Paul Eikelboom: Vijfde bede leert de helende kracht van belijden én vergeven
Als het Onze Vader gebeden wordt, is de hemel weleens dichtbij, ervaart Paul Eikelboom. Toch wil dat niet zeggen dat elke bede eenvoudig is. Zeker de vijfde niet: die om schuldvergeving. „Er zijn dingen die zo gebroken zijn, dat ze op deze wereld nooit te helen zijn. Maar waar het wel kan komen tot vergeving, is dat een bevrijdende ervaring.”
Recent woonde Eikelboom, directeur van Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG), een kerkdienst in Cambodja bij. De voorbede werd afgesloten met het Onze Vader, en ook tijdens de preek over de Kleine Catechismus van Westminster kwam het volmaakte gebed terug. „Deze woorden hebben wereldwijd betekenis; ik denk dat het een van de eerste gebeden is die mensen aangeleerd krijgen.”
Toch gebruikt Eikelboom, voorheen psychotherapeut en auteur van een boek over vergeving, zelf het Onze Vader niet vaak in persoonlijk gebed. „Eigenlijk zelden als geheel. Wel hebben de onderdelen eruit een plaats in mijn gebed; die zijn wezenlijk. In ons gezinsleven speelt het Onze Vader wel een grote rol, we bidden dat, om beurten, aan het begin van de maaltijd. En ik vind het heel mooi dat het in een aantal formulieren terugkomt, in het avondmaalsformulier zelfs twee keer. Als dit gebed dan rustig gebeden wordt, kom je dicht bij de hemel.”
Bidden is ademen, de verbinding met de Heere. „Misschien bid ik nog het meest onderweg. Dan denk je na, zeg je dingen tegen de Heere. Als het goed is, wandel je de pelgrimsweg met de blik naar boven. Dat is niet altijd zo, maar er zijn wel periodes van voortdurend gebed, waarbij er vreugde is als je antwoord krijgt. Gebed is voor mij niet alleen vragen, maar ook de Heere eren, en eerlijk delen wat er in mijn hart ligt. Maar altijd in het besef dat, hoe vertrouwelijk het kan zijn, ik spreek tegen de Drie-enige, heilige God.”
Wat heeft het ons te zeggen dat de Heere Jezus de vraag om vergeving van schulden een plaats geeft in dit gebed?
„Zonde en genade spelen een centrale rol in mensenlevens. Wat verbrak de goede schepping en bracht het leed in de wereld? Dat is de schuld van mensen. Als die Bijbelse kernnotie onbenoemd blijft wanneer je bidt, laat je iets wezenlijks buiten beeld.
Als de Heere Jezus mensen geneest, wijst hij dan ook met regelmaat verder dan de heling van het lichaam. Hij benoemt die andere dimensie: „Zondig niet meer.”
Het is heel begrijpelijk dat de Heere deze bede opnam, want hoe kun je bidden als er zo veel schuld ligt? Schuld blokkeert de weg naar boven, maakt het heel moeilijk om voor de Heere te verschijnen.”
Waarom gebruikt Jezus eigenlijk het woord ”schulden” en niet, bijvoorbeeld, ”zonden” of ”overtredingen”?
„Meestal wordt gezegd: zonde is de daad en schuld is het gevolg daarvan, de juridische laakbaarheid. In Lukas 11 staat in het Onze Vader wel het woord ”zonden” in deze bede. Tegelijk lees je in veel verklaringen dat het hier om hetzelfde gaat. Ik weet niet of je aan dat verschil veel gewicht moet hangen.”
Dit gebed kan snel iets algemeens krijgen. Hoe belangrijk is het om schulden concreet te maken in het gebed?
„Ik herinner me dat ds. A. F. Honkoop zijn gebed in de kerkdienst weleens afsloot met het Onze Vader. Heel concreet vulde hij dan de verschillende beden in, bijvoorbeeld aan de hand van dingen die gebeurd waren, of met voorbeden. Dat heeft indruk op me gemaakt. Zo is dit gebed denk ik ook bedoeld: als leidraad. Zeker in het ambtelijk gebed moet dat geconcretiseerd worden, zodat iedereen beseft waarvoor gebeden wordt.
Daarbij geldt dat wij dit niet alleen bidden met de bedoeling om vergeving te krijgen, maar óók om een oplossing voor de zonde te vinden. Want vergeving is groot, een wonder, maar als de zonde niet wordt losgelaten, dan blijft die liggen. Terwijl daar iets mee moet gebeuren, juist ook naar onze naaste. Daarom is het goed zonde concreet te benoemen.”
Waarom zegt het gebed „onze” schulden? Schuld is toch iets persoonlijks?
„Dat is zo. Maar je kunt ook als gezin schulden hebben. Tegenover de buren bijvoorbeeld, omdat je zo vaak zwijgt. Als gemeente dragen we schulden. Dat beseffen we meestal niet, omdat wij individualistisch denken. Maar de Heere denkt breder.
Sommige psalmen zijn heel persoonlijk. De Bijbel spreekt echter ook over een volk dat in de schuld staat en dat gezamenlijk belijdt. Dat collectieve zijn we in onze cultuur een beetje kwijt. Terwijl het krachtig kan zijn om in het gezamenlijke openbare gebed in de gemeente samen schuld en zonde te belijden. Daarbij geldt opnieuw: niet te algemeen. Hoe concreter je het maakt, hoe dichterbij het komt.”
Wat betekent de uitdrukking ”gelijk ook wij”? Gaat het hier om een voorwaarde?
„Er zit iets ingewikkelds in deze bede. Het is de enige die zo expliciet een verbinding legt met onze relatie met anderen.
Er staat in ieder geval niet: vergeef ons, omdát wij vergeven. Er staat: zoáls wij doen. Schuldvergeving door ons is niet de oorzaak van schuldvergeving door de Heere.
Wel kun je zeggen dat als je een ander vergeeft, als je wraakzucht en toorn mag wegleggen, dit een kenmerk is, een bewijs dat de Heere zo ook schuld en zonde wil vergeven. De bron van vergeving komt altijd bij Hem vandaan. Als je daar iets van ziet in de vruchten in je eigen leven, omdat je anderen kunt vergeven, kan dat vreugde en moed geven dat de Heere jou ook zo genadig wil aanzien. Zo lees ik deze woorden.
Als er geen bereidheid is om te vergeven, als haat en toorn het leven domineren, zijn die goede vruchten er niet. Dan kan ik daar ook geen hoop uit putten dat het goed zit tussen mij en de Heere. Wel wil ik voorzichtig zijn. In hulpverlening en pastoraat heb ik gezien dat er soms zulke gruwelijke dingen gebeuren dat het menselijkerwijs de krachten te boven gaat om te vergeven.”
Wat betekent het om iemand te vergeven?
„Ten diepste: een ander niet meer aanrekenen wat hij jou heeft aangedaan. De koninklijke weg is dat iemand vergeving vraagt en dat –op het moment waarop dat kan– die ook geschonken wordt.
Daarvoor is werkelijk schuld belijden nodig door een dader. Dat iemand voluit erkent: Ik heb schade aangericht. Als iemand die stap kan zetten, en een slachtoffer kan tot vergeving komen, is dat iets heel bijzonders en voor beiden een helende ervaring.”
Kun je ook te snel vergeven?
„Zeker, dit is een proces dat tijd nodig heeft. Sommige mensen kunnen vrij vlot belijden, sorry zeggen. Maar dat heeft geen waarde als iemand niet voluit beseft wat hij heeft aangericht.
En zelfs als het daartoe komt, bepaalt altijd een slachtoffer hoe vergeving eruit ziet, nooit de dader. Je ziet nogal eens in pastoraat dat medelijden voor de dader de overhand krijgt. Een slachtoffer moet maar een beetje op gaan schieten met vergeving. Dan kan iemand gevangen raken in de plicht tot vergeven. Maar: een slachtoffer heeft rechten, een dader heeft ze verspeeld. Vergeving zou weleens een hele tijd later kunnen plaatsvinden dan de schuldbelijdenis.
Soms hebben we, ook in de kerk, de neiging om de zaken vlotjes glad te strijken. De druk is groot om tot een oplossing te komen en soms ook om de naam van een dader te beschermen. Maar zeker bij misbruik of geweld is er een groot kwaad gebeurd, dat werkelijk ingezien moet worden. Dat kwaad toedekken brengt een ban in het leger.
Over het algemeen geldt: liever te langzaam dan te snel. Wat gebeurd is, moet verwerkt kunnen worden. Soms moet je een slachtoffer zelfs adviseren te waken voor te snelle stappen en zeggen: Wacht nog eens drie maanden, geef het de tijd.”
Wat als het niet lukt om tot vergeving te komen?
„Dat kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld omdat een dader er niet om vraagt, of doorgaat op de oude voet. Dan is het belangrijk om geen gevangene van zo’n persoon te blijven. Mogelijk kan een slachtoffer wel komen tot vergevingsbereidheid, hoe schrijnend het ook is als een dader nooit over de brug komt. Soms lukt het ook niet omdat er te veel is gebeurd. Er zijn dingen die zo gebroken zijn, dat ze op deze wereld nooit te helen zijn.
Heel pastoraal formuleert de Catechismus in Zondag 51: „Gelijk wij ook dit getuigenis Uwer genade in ons bevinden, dat ons ganse voornemen is, onze naaste van harte te vergeven.” Voornemen: dat is een pastorale, weloverwogen formulering. Er wordt geen klem gelegd om iets te moeten doen wat niet kan. De Heere vraagt niet om dingen te vergeven waar geen vergeving voor is gevraagd. Waar Hij wel naar kijkt, is: hoe ligt het in je hart? Is daar ergens bereidwilligheid, is er dat gebed: „Heere, help mij om niet in haat en toorn te blijven steken?””