Hitte hindert kinderen op kamp niet
Aan de stoffige wegen die naar groepsaccomodatie De Boomstronk in Otterlo leiden, is goed te zien dat het heet is. Maar dat mag de pret niet drukken voor de deelnemers en leidinggevenden aan het kinderkamp van Koers. „In de schaduw is het goed te doen.”
Dat de temperatuur deze maandag tot boven de 30 graden stijgt, en dinsdag zelfs tot boven de 35, vereist flexibiliteit, erkent teamleider Corine Slingerland (28). Ze weet waar ze over praat, want dit is al het twaalfde kamp dat ze leidt. „Ik kan me herinneren dat we enkele jaren geleden eens buiten hebben geslapen. Zó warm was het.”
„In Otterlo daar staat een kamp / Je hoort van ver al ons gestamp / We lachen en we spelen.” Het kamplied dat de negen- tot twaalfjarige deelnemers van het Koerskamp van de Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten in Otterlo zingen, spreekt voor zichzelf. Nee, gestamp is niet te horen, maar dat er gelachen en gespeeld wordt wel.
Gejoel, gegil en gespetter zijn niet van de lucht. Bijvoorbeeld wanneer „meester” Hendri van den Berg, een van de leidinggevenden, alle kinderen om zich heen verzamelt in een kring. Hij richt de tuinslang op hen als ze op zijn instructie bukken, springen of zich zo klein mogelijk maken.
Als Hendri vindt dat de kampgangers nu wel genoeg water uit de tuinslang hebben opgevangen, is het tijd om iets te drinken. De leidinggevenden, door de kinderen aangesproken als jufs en meesters, letten op dat iedereen genoeg vocht binnenkrijgt. Bij het zeskamp dat dadelijk volgt, zullen ze dat hard nodig hebben. Het ziet ernaar uit dat het zweet dan in straaltjes van de kinderen zal aflopen.
Aangepast
Het programma, waarin water een belangrijke rol speelt, is aangepast vanwege de hitte. Het zwemmen is bijvoorbeeld opgeschoven van woensdag naar dinsdag, de warmste dag van de week. „Ik heb veel aan mijn team”, zegt juf Corine. „Dat is heel flexibel. Daardoor kunnen we zulke wijzigingen soms nog laat doorvoeren.”
Een van die veranderingen is dat het zeskamp dat maandagmiddag plaatsvindt een vierkamp wordt. Daarbij doen de meeste kinderen rustig aan; zéker in de volle zon.
Daardoor ontstaat er na het vierkamp ruimte voor een watergevecht. Immers, „het is veel te warm om droog te blijven”, zoals meester Jonathan Slingerland het zegt. De kinderen gillen, rennen achter elkaar aan en gooien emmers water over elkaar heen, maar de jufs en meesters doen niet voor hen onder. Als een van de leidinggevenden bij de keukendeur in de buurt komt met een emmer vol water, ziet juf Corine de bui hangen. Gillend trekt ze de deur dicht. De ruit krijgt de volle laag. Meester Jonathan, die het water gooit, komt niet meer bij van de lach. Al hikkend gaat hij richting zijn collega Hendri met de tuinslang om een nieuwe voorraad te halen.
Druipt
Juf Hannie de Ruiter krijgt vier of vijf keer achter elkaar een plens water over zich heen. Ze druipt ervan. Het ontlokt een van de meesters een medelijdende kreet. „Juf Hannie mogen jullie niet meer natgooien”, vindt hij.
Twee jufs staan binnen te koken. Maar de kinderen en de andere leidinggevenden kunnen het niet uitstaan dat zij droog blijven. Ze lokken het tweetal naar buiten. „Ik wist het!”, roept een van hen, als ze ziet waarom ze moest komen. Ze gaat op de loop, maar tevergeefs. Een van de kinderen die meedoet, voegt ze toe: „Jou krijg ik nog wel.”
Als bijna niemand meer een droge draad aan het lijf heeft, vindt tuinslangmeester Hendri het welletjes geweest. De kraan gaat uit. Een van de kinderen gaat touwtjespringen om op te drogen. De zon doet de rest.
Zwemmen
Annelot (10) en Arianne (12) zijn blij dat ze een beetje zijn afgekoeld. „Voor het watergevecht begon, had ik het echt heel heet”, zegt Annelot. „Ik ben blij dat we dinsdag gaan zwemmen.”
Ook Dave (10) is blij met de verkoeling van het watergevecht. „Dat scheelt wel iets. In de schaduw is het sowieso goed te doen. In de zon gaat het niet. Als het nog warmer wordt, blijf ik liever binnen.”
Het kamplied kennen de meesten nog maar matig. Maar het slot brengen de kinderen in elk geval in praktijk: „O wat hebben we een pret / Dit gaan we nooit vergeten.”