Bij vragen over gender heeft theologie andere wetenschappen nodig
Vragen rond gender en seksualiteit moeten we niet in een theologisch vacuüm behandelen. De normativiteit van de Schrift moeten we in gesprek brengen met inzichten uit andere wetenschappen.
In het verslag van de studiemiddag op 23 juni rond het verschijnen van ”Vuur dat nooit dooft. Gender, seksualiteit en theologie in gesprek” (RD 24-6) wordt een vraag van prof. dr. Jan Hoek weergegeven. Hij vraagt waarin ons betoog verschilt van prof. dr. F. O. van Genneps publicatie ”Mensen hebben mensen nodig” uit 1972. Helaas wordt het antwoord van ons als auteurs niet weergegeven. Ook wordt verzwegen dat prof. Hoek toegaf ons boek nog niet volledig gelezen te hebben. Zo wordt niet duidelijk dat wij, in vergelijking met Van Gennep, de thematiek in een veel breder kader plaatsen. Bovendien ondernemen we een serieuze poging om nieuwe kennis uit andere wetenschappen theologisch te verdisconteren.
Het verslag sluit af met de opmerking dat Hoek zich, net als prof. dr. Gijsbert van den Brink, afvroeg of in ons boek, waarvan de titel genomen is uit Hooglied 8:6 en 7 (NBV), allerlei wetenschappelijke informatie –uit de biologie, de psychologie enzovoort– niet te veel als normatief wordt gepresenteerd, terwijl „de normativiteit van de Schrift” dreigt onder te sneeuwen. Ook die vraag willen we graag beantwoorden.
Luisteren
In het boek werken we met het viertakenmodel van de gerespecteerde praktisch theoloog Richard Osmer. Hij meent dat praktische theologie beoefenen betekent dat je allereerst moet luisteren naar wat er aan de hand is. Als het om seksualiteit en gender gaat, kunnen we dat niet beperken tot de christelijke wereld. We verwoorden dat vooral in de inleiding.
De tweede taak stelt de vraag waarom dat aan de hand is. Daarvoor is het goed om naar diverse wetenschappen te kijken en we geven in dat gedeelte ook een overzicht van de kerkgeschiedenis. We geloven dat de hele wereld aan God behoort en dat we daarom mogen luisteren naar wat diverse wetenschappen over seksualiteit te melden hebben. De spanning die hierin te vinden is, wilden we bewust intact laten. In de duiding van Bijbelteksten rond gender en seksualiteit heeft die spanning immers veel impact.
Veelstemmig
Vervolgens gaat de derde taak in op het normatieve (hoe zouden dingen moeten zijn?). In een hoofdstuk over de Bijbel en de theologie komen vele teksten en perspectieven aan de orde, die we analyseren. We kiezen ervoor om binnen het kader van het begrip ”verlangen” te zoeken naar richtlijnen. We menen met die keuze de Bijbel in zijn geheel recht te doen. De normativiteit van de Schrift ligt immers in de tekst zelf en in de verscheidenheid van teksten, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, met een diversiteit aan perspectieven. Daarmee proberen we ook de veelstemmigheid van het Bijbels getuigenis recht te doen, juist als het gaat om deze complexe thematiek.
Tot slot is Osmers vierde taak gericht op de praktijk: wat kan er concreet gebeuren? Met behulp van die taak schrijven we over de manier waarop we kunnen reageren op gender- en seksueel gerelateerde zaken die binnen en buiten de kerk spelen. Het raamwerk van verlangen wijst daarin een weg waarop liefde en trouw belangrijke waarden zijn.
We menen dus dat de normativiteit van de Schrift niet ondersneeuwt maar juist gebruikt wordt om het gesprek aan te gaan met andere wetenschappen. Daarvoor is het wel van belang om die andere wetenschappen serieus te nemen. Voor een zorgvuldige analyse van de problematiek rond gender en seksualiteit is daarom de in ons boek voorgestelde interdisciplinaire dialoog noodzakelijk.
De auteurs zijn respectievelijk hoogleraar Praktische Theologie te Melbourne, Australië, en predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt te Hattem.