Kerk & religieOnze Vader
Rina Molenaar: Bidden bij een volle koelkast, in wereld vol armoede

Buitenlandse gasten uit onder meer Oost-Europa. Die herinnerden Rina Molenaar er als kind aan dat het niet vanzelf spreekt om voldoende eten te hebben. „Zuster Anna uit Roemenië zat bij ons aan tafel en moest opeens huilen omdat er zo veel keuzemogelijkheden waren, wat zij niet kende vanuit haar context. Dat heeft me gevormd.”

4 August 2022 08:00
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

Een dag zonder gebed kan Rina Molenaar, directeur-bestuurder van Woord en Daad, zich niet voorstellen. De inwoner van Dordrecht bidt dagelijks op verschillende momenten, te beginnen in de ochtend. „Ik sta vroeg op. Dan zit ik op de hoek van de bank in de woonkamer, met zicht op de Dordtse Kil, en neem ik de tijd om in de Bijbel te lezen en te bidden.”

In haar gebed benoemt ze onder meer concrete zaken die op haar programma staan. „Bijvoorbeeld een bijeenkomst of een gesprek waar ik tegenop zie. Hoe afhankelijker ik de dag begin, hoe rustiger ik vervolgens in zo’n gesprek zit. Achteraf ben ik vaak verbaasd over hoe goed het ging. Een gejaagd begin van de dag daarentegen heeft me weinig zegen gebracht.”

Wat kreeg u als kind mee als het over bidden gaat?

„Mijn ouders gingen thuis voor in gebed, zowel met formuliergebeden als met eigen gebeden. Dan keek ik hen in het hart en hoorde ik Wie God voor hen was. Ze spraken eerbiedig tot de heilige God, Die ook een persoonlijke God is, Die jou kent en aan Wie je alles mag vragen. Als mijn vader als bestuurslid van de GZB, Woord en Daad of Stichting Hulp Oost-Europa in het buitenland was, bad mijn moeder specifiek voor hem op reis en voor het land waar hij verbleef.”

18481891.JPG
Rina Molenaar. beeld Cees van der Wal

Hoe kreeg het gebed een plek in uw eigen leven?

„Als kind zong ik het bekende gebed ”Ik ga slapen, ik ben moe”, maar bad ik ook al met eigen woorden, bijvoorbeeld voor de arme kinderen, zoals ik dat toen zei. Door de bestuursfuncties van mijn vader zaten er soms mensen uit andere landen bij ons aan tafel. Daardoor raakte ik al jong betrokken bij de wereldwijde kerk. En op het orgel stond de foto van Freddy, ons sponsorkind in Kenia.

Het gebed kwam ook aan de orde op catechisatie en de tienerclub van de kerk. Daar spraken we er heel persoonlijk over en leerde ik bijvoorbeeld dat bidden niet betekent –oneerbiedig gezegd– dat je met je verlanglijstje bij God komt. Naarmate ik volwassener werd, kreeg het gebed een steeds belangrijkere plaats in mijn leven. Mijn vader zegt vaak: „Bidden is als ademhalen voor een gelovige.” Dat kunnen ze je nooit afpakken. Je kunt altijd in stilte een gebed omhoog zenden.”

Welke plek heeft het Onze Vader in uw gebeden?

„Ik vind het mooi dat dit gebed wereldwijd door christenen wordt gebeden, en zelf bid ik het ook met enige regelmaat. Met neefjes en nichtjes die bij mij logeerden, heb ik het wel geregeld gezongen. Dat vonden ze mooi. En in de kerk eindigt de predikant zijn gebed er soms mee. Onlangs was ik in Sierra Leone en bad ik weer hardop het Onze Vader met de hele gemeente. Dat vind ik iets moois hebben: het bindt samen.

In de loop der jaren heb ik veel preken gehoord over het Onze Vader. Een van de preken die me is bijgebleven, belichtte de structuur van dit gebed. Het begint bij God: Uw Naam, Uw Koninkrijk, Uw wil. Daarna daalt het heel concreet af naar onder meer ons dagelijks brood, om vervolgens weer de hoogte in te gaan. Dan gaat het opnieuw over Gods Koninkrijk. Het begint en eindigt bij Hem.”

In hoeverre ervaart u dat u voor uw dagelijks brood van de Heere afhankelijk bent?

„Als Nederlanders, en daar hoor ik zelf bij, bidden we zo gemakkelijk ”Geef ons heden ons dagelijks brood”, maar realiseren we ons vaak niet dat voedsel een dagelijks geschenk van God is. We bidden dit in de wetenschap dat het eten in de koelkast staat of op de schappen in de Albert Heijn. Totdat de oorlog in Oekraïne uitbreekt en er ineens geen zonnebloemolie meer in de winkel staat. Dan beseffen we even dat het niet vanzelf spreekt dat alles altijd beschikbaar is.

Sinds een aantal jaren ben ik druk met tuinieren en zie ik letterlijk het gewas groeien. Dat helpt me om meer stil te staan bij de afhankelijkheid van Gods zegen. Als het regent, realiseer ik me hoe nodig dat is voor de tuin, maar ook voor het land van de boeren.”

Ziet u een spanning tussen volle voorraadkasten en de vierde bede?

„Die spanning is er. Toen ik een poosje bij Woord en Daad werkte, kwam ik terug van een reis naar een hongergebied. Mijn familie was zo lief geweest om alvast de koelkast voor me te vullen. Dat was een groot contrast. Waarmee ik niet wil zeggen dat we niets op voorraad mogen hebben. Maar in het algemeen helpen grote voorraden niet om je afhankelijk te voelen.

Tijdens het begin van de coronapandemie zag ik met verbazing hoe mensen begonnen te hamsteren. Ik schrok van de schijnbare zekerheid die sommigen zoeken in voorraden voedsel. Daar heb ik bewust niet aan meegedaan, waarbij ik wel de kanttekening maak dat ik als alleenstaande misschien makkelijker praten heb dan anderen.”

Uw werk bracht u in aanraking met mensen in schrijnende armoede. Wat blijft u daarvan vooral bij?

„Wat me vaak opvalt, is de veerkracht van mensen die weten wat armoede is. In 2011 bezocht ik op de Filipijnen een weduwe met vijf kinderen die was getroffen door een orkaan. Ze stond bij de brokstukken van haar huis, had niets meer, kon geen potje meer koken. Soms wist ze niet hoe het verder moest. Toch bleef ze ondanks alles blijmoedig. Ze zei: „Nu weet ik wat het is om alles te verliezen en God over te houden.”

In 2014 stond ik met boeren in Burkina Faso in de modder, op een land waar de oogst verloren was gegaan. Zij wezen me op Habakuk: Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal er geen rund meer in de stal staan, dan nog zal ik in de Heere van vreugde opspringen. Zij maakten God groot en dankten Hem dat Hij hun elke dag eten gaf, al waren het geen drie maaltijden per dag.”

Wat leert u van het gebed van christenen in dergelijke situaties?

„Gebeden van bijvoorbeeld Afrikaanse christenen kunnen heel lang duren, waarbij het soms één grote lofprijzing is. Wij zijn sneller geneigd om van alles te vragen, terwijl Afrikanen vooral de Naam van God grootmaken. Ik zie in de wereldwijde kerk ook hoe mensen concreet hun zegeningen tellen en veel meer hun dankbaarheid daarvoor uiten dan wij vaak doen.”

Hoe bidt u de vierde bede in het licht van de huidige hongersnood in grote delen van Afrika?

„Wij klagen over de dure benzine –en dat kan voor mensen een uitdaging zijn, dat wil ik niet bagatelliseren–, maar kunnen ons niet voorstellen hoe intens de voedselcrisis in Afrika is. De mensen daar zijn soms ten einde raad. Ik bid persoonlijk voor hen en als collega’s bidden we elke maandag op kantoor specifiek voor een land. Toch verval je daarna alweer snel in je eigen, dagelijkse patroon. Ik loop echt niet elke keer dankend door de winkel omdat de schappen vol staan en verwonder me ook niet altijd over wat er groeit in de tuin.”

Wat betekent het voor u dat de vierde bede spreekt over óns dagelijks brood?

„Dat is mooi, want het helpt om niet ik-gericht te bidden. Het gebed draait niet om jezelf. In de eerste plaats heb je God voor ogen, maar ook je naaste. Dan denk ik niet alleen aan de nood ver weg, maar ook aan mensen die gebruikmaken van de voedselbank dichtbij.

De vierde bede bepaalt ons ook bij de verantwoordelijkheid die wij hebben en keuzes die we maken. Ik kan bijvoorbeeld slecht eten weggooien, en niet alleen omdat mijn moeder dat nooit deed. Hoe bewust gaan we om met ons voedsel? Vorig jaar heeft Woord en Daad een bewustwordingscampagne gevoerd over het thema voedselverspilling. Dat heeft ook te maken met bewust koopgedrag. Kijk je in de supermarkt altijd naar producten die het langst houdbaar zijn of koop je ook producten met de sticker ”35 procent korting” die nog een of twee dagen bruikbaar zijn? Daardoor voorkom je dat voedsel wordt weggegooid.

Ik vind het belangrijk dat we als christenen hierover het gesprek met elkaar voeren, zonder elkaar van alles voor te schrijven. Ieder mens heeft in zijn eigen situatie z’n eigen uitdagingen. Voor een moeder van een groot gezin is dat anders dan voor iemand die alleen woont. Maar laten we allemaal beseffen dat ons gedrag ertoe doet. Zijn we niet alleen op zondag maar ook doordeweeks een leesbare brief van Christus? Dat heeft –en dat zeg ik nadrukkelijk ook tegen mezelf– ook met ons koopgedrag te maken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer