De Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) maken zich zorgen over jongeren die de kerk verlaten. Zaterdag wordt deze problematiek besproken op een ambtsdragersbijeenkomst in Leerdam.
Het is de eerste keer dat de GGiN een dergelijke bijeenkomst houden, geeft ouderling A. Bolier uit Elspeet aan. Hij is een van de initiators van de bijeenkomst, die wordt georganiseerd door het deputaatschap voor opvoeding, onderwijs en catechese (DOOC). Het thema is ”Van geslacht tot geslacht. Naar den eis zijns wegs”. Thema’s die naast het hoofdreferaat aan de orde komen zijn huisgodsdienst, Bijbelstudie voor jongeren, jongerenpastoraat en gemeentecatechisatie/studiekring.
Wat is de aanleiding om deze bijeenkomst te houden?
„In de classis Zuid was het thema jongeren en kerkverlating al langer een punt van bespreking. Dat dossier is nu neergelegd bij het deputaatschap. Het idee is om jaarlijks op een ambtsdragersbijeenkomst het gesprek hierover te voeren en praktische handreikingen voor kerkenraden te bieden. Daarbij richten we ons niet zozeer op de kerkverlaters als zodanig, maar op de vraag wat we kunnen doen om jongeren te binden aan de waarheid. Zo worden er zaterdag verschillende workshops gegeven die ambtsdragers toerusten om jongeren te betrekken bij Gods Woord en de belijdenisgeschriften, bijvoorbeeld via Bijbelstudie voor jongeren.”
Hoe groot is het probleem van de kerkverlating binnen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland?
„Kerkverlating is een breed begrip. Er zijn jongeren die afhaken en nergens meer aan doen. Anderen vertrekken naar meer of minder verwante kerkgenootschappen. Maar daarnaast is er ook atheïsme van het hart, jongeren die nog wel in de kerk zitten maar innerlijk zijn afgehaakt. Het is belangrijk om ambtsdragers eerst bewust te maken van de ernst van de situatie. Soms is het goed dat we met de neus op de feiten worden gedrukt. Zowel het openingswoord als het hoofdreferaat zijn gericht op de nood van onze jongeren en de weg die de Heere in Zijn Woord wijst.
Kerkverlating is een groot thema waardoor je je weleens lamgeslagen kunt voelen. Gods bewarende genade is nodig om de kerk in stand te houden. Tegelijk moeten we doen wat onze hand vindt om te doen. Elke ziel die van de waarheid afdwaalt, is er één te veel. Zowel de oudste als de jongste zoon uit de gelijkenis van Jezus moest bekeerd worden. En misschien was de oudste zoon, die netjes bij zijn vader bleef, nog verder weg dan de afgedwaalde jongste zoon. De ene jongere zoekt vrijheid door regels te breken, de andere door ze te houden. Maar alleen de Zaligmaker maakt werkelijk vrij.”
Heeft de coronacrisis gezorgd voor meer kerkverlaters?
„Ik heb daar geen totaaloverzicht van. Maar wat ik hoor en zie is dat het overgrote deel van de leden de kerk toch weer weet te vinden. Juist ook bij veel jongeren is er door de coronacrisis een sterkere behoefte aan catechisatie, aan samenkomen rondom Gods Woord. Zij voelen aan: wat blijft er over als alles wegvalt? Mensen ervaren dat de kerk ertoe doet. De Heere volvoert Zijn welbehagen, ook onder jongeren. Ik hoor vaker jongeren over echt tere geestelijke zaken spreken dan ouderen. Dat is wel opmerkelijk, maar dat kan ook aan mij liggen.”
Wat is uw grootste zorg met betrekking tot de jongeren?
„Dat ze innerlijk afhaken, want daar begint kerkverlating mee. En tevens het ontbreken van jaloersmakende voorbeelden. „A footprint is better than a blueprint”, luidt een gezegde. Vergeleken met vroeger zijn er nu veel meer zaken die afleiden, misleiden en verleiden. Zondigen is als het ware nog gemakkelijker geworden. Jongeren horen en zien door de komst van bijvoorbeeld de smartphone vaak alles wat de wereld te bieden heeft. Ik zeg weleens: Als ik vroeger alle middelen had gehad die jongeren nu hebben, dan was het met mij nog erger geworden dan het al was. Tegelijk zijn er veel mensen die denken: Wat goed voelt is waar. Zonder dat ze gefundeerd zijn in de waarheid van Schrift en belijdenis. Daar moeten we proberen een dam tegen op te werpen vanuit Gods Woord: „Alzo zegt de Heere!””
Binnen de GGiN is men altijd terughoudend geweest als het gaat om jeugdwerk. Ligt hier nu wel de oplossing?
„Mensenwerk is op zichzelf nooit een oplossing. Het komt op de zegen van de Heere aan. Wat betreft de terughoudendheid: in Zuid-Afrika las ik op een bord eens de spreuk ”Je moet nooit een hek omverwerpen als je niet weet waarom het er is neergezet”. Jongerenwerk kan ook zomaar mislopen. We hebben geen behoefte aan allerlei discussiegroepen waarin kritiek op de prediking wordt geleverd of waar jongeren in een godsdienst buiten Christus worden opgebouwd. En wereldse zaken binnenhalen om jongeren bij de kerk te houden is zeker niet wat we moeten doen. In de praktijk vormt zo’n aanpak alleen maar een brug van de kerk naar de wereld. De zorg voor de jeugd begint in de binnenkamer. Het werk van de Heilige Geest is hiervoor onmisbaar. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest zal het geschieden.
Het jeugdwerk had de hartelijke instemming van ds. G. H. Kersten. Op de eerste vergadering van het jeugdwerk binnen de Gereformeerde Gemeenten was hij aanwezig. Maar hij stelde wel dat dit werk altijd onder ambtelijke verantwoordelijkheid moest plaatsvinden om uitwassen te voorkomen. Ds. F. Mallan was een van de eersten die op onze plaatselijke jeugdvereniging in Elspeet kwam spreken. Elke tijd vraagt om een eigen aanpak en we zijn verplicht om onze verantwoordelijkheid te nemen. De liefde tot de waarheid en tot de jongeren moet ons in afhankelijkheid werkzaam maken. Daarom willen we met de bijeenkomst concrete handvatten bieden waarmee in de gemeenten verder kan worden gewerkt. Bijvoorbeeld als het gaat over het vormgeven van jongerenpastoraat; dat kan een middel zijn om vroegtijdig signalen onder jongeren op te vangen.”