Christenrentmeester beheert landgoed „volgens wensen van eigenaar”
”Rentmeesterschap” is een tegenwoordig veelgebruikt begrip als het gaat om duurzaamheid en zorg voor de schepping. Echte rentmeesters kennen we uit de Bijbel, maar ze blijken ook vandaag de dag nog te bestaan. Martin Visscher is een van de pakweg 500 rentmeesters in Nederland. Wat doet een rentmeester precies?
Bescheiden wolkenvelden drijven door de blauwe middaglucht. De heldere najaarszon heeft een flink deel van de tijd vrij spel in het Drentse land en speelt met licht en schaduw op de akkers en weiden, de bossen en heiden en de voorzichtig verkleurende bomen in de houtwallen van het Drents-Friese Wold.
Op de grens van bos en bouwland staat een voormalige boerderij. Het pannendak van de schuur is begroeid met mos. De boer is verhuisd naar Friesland, vertelt de 55-jarige Martin Visscher op de pachtboerderij van Landgoed Landarbeid onder Doldersum. Als rentmeester is Visscher verantwoordelijk voor het beheer van het landgoed, dat eigendom is van een stichting. Daarnaast werkt hij nog voor andere opdrachtgevers, als rentmeester, taxateur, projectregisseur en consultant.
Een deel van die werkzaamheden valt tegenwoordig ook onder rentmeesterij, vertelt hij. „Rentmeesters kennen we uit de gelijkenissen in de Bijbel. Zij zorgden voor het beheer van een landgoed in opdracht van de eigenaar volgens zijn wensen. Dat is het werk van de traditionele rentmeester. Anno 2022 zijn er nog allerlei andere werkzaamheden bij gekomen, zoals aan- en verkoop van gronden, taxatie van bossen en landerijen en de rol als grondregisseur landelijk gebied bij bijvoorbeeld een provincie.”
De kern van het werk is echter nog steeds zorgen dat het (land)goed in stand blijft voor de komende generaties. Daarom is ”rentmeesterschap” in overdrachtelijke zin een goed passende term, meent Visscher, en eigenlijk hetzelfde als duurzaamheid. „Duurzaamheid betekent iets economisch en ecologisch in goede staat houden.” Dat is wat hij als christen belangrijk vindt en als professional onder andere in praktijk brengt op Landarbeid.
Hernhutter
Op de voet gevolgd door zijn hond, die gehoor geeft aan iedere handbeweging van zijn baas, loopt de rentmeester een graspad op langs de akker en vertelt over de geschiedenis van het landgoed. „Dit landgoed maakte deel uit van het Doldersummerveld, dat evenals de koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid was aangekocht om jeugddelinquenten te huisvesten voor heropvoeding” (zie ”Landarbeid”). „Toen de overheid de steun aan dit project stopzette kocht doctor Besier, een hernhutter, het gebied. Na zijn overlijden werd dit verdeeld en werd de Besierstichting opgericht, die 32 hectare behield.”
Visscher is voorzitter van de stichting en zet samen met twee andere bestuursleden het beleid uit. Als rentmeester zorgt hij ervoor dat zowel de gebouwen en de landbouwgrond als natuur en landschap in stand gehouden worden en de stichting voldoende inkomsten heeft om dit te bekostigen. Hij ontvouwt een kaart van het gebied, met verschillend gekleurde vakken. „We ontvangen natuurbeheersubsidies. Daarnaast verhuren we de voormalige directiewoning en het keukengebouw –daar komen we straks langs– als vakantiewoning en krijgen we inkomsten uit de pacht.”
Dassensporen
Tijdens het lopen wijst hij naar de grond. „Dassensporen.” In het gras zijn grillige wroetsporen zichtbaar, en in het bouwland eveneens. Dat is niet zo’n probleem meer, want er staat nu wintergraan op als groenbemester en het zal binnen afzienbare tijd worden omgevormd in natuur, dat wil zeggen: kleinschalig akker- en weidelandschap met ruimte voor flora en fauna.
Europa verplicht Nederland meer werk te maken van natuurbehoud, vertelt Visscher. Daarom is destijds de Ecologische Hoofdstructuur bedacht. De uitwerking daarvan heeft lang stilgelegen, maar er wordt stukje bij beetje weer leven in geblazen als Natuurnetwerk Nederland. „Dit gebied valt binnen dat netwerk, omdat het aansluit op het Doldersummerveld.” Hij wijst naar het heideveld in de verte. „Daar broeden kraanvogels, er loopt een schaapskudde, er zijn Schotse hooglanders en wolven. Alles is er. Dus wij zijn in gesprek met de beheerder, Het Drentse Landschap, om dit gebied in te richten zoals het er rond 1930 uitzag. Daarmee zou foerageergelegenheid ontstaan voor insecten, vogels en zoogdieren uit het natuurgebied.”
Het landgoed biedt geen plaats voor grootschalige, intensieve landbouw. „Maar we willen de inkomsten uit pacht niet kwijt en bovendien wordt de boer beschermd door de pachtwetgeving. Daarom zijn we bezig elders 18 hectare aan te kopen zodat hij daar verder kan. Omdat dat deels zal grenzen aan een natuurgebied hebben we liever geen bestrijdingsmiddelengebruik, dus bijvoorbeeld bollenteelt kan dan niet. Verder biedt de pachtwetgeving ons echter weinig mogelijkheden wat dat betreft.”
Reden te meer om de eigen gronden natuurvriendelijk te beheren. Visscher slaat een zijpad in, een smalle bosstrook door, om uit te komen in een idyllisch weitje. „Het is nu droog, maar op dat lage deel staat tot mei water.” De boer vond het dus niet erg dit perceel af te stoten. Aan de rechterkant, tegen het bos aan, ligt een poel. Ergens onderin staat nog wat water, waarop eendenkroos en fonteinkruid drijven. In het voorjaar moeten hier veel kikkers zitten.
Een bospad leidt langs een heideveldje. „Dit was destijds het voetbalveld. Het is afgeplagd en wordt nu af en toe gemaaid.” De heide op de schrale zandbodem staat fraai te bloeien, door het omringende bos beschut tegen inwaai van een overmaat aan voedingsstoffen. In het bos probeert de rentmeester zo veel mogelijk gebruik te maken van natuurlijke verjonging, zowel om economische als om ecologische redenen. Hout wordt geoogst, maar er mag ook best wat dood hout blijven liggen voor de beestjes.
En dan doemt het huisje van de voormalige directeur op. „Hier zag ik dit voorjaar twee wielewalen”, zegt de vogelliefhebber. Hoewel sommige delen vragen om een nieuwe verfbeurt staat het huisje er prachtig bij met zwart-witte luiken. „We vragen een lage prijs voor de verhuur om ook mensen met een smalle beurs de kans te geven.”
Deze sociale insteek is niet alleen een wens van de eigenaar, maar beschouwt hij ook als een aspect van zijn beroep, geeft de rentmeester aan terwijl hij terugwandelt naar de boerderij. Hij studeerde bos- en natuurbeheer en rentmeesterij in Velp, begon als rentmeester bij de Heidemaatschappij en ging vervolgens met zijn gezin op avontuur naar de Salomonseilanden voor een project over duurzaam bosbeheer ten behoeve van de plaatselijke bevolking. „Ik vind het belangrijk om niet alleen 10 procent van je inkomsten maar ook een deel van je talenten en tijd in te zetten voor anderen. De vraag van Jezus in Mattheüs 25 is voor mij een belangrijk uitgangspunt: Toen Ik honger had, ziek was of in de gevangenis, heb je Mij toen geholpen?”
Millenniumdoelen
Terug in Nederland begon hij een eigen rentmeesterskantoor en richtte een stichting op om bij te dragen aan de Millenniumdoelen van de VN –”people, planet, profit”– en kwam zo in aanraking met hulporganisatie ZOA. „Daar heb ik ruim vier jaar gewerkt en ben toen weer voor mezelf begonnen, maar ben daar nu betrokken bij het ZOA Business Network. Samen met andere ondernemers steunen we twee projecten in Ethiopië.”
Het eerste helpt mensen in vluchtelingenkampen richting zelfredzaamheid en het tweede, dat precies aansluit bij zijn ideeën over rentmeesterschap, gaat om herbebossing van ongebruikt land. Bomen zijn goed voor het klimaat én voor de plaatselijke bevolking vanwege schoon drinkwater, werkgelegenheid en voedselvoorziening. „God geeft mensen mogelijkheden en verantwoordelijkheden”, besluit hij. „Je leven moet niet draaien om eigen gewin maar om zorg voor de schepping en voor je medemens.”