Ds. Roos schrijft ds. Hoogerland „broederlijke aanvulling”
Kerkelijke verdeeldheid is een zonde die beweend en beleden moet worden. Dat was de boodschap die ds. G. Hoogerland, predikant van de Gereformeerde Gemeenten, in januari doorgaf in zijn boekje ”Om vriend en broed’ren spreek ik nu”. De coronacrisis leidde de aandacht van zijn oproep af. Deze donderdag reageert ds. J. Roos met een open brief in De Wachter Sions.
Ds. Hoogerland, predikant van de gereformeerde gemeente te Rotterdam-IJsselmonde, adresseerde zijn „open brief” aan „allen die de zuivere leer van Gods Woord en van onze belijdenis, zoals die door onze vaderen is overgeleverd, van harte liefhebben, en rondom de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking die daarop gegrond is, de eenheid van de kerk in Nederland van harte begeren.”
Dezelfde wortels
In De Wachter Sions, orgaan van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, reageert ds. Roos eveneens „in briefvorm” op de open brief van ds. Hoogerland. De Barneveldse predikant noemt deze „een oprechte poging om nauwverwante kerkverbanden dichter bij elkaar te brengen.” Ook hij vindt het nodig dat kerkverbanden die gemeenschappelijke wortels bezitten de nood gevoelen van het gescheiden optrekken.
Ds. Hoogerland ziet in zijn boekje uit naar eenheid bij kerkverbanden waar in de prediking bij de aanbieding van de genade ook Gods soevereiniteit in verkiezing en verwerping doorklinkt, waar de doodstaat van de mens niet verzwegen en de vrije wil uitgesloten wordt, waar onvoorwaardelijk het eenzijdige Godswerk in de bekering van de mens wordt verkondigd, en waar geleerd wordt dat Zijn werk zich kenmerkt door de beleving van de drie stukken uit de Heidelbergse Catechismus. Als het gaat om nuanceverschillen die niet in strijd zijn met de fundamenten van de geloofsleer, mag er van ds. Hoogerland „een bepaalde mate van vrijheid” zijn. Liggingsverschillen mogen nooit oorzaak van scheiding zijn, wel onderwerp van gesprek. Daarin valt ds. Roos hem bij.
Scheuring 1953
Het in 1950 en 1953 veroorzaakte schisma tussen de Gereformeerde Gemeenten (GG) en de daaruit ontstane Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) is veroorzaakt, zo vinden beiden, door kerkordelijke fouten (waarover de GG tijdens de generale synode van 2007 hun leedwezen hebben uitgesproken). De tweede oorzaak is, aldus ds. Hoogerland, de zonde van „onbegrip, liefdeloosheid, onbezonnenheid en onheilig vuur.” Waarop ds. Roos reageert: „We willen dit laatste niet ontkennen.”
Ds. Roos schrijft in de oproep van ds. Hoogerland echter een derde oorzaak voor de scheuring te missen, die hij als de hoofdoorzaak ziet: „De strijd om het zuivere evenwicht tussen Wet en Evangelie dat in de prediking van ds. R. Kok werd gemist, en oorzaak was dat er verwarring ontstond in de gemeenten. (...) Ook was er karikatuurvorming over de opvattingen van dr. C. Steenblok.” Lees dit als „een broederlijke aanvulling”, vraagt ds. Roos aan ds. Hoogerland.
Onderscheid
De Barneveldse predikant zegt het te betreuren dat de synode van de GG het onderscheid tussen de beloften van het Evangelie en die van het verbond der genade handhaaft, ondanks de besprekingen hierover met afgevaardigden van beide kerkverbanden.
Ds. Roos schrijft: „Laten ook wij een open antwoord geven. We gaan met u gebukt onder het gescheiden optrekken van hen met wie wij ons één in leer en leven voelen.
Hoe nu verder? Moeten we een eerste stap voorstellen? Nee! Alleen met Gods hulp kan de eerste stap worden gedaan. (...) Als de Heere werkt, zal de weg zeker gebaand worden, maar als wij mensen stappen zetten zonder de Heere, geeft dit meer verdeeldheid in beide kerkverbanden. Als de Heere een welgevallen aan ons heeft, is er nog hoop voor onze kerkverbanden die gemeenschappelijke wortels bezitten.”
Ds. Roos schrijft verder: „Laten wij die alles verzondigd hebben onophoudelijk smeken: „O Heere, God der heirscharen, breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden" (Ps. 80:20). We vertrouwen dat al onze waardige ambtsbroeders, ook met wie we in het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten nauw contact hebben, zich er tot het uiterste toe voor zullen inspannen naar Christus’ gebod dat de breuk wordt geheeld, opdat satan geen voordeel krijgt.”
Aan het slot van zijn open brief reikt ds. Roos aan ds. Hoogerland „de broederhand”, „zoals we die aan meerderen van uw broeders geven met wie we ons één voelen.”
Bidstond
In een reactie op de brief van ds. Roos zegt ds. Hoogerland desgevraagd: „Wat zou het een wonder zijn als in de harten van leden en ambtsdragers van de kerkverbanden aan wie mijn brief is gericht het diepe besef zou gaan leven van de nood en de schuld van de verdeeldheid. Ik hoop van harte dat Gods kinderen er werkzaamheden mee mogen krijgen. Ik wil benadrukken wars te zijn van activiteiten zonder schuldbelijdenis. Het is mijn persoonlijk verlangen dat we als bevindelijk-gereformeerde kerken zouden komen tot een gezamenlijke bidstond. Zou daar niet een sprake van uitgaan? Zou dat geen duidelijk teken zijn van het besef van de ernst van onze verdeeldheid? Zou dat niet een duidelijk signaal zijn naar onze jeugd, naar onze samenleving en naar onze overheid?”
Weerbarstig
Ds. J. J. van Eckeveld, voorzitter van het deputaatschap kerkelijke eenheid van de GG, zei op 17 augustus tegen de nieuwssite CIP.nl dat de oproep van ds. Hoogerland door de coronacrisis ondergesneeuwd lijkt te zijn. De praktijk om werk te maken van de kerkelijke verdeeldheid is weerbarstig, stelde de emeritus predikant uit Zeist. Er is onderling onvoldoende vertrouwen. Tussen beide kerkverbanden is er voor een deel wel herkenning, voor een ander deel is die er niet. Er zijn ook bepaalde stromingen binnen één kerk, stelt ds. Van Eckeveld, „dat maakt het heel erg ingewikkeld.”
Ds. Van Eckeveld zegt uiteindelijk: „We mogen nooit wennen aan het feit dat we elkaar erkennen als medechristenen, maar op zondag toch weer naar onze eigen kerk gaan.” Hij roept op tot gebed om de schuld van de verdeeldheid te gaan beleven. „De nood moet op ons hart gebonden worden.”