Kerk & religieWekelijkse meditatie
Meditatie: Zo ik niet had geloofd...

Bovenstaande zin is niet af. Op de plaats waar de puntjes staan hebben de vertalers geschreven: „ik ware vergaan”, maar in het oorspronkelijke staat dat er niet. De vertalers hebben deze zin afgemaakt. Ook in ons leven komen niet afgemaakte zinnen voor. Een vader en moeder staan aan het ziekbed van hun kind en zeggen: „Als we ons kind eens moesten missen…” Er zijn zinnen die een mens niet afmaakt, omdat ze te veel pijn doen. „Ik moet er niet aan denken dat…”

Ds. M. A. Kuijt, Wijk (bij Heusden)
beeld RD
beeld RD

Vóór ons hebben we die prachtige Psalm 27. Een psalm waarin de woorden over elkaar heen buitelen. Vooral het tweede gedeelte van deze psalm is beweeglijk. De woorden rijgen zich niet in alle rust aan elkaar, nee, er is beweging, het schokt en het stokt. En aan het slot zegt de dichter: „Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de Heere zou zien in het land van de levenden, ik…” En dan zwijgt hij.

Er worden in deze psalm dingen gezegd die voor het oog elkaar uitsluiten en tegenspreken, maar dat maakt deze psalm juist levensecht. Want het leven is geen vlak zeetje met mooie bespiegelingen en psalmen zijn geen taaloefeningen met correcte zinnetjes en mooie krullen, geen producten uit de studeerkamer. Wie geen kennis heeft aan het leven met God, die stoot zich aan tegenstrijdigheden en raakt in verwarring, maar wie het leven uit God kent, die herkent in dit lied zijn eigen zielsgesteldheid. Geloof wordt besprongen door aanvechting en hoop wordt belaagd door wanhoop. Er wordt gezongen en gezucht. Zo is het leven: eb en vloed. Zo is ook ons hart. En onze zielsgesteldheid.

„Zo ik niet had geloofd…” Daar zit ook iets in van een berisping. De dichter zegt: Stel je voor dat ik niet geloofd zou hebben… Dat zou toch verschrikkelijk zijn! Zo ik niet had geloofd dat God groter is dan mijn grootste smart…! Zo ik niet had geloofd dat de lijdende Borg in al mijn benauwdheid benauwd was en medelijden heeft met mijn zwakheden…! Zo ik niet had geloofd dat Christus is opgestaan uit de dood en de kop van satan heeft vermorzeld…! Zo ik niet had geloofd dat alles tot mijn zaligheid dienen moet, dus ook die verdrukking en tegenwerking…! Zo ik niet had geloofd dat God de Getrouwe blijft ondanks al mijn ontrouw…! „Zo ik niet had geloofd…!”

Niet dat er enige waardigheid in mijn geloof schuilt. Geloven is steunen en leunen op God en rusten in de armen van Christus. Het geloof vindt alles buiten zichzelf in God. De gelovige gelooft niet in eigen geloof en zoekt geen grond in eigen bevindingen en ervaringen, maar zakt door alle menselijke bodems op de Rotssteen Christus en ontdekt in Hem Gods grondeloos erbarmen.

„Zo ik niet had geloofd, ik ware vergaan…” Maar ik heb geloofd. „Daarom zal ik door ’s vijands zwaard niet sterven, maar leven, en des Heeren daân, waardoor wij zoveel heil verwerven, elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.” „Zo ik niet had geloofd…” En dan blijft het even stil, maar: ik heb geloofd en daarom zal ik niet zwijgen. Ik zal wachten op de Heere, want Hij zal mijn hart versterken. Om Christus’ wil. Uit louter genade.

„Zo ik niet had geloofd dat ik het goede des Heeren zou zien in het land der levenden…”
Psalm 27:13

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer