Van leerkrachten mag professionele betrokkenheid en innerlijke verbondenheid met de school verwacht worden. Anderzijds hebben zij ruimte nodig voor een eigen inbreng. Maar hoe groot mag die ruimte zijn?
In hun herinnering aan het onderwijs gaat het bij (oud-)leerlingen in eerste instantie niet om de directeur of het bestuur. Ook lang niet altijd om het vak. De persoon van de docent staat bovenaan. Daarmee zijn we bij een belangrijk kenmerk van het onderwijs en van scholen. Het is een voorrecht dat we eigen scholen hebben. Veel tijd is erin geïnvesteerd. We mogen in dat verband wel met ere de naam van ds. G. H. Kersten noemen. Naast zijn vele taken was hij intensief betrokken bij het onderwijs. Gelukkig zijn er ook nu nog veel mensen die zich op bestuurlijk gebied voor het onderwijs inzetten.
Diepste overtuiging
Onze scholen hebben als grondslag de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid. Vanuit die grondslag zijn er statuten en protocollen opgesteld, zijn visie en missie geformuleerd, zijn afspraken gemaakt met betrekking tot toelatings- en benoemingsbeleid en regels voor mediagebruik, kleding enzovoort. Dat is de forméle identiteit.
Naast deze identiteit is er de gelééfde identiteit. Als het goed is, zit er tussen die twee geen of slechts een gering verschil. De man, vrouw voor de klas is daarvoor van grote betekenis. Hij of zij zal zich moeten kunnen vinden in de formele identiteit.
Die formele identiteit en het doel van de school zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In alle missie- en visieomschrijvingen komen dan ook kernpunten aan de orde als het voorbereiden van leerlingen om op een Bijbels verantwoorde wijze te functioneren in de maatschappij en de leerlingen met nadruk wijzen op de noodzaak en de mogelijkheid van bekering tot God met het oog op hun geestelijk en eeuwig heil.
Daarbij worden veelal de Bijbel en de gereformeerde belijdenis met nadruk vermeld. Die hebben te maken met het innerlijk, met je diepste overtuiging. Vandaar dat mensen die op die scholen werkzaam zijn, dat doen vanuit die overtuiging. Anders gezegd: vanuit innerlijke verbondenheid.
Die verbondenheid staat niet los van de kwaliteit van het onderwijs. Iedere school is verplicht goede resultaten te halen. We weten allen dat de druk op scholen om te scoren, toegenomen is door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Ouders zijn in dat opzicht ook veranderd. Voor leerkrachten, de professionals, ligt de lat hoog.
Identiteitssamenleving
Die ontwikkelingen hebben te maken met onze tijdgeest. Een kenmerk daarvan is flexibiliteit. Daarbij hoort nuanceren. We leven in een soort labyrint- of doolhof- samenleving. Zekerheden zijn niet meer zo vaststaand als ze waren. Dat hangt onder meer samen met de vele bronnen die ons ter beschikking staan. Kerken hebben concurrentie gekregen. Als je iets wilt weten over het aanbod van genade, de betekenis van de beloften of het genadeverbond, kun je informatie krijgen vanuit de kerk, uit de ”Redelijke Godsdienst” van Wilhelmus à Brakel of uit de dogmatiek van ds. Kersten. Naast deze bekende en vertrouwde bronnen zijn er andere. Denk alleen al aan de preken en lezingen die vanuit het digitale platform Geloofstoerusting te bekijken en te beluisteren zijn. Een preek met als thema ”Christus, ik kom tot U” of een lezing over volharding en zekerheid bijvoorbeeld. In begrijpelijke taal vertellen predikanten op een aansprekende manier over onder meer dogmatische thema’s. De sprekers hebben de Bijbel en de Drie Formulieren als basis. Veel dingen klinken vertrouwd. Dat is een van de redenen waarom veel luisteraars en kijkers denken dat het om accentverschillen gaat.
Die andere invalshoek inspireert veel mensen die zichzelf als zoekers zien. En dat zijn er velen. Dat zoeken zou je kunnen zien als concretisering van de verandering van een ideologische naar een identiteitssamenleving, zoals de socioloog prof. Boutellier dat omschrijft. Bij ideologie, godsdienstige overtuiging, horen gedeelde waarden, gemeenschap, innerlijke verbondenheid met die waarden en opvattingen. Bij de identiteitssamenleving horen mijn eigen waarden, opvattingen én overtuiging. Die zijn binnen mijn kaders dynamisch. Die dynamiek (flexibiliteit) past bij mijn identiteit.
Die labyrintachtige invloed van de tijdgeest is er. Wat betekent dit nu voor de innerlijke verbondenheid die de ene leerkracht voelt tegenover de professionele loyaliteit die de andere leerkracht beoogt?
Een voorbeeld. In zijn dagelijks werk stelt een leerkracht zich als professional op: hij accepteert dat de school bepaalde uitgangspunten nu eenmaal heeft, maar innerlijk voelt hij er slechts een gedeeltelijke of geringe verbondenheid mee. Deze tegenstrijdigheid kan op diverse gebieden tot uiting komen: in kleding, mediagebruik, kerkgang, de keuze voor een Bijbelvertaling. Ook op onderdelen van dogmatische leerstellingen, zoals de visie op de verwerving van het heil of op geloofszekerheid, kan er afstand ontstaan. De redenering wordt dan: „Ik heb affiniteit met het onderwijs, ik geloof in de Bijbel, ik zie de waarde van de belijdenisgeschriften, ik weet dat alleen het bloed van de Heere Jezus mensen rechtvaardig voor God stelt. Maar binnen die fundamentele waarheden heb ik mijn eigen visie. Dat mag toch? Als professional voel ik me echt betrokken op de hele school, maar een zekere ruimte heb ik nodig.”
Strategie
Deze manier van redeneren is geen uitzondering meer. Hoe gaan we daarmee om? Dat is de vraag naar de strategie. Die is vaak moeilijker dan de analyse. Professionals hebben inderdaad ruimte nodig. Het bestuur moet niet op hun stoel gaan zitten. Omgekeerd trouwens ook niet. De vraag is echter wel hoe groot die ruimte is. Worden daarbij grenzen overschreden?
Een citaat van ds. Kersten: „In het algemeen moet er heel nauw gewaakt worden. Zo gemakkelijk wordt de geest van deze tijd de scholen ingedragen. Laten schoolbesturen en kerkenraden toch opletten. Onderwijs niet uit de hoogte, maar in liefde de vaak nog zo jonge mensen onder ons.”
Investeren in leerkrachten is altijd van belang geweest. Die noodzaak is in onze tijd, met zijn geestelijk labyrint, niet kleiner geworden. Het is tegelijkertijd een moeilijke opdracht. We kunnen mensen niet anders laten denken. Dat heeft te maken met het innerlijk, met het hart. Het advies van ds. Kersten is verstandig. Uit de hoogte onderwijzen roept immers alleen maar irritatie en aversie op. Luisteren is een belangrijk instrument. Dat niet alleen, ook richting geven. Er moet een apologetische spits zijn in wapening, toerusting en worteling. Daarom: Innerlijke verbondenheid én (niet óf) professionele betrokkenheid. De vraag is dan waar leerkrachten ergens zitten op de lijn van 1 t/m 10. Ten slotte nog een advies van ds. Kersten, dat in onze tijd van ontlezing niet zo voor de hand ligt: „Lees vooral de oude, rechtzinnige schrijvers. Dan zal zeker van u, onderwijzers, een rijke zegen kunnen uitgaan tot behoud van ons opgroeiend geslacht. Ik bid u, laat het belang van onze kinderen u zwaar wegen.”
De auteur was onder meer lector identiteitsontwikkeling bij reformatorische jongeren aan het Hoornbeeck College. Dit artikel is een verkorte weergave van zijn lezing over het thema ”Innerlijke verbondenheid of professionele loyaliteit?” tijdens de presentatie van het boek ”Van jongs af aan geleerd” (gedachtegoed van ds. G. H. Kersten), op 30 september in Gouda (RD 29-9).