Bij de poort van Gouda is nauwelijks gevochten
Eén soldaat liep een wond aan zijn oor op. Meer bloed vloeide er niet toen de geuzen op 21 juni 1572 de macht in de stad Gouda overnamen. De maanden die volgden waren des te geweldadiger.
Dat de geuzen er zonder veel moeite in slaagden Gouda aan hun kant te krijgen zal ook henzelf hebben verrast. Dat is althans de indruk van stads- en kerkhistoricus dr. Paul H. A. M. Abels, zelf van rooms-katholieken huize en gepromoveerd op een onderwerp dat verband houdt met de Reformatie. Op een zomerdag met weer dat aan oud-Hollandse schilderijen doet denken –een stevige wind, een felle zon en hoge wolkenpartijen– wandelen we door het historische centrum van de kaasstad, op zoek naar sporen van 450 jaar geleden. Spoiler alert: die zijn er niet veel meer, maar de verhalen zijn er nog wel.
De geuzen hadden binnen de stadsmuren niet veel medestanders, weet Abels. „Er woonden in die tijd nauwelijks protestanten in Gouda. Van hagenpreken was geen sprake, de Beeldenstorm kreeg hier geen voet aan de grond. Gouda stond juist bekend als trouw aan het heersende gezag. Margaretha van Parma noemde de stad een „bonne ville.””
Embed code:
Kasteel
Voor de geuzen was de inname van Gouda een belangrijke mijlpaal. „Het was de eerste grote stad die de kant van de Opstand koos. Gouda was in die tijd de zesde stad van Holland.”
In de zestiende eeuw was Gouda een compacte plaats, gelegen tussen de Hollandse IJssel en de Gouwe. Er woonden indertijd zo’n 8000 mensen. Aan de zuidkant was de stad het meest versterkt. Daar lag het kasteel, daar bevond zich de Rotterdamse Poort; van beide resteren nog slechts sporen.
Maar de geuzen kwamen –al worden ze ook wel watergeuzen genoemd– niet over water naar Gouda. Ze verzamelden zich voor de toenmalige Kleiwegpoort, aan de noordoostkant van de stad, op de kop van de Kleiweg. Tegenwoordig is dat het weinig tot de verbeelding sprekende begin van een winkelstraat. Er is niets wat aan het roemruchte verleden doet denken. Abels: „Vroeger stond hier een molen. Dat zwarte gebouw met die ronde gevel is daar een verwijzing naar.”
Vrijheid van geweten
Het ging om een betrekkelijk kleine groep geuzen; naar schatting ongeveer honderd man. Onder leiding van Adriaan van Swieten, een vertrouweling van Willem van Oranje, hadden ze op 19 juni 1572 in het naburige Oudewater de macht overgenomen. Twee dagen later trokken ze in de vroege morgen op naar Gouda.
Gevochten is er bij die stadspoort eigenlijk niet. „Er waren wel wat schermutselingen, maar dat mag geen naam hebben. Een van de soldaten die de stad moesten verdedigen liep daarbij een wond aan zijn oor op. Dat was het. Meer bloed is er die dag niet gevloeid”, vertelt Abels. „Volgens de overlevering was er wel een geus die de hele dag op een ongezadeld paard door de stad rondjes reed, om indruk te maken.”
We lopen tussen het winkelend publiek naar de Markt, in het spoor van de geuzen, die na het passeren van de poort via de Kleiweg naar het stadhuis marcheerden, waar ze het stadsbestuur optrommelden. „De geuzen beloofden dat er in de stad vrijheid van geweten en godsdienst zou zijn. Dat was voor het stadsbestuur een harde voorwaarde. Rooms-katholieken en protestanten zouden dus vrij zijn om hun geloof te belijden. Daarop zwoer het stadsbestuur trouw aan Willem van Oranje. Niet wetende dat er van die beloofde vrijheid weinig terecht zou komen.”
Van Swieten, de leider van de geuzen, hield nog diezelfde dag een opmerkelijke toespraak voor het in het stadhuis verzamelde stadsbestuur. „Wij zouden zijn woorden nu antisemitisch noemen. De Joden kregen kort samengevat overal de schuld van.”
Volksaard
Dat de machtswisseling eigenlijk zonder slag of stoot verliep, schrijft Abels toe aan de Goudse volksaard. „Als het gevaarlijk wordt, gaan Gouwenaars op hun rug liggen. Ze hebben geen zin in strijd en bloedvergieten.”
Mogelijk speelde de executie van Faes Dirksz de stoeldraaier, twee jaar eerder, daarbij ook een rol. „Gouda heeft weinig te maken gehad met de terreur van de Bloedraad van Alva. De Reformatie had hier niet echt voet aan de grond gekregen, er waren nauwelijks protestanten in de stad. Faes Dirksz was daarop een uitzondering. Hij was wederdoper. Een ketter dus, in de ogen van de inquisitie. Hij weigerde zijn geloof af te zweren en moest daarom worden gedood. Het stadsbestuur wilde die terechtstelling helemaal niet, moedigde hem zelfs aan om te vluchten. De deur van zijn cel werd bijvoorbeeld niet afgesloten. Maar Faes Dirksz ging daar niet op in. Hij koos ervoor om een martelaar voor zijn geloof te zijn. Zijn executie heeft enorm veel indruk gemaakt. Het voedde de toch al aanwezige afkeer van geweld en gewetensdwang.”
Tiende penning
En wellicht waren er ook pragmatische redenen om de kant van Willem van Oranje te kiezen. Alhoewel de stad tot de komst van de geuzen loyaal was aan de Spaanse koning, leefde er ook veel onvrede. „Er bestond grote armoede. De belastingdruk –de beruchte tiende penning– was hoog. Misschien hoopte het stadsbestuur dat dat onder de nieuwe heerser zou verbeteren. Bovendien was er in de stad sprake van gebrek aan ruimte. Een groot deel van het grondgebied werd in beslag genomen door kloosters.”
In ieder geval dat laatste veranderde nadat de geuzen de macht hadden overgenomen. Tijdens de wandeling passeren we een paar locaties waar in het verleden een kloostercomplex stond. De meeste werden door de geuzen vernietigd. Alleen het voormalige weeshuis aan de Jeruzalemstraat, waarin nu een hotel-restaurant is gevestigd, staat er nog. Oorspronkelijk was dat een klooster. De geuzen staken het in brand. De geblakerde balken zijn nog altijd zichtbaar in een aantal kamers.
Ongeorganiseerd zootje
Na de overgang brak er voor de inwoners van Gouda een onrustige tijd aan. Abels: „Wie waren de geuzen? Je zou kunnen zeggen: een samengeraapt en bovendien ongeorganiseerd zootje. Kaapvaarders, avonturiers, aan lagerwal geraakte adel. Ze staken niet alleen kloosters maar ook huizen in brand, ze plunderden, ze verkrachtten vrouwen, ze molesteerden geestelijken.”
Binnen een paar weken kwam er een stroom van mensen die de stad ontvluchtten op gang. „Het ging met name om geestelijken, die massaal de wijk namen naar Amsterdam, dat toen nog een rooms-katholiek bolwerk was.”
Ook de Sint-Jan werd door plunderaars bezocht. „De kerk werd daarom gesloten; de kerkschatten werden in veiligheid gebracht. Het zilver werd geconfisqueerd voor de oorlogskas van Willem van Oranje. De eerste protestantse erediensten vonden plaats in de Onze-Lieve-Vrouwekerk”, vertelt Abels. Daarvan rest alleen nog de toren, op de hoek van de Nieuwhaven en de charmante Vrouwensteeg. „Tot de synode van Dordrecht was de gereformeerde kerk in Gouda overigens zeer libertijns van aard. Het was bijvoorbeeld verboden om de Heidelbergse Catechismus te gebruiken.”
Gecodeerd briefje
Uit onvrede met het nieuwe bewind beraamde een aantal leden van het stadsbestuur nog datzelfde jaar een plan om de stad weer in handen van de Spanjaarden te brengen. Via de Vlamingstraat lopen we naar de locatie die bij die samenzwering een cruciale rol speelde. „Buiten de stad, waar nu de wijk Korte Akkeren ligt, hadden ze daarvoor een huurlingenleger in staat van paraatheid gebracht. Op het laatste moment werd de aanval afgeblazen. Er bleken meer soldaten in de stad aanwezig te zijn dan ze hadden gedacht. Willem van Oranje had namelijk een leger Britse huurlingen naar Gouda gestuurd.”
Het plan van de samenzweerders kwam aan het licht door een onhandige actie bij het toenmalige Vlamingspoortje, vlak bij de huidige Guldenbrug. „De man die moest doorgeven dat de aanval niet doorging, was verkleed als kleermaker. De boodschap stond, gecodeerd, op een briefje dat was verstopt in een bol garen. Dat ”verradersbriefje” is trouwens bewaard gebleven. De boodschapper was blijkbaar zenuwachtig toen hij bij de poort gecontroleerd werd, want hij liet de bol garen vallen. Daar reageerde hij zo overdreven op dat de soldaten argwaan kregen.” Een deel van de samenzweerders werd opgepakt en geëxecuteerd. Hun hoofden werden bij het poortje tentoongesteld.
We lopen langs de lommerrijke Hoge en de Lage Gouwe, waar indertijd de regenten van de stad woonden. Bijvoorbeeld Dirk van Reynegom. „Hij was een van die samenzwerende stadsbestuurders”, vertelt Abels. Hij verdiende de kost als bierbrouwer en tollenaar. Van Reynegom woonde in een statig pand op Hoge Gouwe 14. „Hij heeft het overleefd, maar is wel al zijn bezittingen kwijtgeraakt.”
Vergeten martelaren
In het tegenwoordige Houtmansplantsoen, een verstilde groene oase achter molen ’t Slot, voltrok zich vermoedelijk het grootste Goudse drama van 1572. Op deze plek stond het kasteel van Gouda. In oktober 1572 nam de geuzenleider Willem Lumey, indertijd officieel de plaatsvervanger van Willem van Oranje, hier zijn intrek.
„Twee paters gingen op een dag naar hem toe om hun beklag te doen over de manier waarop rooms-katholieke geestelijken werden behandeld.” Dat liep uit op een drama. „Beide paters werden hier ter plekke vermoord, zonder enige vorm van proces”, vertelt Abels. „Lumey was verantwoordelijk voor de dood van de martelaren van Gorcum. Maar dus ook voor de vergeten martelaren van Gouda.”
Lumey, die een zeer gewelddadige reputatie had, viel al snel in ongenade. Hij werd in 1573 afgezet als stadhouder en in 1574 verbannen.
Het kasteel werd in 1577 afgebroken. „Het stadsbestuur nam daarvoor het initiatief, al had het feitelijk niet die bevoegdheid. Het kasteel moest worden gesloopt, om te voorkomen dat een nieuwe heerser –Spaans- of Oranjegezind– er zijn intrek zou nemen.”