Biofysicus: Evolutie kan orde en innovatie in de natuur niet verklaren
Na zijn pensionering had biofysicus Arie Sonneveld eindelijk tijd om zijn boek te schrijven. Er ging een zoektocht van vijftig jaar aan vooraf. Zijn conclusie? De evolutietheorie is niet in staat te verklaren hoe orde, informatie en innovatie in de natuur kunnen ontstaan uit wanorde.
Sonneveld groeide op in een vrijgemaakt gereformeerd gezin, volgde zijn lessen op gereformeerde scholen en was vertrouwd met een schepping in zes dagen. „Die werd er onderwezen als waarheid”, hoewel de evolutietheorie op die scholen ook aan bod kwam.
Na de gereformeerde hbs-B vervolgde hij zijn studie op de landbouwhogeschool in Wageningen. „Daar zette een hoogleraar het scheppingsverhaal van Genesis aan de kant als „interessante proza.” „Maar wij weten beter”, voegde hij eraan toe, al had de evolutietheorie ook nog niet voor alles een aannemelijke verklaring.”
Hoe bent u ertoe gekomen om het boek ”Boven tijd en toeval” te schrijven?
„Ik heb me in mijn studentenjaren verdiept in het boek ”De zondvloed” van de Amerikaanse hoogleraar Alfred Rehwinkel. Zijn boodschap was: Maak je vooral geen zorgen; de meeste fossielen en aardlagen kunnen we verklaren met de zondvloed. Diverse theologen waarschuwden destijds tegen dit boek: „Pas op, dit kan ook een te gemakkelijke verklaring zijn. Ga er niet te snel in mee.””
Hoe verliep uw zoektocht verder?
„Ik kwam als student een boek tegen van de Amerikaanse hoogleraar Arthur Wilder-Smith: ”Man’s origin, man’s destiny” (Menselijke oorsprong, menselijke bestemming, BvdD). Dat wekte mijn interesse voor de thermodynamica: je kunt geen orde maken uit wanorde. Een gebroken theekopje zal nooit meer spontaan zijn oorspronkelijke vorm aannemen.
Ik heb dat boek te leen gegeven aan Hans Lyklema, mijn hoogleraar thermodynamica in Wageningen. Hij vertelde mij dat de tweede hoofdwet van de thermodynamica inhoudt dat alle gesloten systemen de neiging hebben om te streven naar wanorde.
Ik vroeg Lyklema om zijn mening in verband met het evolutieproces: hoe kunnen geordende en complexe organismen ontstaan uit de wanorde van de oerknal? Volgens de evolutietheorie begint het immers met fysische evolutie waarbij zich spontaan sterren en planeten hebben gevormd. Die wordt gevolgd door een chemische evolutie van eenvoudige moleculen naar ingewikkelde totdat er leven ontstaat. Ten slotte is er een biologische evolutie waarbij het leven zich ontwikkelt van een eenvoudige oercel naar meer complexe organismen. Maar de tweede wet van de thermodynamica verbiedt dat.”
Hoe reageerde de hoogleraar?
„Hij had het boek drie maanden in bezit, en gaf het terug zonder commentaar. Heel apart. Wat belette hem om te zeggen dat hij er zwakheden in zou kunnen aanwijzen? Maar wellicht was het boek voor Lyklema te confronterend. Zijn reactie gaf mij het gevoel: ik heb beet. Saillant detail: nu, vijftig jaar later, bevestigt een artikel in New Scientist dit entropieprobleem.”
En daarna?
„Ik kwam nog een derde boek op het spoor: ”Toeval en onvermijdelijkheid” van Nobelprijswinnaar Jacques Monod. Dat leerde mij dat de natuur niet objectief en planmatig functioneert. En dat enzymen een scheppende kracht hebben.”
Wat vond u daarvan?
„Tot op zekere hoogte heeft Monod gelijk. Ik heb immers zelf in het laboratorium ook voorbeelden gezien van micro-evolutie. Maar hij gaat voorbij aan de hamvraag: hoe ontstaat vanuit ongeorganiseerde oersoep de eerste levende cel? Wat is leven? Daarvan heeft de wetenschap geen flauw benul. Een van de ideeën is zelforganisatie van moleculen. Dat klinkt prachtig. Maar het verhaal deugt niet, want ook zelforganisatie kan de tweede hoofdwet van de thermodynamica niet omzeilen.
Ik heb veel gehad aan de oratie van Han Zuilhof, hoogleraar organische chemie aan de Wageningen Universiteit, in 2008. Van hem leerde ik dat nucleïnezuren waaruit ons DNA bestaat zo instabiel zijn als wat. Ze zijn verdwenen voordat ze de complexe moleculen, de polymeren, kunnen vormen, waaruit vervolgens het DNA zou zijn ontstaan. De wolkenkrabber van de evolutie heeft dus geen begane grond, stelde Zuilhof destijds.”
Wat deed u met al die informatie?
„Ik stelde mezelf de vraag: zit de wetenschap wel zo sterk in elkaar? Ik besloot een inleiding te houden voor onze Bijbelstudiekring. Maar door mijn studie, een bestuurlijke taak in een studentenvereniging en de weekenden bij mijn vriendin had ik geen tijd om me daar echt grondig in te verdiepen.
Ik besloot het project op de lange baan te schuiven, en de tijd te nemen om literatuur te verzamelen, met deskundigen te spreken en terugkomcolleges te volgen. Zo kwam ik op een camping in Valencia in Spanje een computerdeskundige tegen die zei: Ik ben atheïst, maar de informatiedichtheid van ons DNA gaat de informatiedichtheid van mijn laptop meer dan 10.000 keer te boven. Wie zit daarachter? Dat was voor hem een onoplosbaar raadsel.”
En nu na vijftig jaar een boek.
„In 2020 kwam de lockdown. Ik dacht: ik zit thuis, ik kan niet naar de kerk of naar vergaderingen; laat ik nu alle informatie die ik heb, gaan ordenen. Ik heb daaraan vervolgens elke dag acht tot tien uur gewerkt.
Intussen sprak ik nog een jongere uit onze gemeente die het geloof was kwijtgeraakt door de evolutietheorie. Ik heb een soort brochure voor haar gemaakt. Dat was de eerste versie van mijn boek.
Na zes maanden was ik klaar. Toen dacht ik: jawel Arie, dit is jouw logica, maar hoe weet je dat je sommige dingen niet hebt onderbelicht. Ik heb toen een team van acht mensen gevraagd om mijn boek door te nemen. Dat kostte me nog een jaar.”
Het valt op dat u in uw boek weinig poneert en veel open vragen stelt. Is dat met opzet?
Sonneveld diept de ”Belijdenissen” van de kerkvader Augustinus op uit zijn tas. „Van Augustinus heb ik geleerd dat een vraag veel krachtiger is dan een stelling. En de Engelse natuurkundige Tom McLeish schreef een boek over Job waarin hij vooral open vragen stelde. Hun voorbeeld heb ik in mijn boek gevolgd.”
Hoe ver kunt u na al die jaren met de evolutietheorie mee?
„U en ik hebben op catechisatie geleerd dat we een Bijbeltekst altijd in zijn context moeten lezen. Dat kan een hoofdstuk, maar ook de hele Bijbel zijn. De evolutietheorie wordt echter vaak per deelonderwerp bestudeerd. Dat roept bij mij het beeld op van de blinden en de olifant: zes blinden betasten een olifant en moeten zeggen wat een olifant is. De een voelt aan een poot en zegt: een olifant is een boomstam. Een ander concludeert uit de slurf dat de olifant een slang is. Een volgende heeft de staart vast en meent dat het beest een touw is. Voor het juiste begrip is het fundamenteel dat je het hele beest bekijkt.
Zo heb ik in mijn boek een totaaloverzicht gegeven van verschillende aspecten van de evolutietheorie. Van de tien vakgebieden geven er slechts drie een mogelijke verklaring, maar zeven helemaal niet. Een van mijn vragen vanuit mijn achtergrond als procesmanager is: hoe kan het dat een procesketen van 13,8 miljard jaar (de veronderstelde ouderdom van de aarde, BvdD) niet uit de rails loopt? Hoe komt het dat de natuur een veelheid van eigenschappen heeft; een schoonheid en fraaiheid die alles verslaan? Elk ding heeft onderhoud nodig. Je zou kunnen vragen: wie zit er achter het onderhoud van de schepping? Cassettebandjes geven na vijftig jaar nog wat doffe klanken; maar hoe bestaat het dat het DNA van fossielen nog intacte stukken bevat na zo veel duizenden jaren? Zelfs een atheïst als Fred Hoyle uitte zijn verbazing over de ongelooflijke creativiteit in de schepping. Wie zit daarachter?”
Heeft de evolutietheorie dan geen oplossing voor die problemen?
„De vraag is: hoe maak je orde uit wanorde? De oplossing van de evolutietheorie is: hoe meer tijd, hoe meer toevalstreffers. Tijd en toeval zouden in het voordeel van de evolutietheorie zijn. Maar dat is helemaal niet zo.
We hebben te maken met informatie, en meer specifiek: de toename van informatie. Dat er informatie in ons DNA bestaat, is een feit. Evolutionair bioloog Eugene Koonin wijst in zijn boek ”The logic of chance” (De logica van toeval, BvdD) op het probleem van het ontstaan van informatie. Hij schrijft dat er nog niet het begin van een oplossing is, en hij heeft het vermoeden dat die nooit komt.”
Waar komt die informatie dan vandaan?
„Augustinus schrijft in zijn ”Belijdenissen” dat als de mens iets maakt, hij daarvoor materie en gereedschap nodig heeft. Maar God niet. God sprak, en de informatie was er. De informatierijkdom in de natuur is verpletterend en overdonderend. Als concept staan Genesis 1 en Johannes 1 ontzettend sterk. God de Vader gebruikte „in den beginne” Logos, het Woord, om de wereld in aanzijn te roepen, en de Heilige Geest geeft tijdens de scheppingsdagen gaven aan de mensen, schrijft Augustinus. Mooier kan ik het niet zeggen.”
Kan het niet zijn dat God informatie door tijd en toeval heeft laten ontstaan onder Zijn voorzienigheid, zoals theïstisch evolutionisten beweren?
„Theïstische evolutie is volgens mij het summum van intelligent design, een intelligent ontwerp. Volgens de Oxfordse hoogleraar Ard Louis moet je evolutie zien als design. Hij stelt het voor alsof iemand ’s avonds een legodoos in de kast legt en er de volgende morgen een kant-en-klare lego-auto uit pakt. En dan zegt hij: Dat heeft God gedaan. Het is dus ontwerp dat zichzelf organiseert. Ik vind deze redenering inconsequent, en wetenschappelijk kan ik er niets mee.
In de praktijk zie ik dat theïstisch evolutionisten nog veel grotere zendelingen zijn voor de evolutietheorie dan atheïstische evolutionisten. De laatsten zeggen tenminste nog dat er een aantal logische onmogelijkheden bestaan. Maar theïstisch evolutionistische hoogleraren beweren in discussies dat de problemen van de evolutietheorie over een aantal jaren wel zijn opgelost. Maar volgens mij is dat een god-van-de-hypothesen, een ongeldige redenering waarmee de discussie wordt doodgeslagen. Met fantasie omzeil je geen natuurwetten.”
U neemt ook afstand van een schepping zoals creationisten die zich voorstellen.
„Ik vind het jongeaardecreationisme nogal stellig. Zeg niet te snel dat de aarde 6000 jaar geleden in 6 dagen van 24 uur is geschapen. Wat mij betreft, wijzen veel wetenschappelijke gegevens op een veel hogere leeftijd. Maar tegelijk is de aarde volstrekt uniek in ons heelal. Dat beschrijf ik ook in mijn boek.”
Waar staat u in de discussie?
„Met de Britse theoloog Alister McGrath wil ik de schepping een „open geheim” noemen. God is te groot om Hem te vangen in een beeld. Daar krijgen wij nooit grip op. De hoe-vraag, hoe God heeft geschapen, vind ik afleiden van de kern.”
Wat is die kern?
„De hoe-vraag vind ik een arme vraag. Die stel je ook niet bij een goede film. Wel de wat-, waarom- en waartoe-vragen waarmee de Schepper ons uitdaagt. Ik ga met deze vragen ontspannen om.”
Wat wilt u met uw boek?
„Ik wil graag de directe wetenschap en ”circumstantial evidence” oftewel indirect bewijs voor de Schepper op tafel leggen. Hoe kan orde ontstaan uit wanorde? Hoe kan DNA zo’n rijke bron van informatie zijn? Er is in de schepping sprake van een verbijsterende orde, ongekende samenhang en een overdonderende hoeveelheid informatie. En er is sprake van innovatie; en het is nog nooit vertoond dat die plaatsheeft door tijd en toeval.
Nanobiologen zijn bezig om een synthetische cel te maken. Nobelprijswinnaar Ben Feringa zei ooit: We kunnen wel een vliegtuig bouwen, maar geen vogel die beter navigeert of efficiënter vliegt. Of neem fotosynthese, mijn expertise. Zonlicht wordt met een ongekend hoog fysisch rendement omgezet in energie voor de plant. Zover zijn we met onze zonnepanelen bij lange na niet.
Ik heb vijftig jaar als wetenschapper achter de rug, en de moderne wetenschap heeft mij meer dan ooit God als Schepper laten zien. Hoe verder de wetenschap het leven ontrafelt, hoe meer ik van Gods wijsheid en almacht zie. God is niet te vangen met onze wetenschap.”
Boven tijd en toeval, Arie Sonneveld; uitg. Buijten en Schipperheijn Motief; 208 blz.; € 25,00