt er meewarig gekeken. Alsof je je auto in z’n achteruit zet en vol gas geeft.

Zoeken zonder te willen vinden. Dat moet wel hondsvermoeiend en uitputtend zijn. En de vraag is: Waar en hoe zoek je? En: Wie?

Geloof à la carte

Laat me een paar kritische vragen stellen.Geloof heeft binnen het christendom onmiskenbaar een persoonlijke kant. Maar dat is iets anders dan de postmoderne individualisering of privatisering van geloof, waarbij ieder zijn geloof als het ware à la carte samenstelt. Ik las ergens: „Dit geïndividualiseerde geloof is slechts een bevestiging van je ego. Het is geloof zonder ethische zelfkritiek en uitdaging, en zonder rationele reflectie (…). Als je het object van je geloof zelf formuleert of moduleert, dan is dat uiteindelijk een geloof in jezelf” (Wil van Bercken).

Mijn vraag is: Kan zo’n geloof de ruige werkelijkheid van alledag aan? Biedt het troost? En stelt het jou als gelovige onder kritiek?

In de liturgie belijd ik een onvanzelfsprekend geloof, maar dat vreemde geloof bevrijdt me uit het ronddraaien in mijn eigen kringetje. Ik creëer niet mijn geloof, maar de geloofstraditie creëert mijn persoon. Het zet alles in een ander perspectief: mens, wereld, verleden, heden en toekomst. Het geeft me houvast en hoop, zelfs midden in de crises.

Voor veel gesprekspartners in de bundel van Pauline Weseman is de kerk een huis dat ze korter of langer geleden achter zich gelaten hebben om „voor zichzelf” te beginnen. Onder het lezen bekruipt mij de vraag: hoe lang zou ik het uitgehouden hebben, in de kerken die zij beschrijven? In een kerk met het afgeronde, kloppende leersysteem, dat anderen uitsluit. In een kerk met een overdosis aan oordelen. Een kerk met fundamentalistische evangelische pijlers, maar niet bestand tegen de rauwe kanten van het leven. In een kerk van betweters en allesvinders. Ik zou er ook uit vertrokken zijn. Maar niet om daarmee ”de kerk” vaarwel te zeggen. Laat staan de Heer van de kerk, de Gekruisigde en Opgestane, van wie ik, Goddank!, niet los kom. Mijn vraag, om het op scherp te stellen: Heb je de deur niet te snel achter je dichtgetrokken? Heb je alle kamers in dit uitgestrekte en veelzijdige huis van de Heer uitgekamd? Ben je afgedaald naar de schatkamers van de traditie en van de liturgie?

Als derde een kritische vraag aan de kerk, aan mijn geloofsgenoten: Waar en wanneer, hoe vaak hebben wij aanleiding gegeven dat mensen hun heil elders zijn gaan zoeken? Was de kerk daar waar Christus was? Volgden we Zijn spoor of waren we druk met ons eigen kerkelijk bedrijf? Zagen we hen en zien we elkaar met de ogen en liefde van Jezus of alleen vanuit het belang van onze religieuze club?

Christocentrisch

In het verlengde hiervan nog één vraag aan ons allen: Waar is in de kerk en in de ”nieuwe vormen van christendom” de concentratie op Christus? Augustinus zei al: „Wie niet in Christus is, is geen christen.”

Pauline Weseman omschrijft het proces om dicht bij je ziel te komen als „sterven en opstaan.” Ik herken dit. In navolging van Jezus moet onze ziel opnieuw geboren worden. In een totale reset moet de blikrichting radicaal verlegd, om gevormd te worden Christus’ beeld.

Deze concentratie bevrijdt mij uit mijn isolement. Christus is niet los verkrijgbaar. De navolging van Hem verruimt mijn ik tot een wij. Het zet me in een eeuwenoude traditie en wereldwijde gemeenschap, de kerk. Prachtig is het dat de oudst bekende versies van de eerste oecumenische Geloofsbelijdenis (Nicea, 325) begint met: „Wij geloven…” Geloof schept gemeenschap.

Rusteloos zoeken. 1700 jaar terug zei Augustinus al: „Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in U.”

De auteur is scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Dit artikel is een verkorte weergave van de jaarlijkse protestantse lezing.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer