”Welkom in Huize Roos” staat bij de voordeur. In zijn studeerkamer, links van de ingang, rijgen de boeken zich aaneen, veel oude druk, veel oude schrijvers. Wat al die boeken ds. J. Roos ook geleerd mogen hebben, preken over ”Uw wil geschiede” valt hem nog altijd zwaar. „Want het houdt wat in om de Heere in alles vrij te laten.”
Ook een gesprek over de bede ”Uw wil geschiede” vindt ds. Roos, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland te Barneveld, een hele opgave. „We kunnen er nog wel iets over zeggen als alles meeloopt in het leven, en als buiten de zon schijnt, maar om in voor- én in tegenspoed met mond en hart te belijden en oprecht te bidden dat Gods wil moge geschieden, daar is genade voor nodig.”
Met zijn gezondheid gaat het niet goed, of, zoals hij zelf eenvoudig zegt: „Het houdt niet over.” Al sinds hij predikant werd, 35 jaar geleden, is hij hartpatiënt. De laatste jaren lijdt hij aan een ernstige vorm van zenuwpijn. „Vorig jaar, vlak voor Pinksteren, ben ik gevallen in de tuin. Een nare breuk heeft veel complicaties gegeven. Mijn hartfalen is sindsdien verergerd en ik heb dag en nacht zenuwpijn. Volgens de dokter zou ik moeten stoppen met het ambtelijke werk, maar dat kan ik niet. Ik mag nog iedere zondag voorgaan. Maar, preken over ”Uw wil geschiede”, daar zie ik altijd weer tegenop.”
Verkondigen
Zijn pinksterpreken vorig jaar gingen dus niet door. „En dát deed me nog het meeste verdriet. Wat had de Heere dáár nu toch mee te zeggen? Het was de lust van mijn hart om te verkondigen wat de Heilige Geest nu wil uitwerken in het leven van een zondaar, maar het mocht niet en het kon niet. Ik heb gedacht: Heere, dat ik een zondaar ben, begin ik steeds meer te beseffen, maar is er misschien een bijzondere zonde dat ik met Pinksteren niet preken mag?”
Even stokt het gesprek. Dan zegt hij: „Vertel, als alles tegenloopt, nog maar eens wat het zeggen wil: ”Uw wil geschiede”. Maar toen kwam God de Vader over. Hij leidde me in in het Borgwerk van Christus. Van Hem Die in de hof van Gethsémané gekropen heeft en Die het zeggen mocht: „Vader, niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.” Hij beantwoordde volmaakt aan de wil van Zijn hemelse Vader. Toen konden we Gods wil blijmoedig aanvaarden en geloven dat Zijn wil goed is. We zouden wel meer mogen vragen: O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.”
Voor de wind
Lang geleden ontmoette ds. Roos ergens op de Veluwe een man die het zakelijk bijzonder voor de wind ging. „De Heere was toch zo goed voor hem, zei hij. Een tijd later sprak ik hem opnieuw en vroeg weer hoe het ging. Het bedrijf waarvoor hij werkte, bleek failliet te zijn gegaan. Opeens was de Heere niet goed meer. De man was boos, want zijn weg was tegen vlees en bloed in. Zo zijn we allemaal, van nature. Ik zeg het alleen maar omdat ik mezelf ken.”
Er is weleens gezegd: de derde bede is de moeilijkste bede van het Onze Vader. Sterfelijke mensen willen vaak niet wat God wil.
„We kunnen het zo gemakkelijk uitspreken dat Gods wil mag geschieden, maar als woorden zaken worden, dan wordt het toch anders. Zijn wil is heilig, goed, wijs, volmaakt en soeverein, maar als de storm van tegenspoed opsteekt in het leven, dan worden veel mensen boos en opstandig. Dan zijn we zo onverenigd met Zijn wil. Dat hoort bij het boze bestaan dat we in ons omdragen. Het is nog een wonder als de Heere de vuile dampen van dat boze bestaan er wat onder houdt.”
Preken over de derde bede geeft ds. Roos opzien, altijd. „Dat komt omdat ik als een zondaar op de preekstoel sta. Ik ben net eender als al die mensen in de kerk. Op de preekstoel zie ik ze allemaal voor me, de man die pas zijn vrouw verloren is, de moeder die haar kind naar het graf heeft gebracht, iemand die al veertien jaar ALS heeft, iemand die niet lang meer te leven heeft. De een heeft verdriet, een ander pijn, een derde is eenzaam, een vierde draagt een kruis waarvan niemand iets weet. Dat is de praktijk van het leven. Er is wel genade van boven nodig om oprecht te belijden: „Uw wil geschied’, Uw wil alleen, als in de hemel, hier beneên.””
Toch is God goed, zegt het Woord, ook al begrijpen wij Hem niet.
„Als ik maar goed van de Koning mag spreken, dan is het goed. Want Hij is vrijmachtig, lankmoedig en groot van goedertierenheden, ook al hebben we misschien de wind tegen in ons leven. Dan mogen we op de kansel toch vrijmoedig verkondigen: „Uw wil geschiede.” Als ik dat alleen met mijn verstand moet doen, dan is het paardenwerk, maar als de Heere iets laat zien van Wie Hij Zelf wil zijn voor een onwillig volk, dan is het toch lief werk. Ik sta niet op de preekstoel als iemand die weet hoe het allemaal moet. Op de kansel sta ik wel boven de gemeente, maar ik zit toch naast de mensen in de bank.”
„Gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.” Hoe moeten we dat verstaan?
„In deze bede leert Christus ons hoe voorbeeldig de wil van de engelen is. Zij letten nauwkeurig op de wenken van God de Vader en van Christus hun Hoofd. Zodra Christus opdracht geeft, dalen zij gewillig af vanaf de hemel naar de aarde als ze boodschappen van Hem brengen en blijde tijdingen aan Zijn Kerk. Door het verzoenend bloed van Christus zijn de engelen ook met Gods Kerk verzoend en zijn ze vrienden geworden.
Christus leert ons in deze bede: Zie op hun voorbeeldige wil en doe uw ambt en beroep zo gewillig en getrouw als de engelen. Maar hoe voorbeeldig hun wil ook is, zij kunnen Gods volk niet bekwaam maken om hen gewillig te maken en hun onwilligheid te verzoenen. Alleen Christus is het grote Voorbeeld en hun enige Verzoening.”
Maakt u in de prediking onderscheid tussen Zijn verborgen wil en Zijn geopenbaarde wil? Hoe weten we wat de „goede en welbehaaglijke wil des Heeren” is?
„God wil dat wij leven in overeenstemming met de wil des bevels, dus met Zijn geopenbaarde wil. Hij vraagt niet van ons om te leven naar de wil des besluits, Zijn verborgen wil, want die kunnen we niet weten. Wat Hij ons geopenbaard heeft, kunnen we lezen in Gods Woord: we moeten ons bekeren opdat we zouden leven. Dat wil God van ons. Hij vraagt ons gehele hart. Hij heeft Zijn Woord aan ons gegeven tot ons enige richtsnoer en kompas. God is het zo waard dat we leven naar Zijn wil en tot Zijn eer.”
De Heidelbergse Catechismus zegt in het antwoord bij de derde bede: „Dat is: Geef dat wij en alle mensen onze eigen wil verzaken.” Wat wil dat zeggen?
„Dat houdt een stervend leven in. Dat betekent dat ik mijzelf verloochen, dat ik nee zeg tegen mijn eigen wil, dat ik Zijn wil, die alleen goed is, zonder enig tegenspreken gehoorzaam ben. Als het Gods wil is dat mijn gezondheid tanende is, dan mag ik door genade zeggen: „Heere, het is goed. ’t Is majesteit al wat Gij doet. Ook als het anders gaat dan ik wil.””
Bij ons komt dat niet vandaan. Er is dus een wonder voor nodig?
„Een wonder van boven. Ik moet er nog aan beginnen om iets te weten van wat Gods wil is. We zijn maar beginners en moeten ook maar beginners blijven. Al zou ik zo oud worden als Methusalem, dan zou ik er nog het abc van moeten leren.”
> rd.nl/onzevader
Gesprekken rond elke bede van het gebed dat Jezus Zijn kerk leerde te bidden. Volgende week donderdag deel 5: ons brood.