Oekraïens echtpaar Huts vond nieuw thuis in Israëlische kibboets
Ze ontvluchtten het oorlogsgeweld in Oekraïne en vonden een nieuw thuis in Israël. Op een steenworp afstand van de Gazastrook, waar ook het luchtalarm regelmatig afgaat. Valentin: „Hier worden we tenminste beschermd – en niet voortdurend opgejaagd.”
Als een eindeloos zwart-wit lint slingert snelweg 40 zich door de Negevwoestijn. Het ene moment een kaarsrecht stoffig stuk, waar het enige gezelschap uit nieuwsgierige gazelles en een verdwaalde struisvogel bestaat. Dan weer een serie haarspeldbochten om een grillige rode rotsformatie te bedwingen.
Bij vertrek uit Eilat stond de thermometer nog op 42. Inmiddels is het kwik tot een nog altijd respectabele 35 graden gezakt. De rust in de wildernis is overweldigend. Vooral in de immense Ramonkrater, waar leegte en stilte met elkaar wedijveren.
Voor Be’ersheva buigt de weg af naar het westen, richting de Gazastrook. Op minder dan 8 kilometer van de grens ligt kibboets Be’eri. Een van de rijkste collectieve nederzettingen van Israël. Dat heeft het dorp vooral te danken aan de drukkerij, waar onder andere paspoorten en andere officiële documenten worden gedrukt.
Be’eri is ook de nieuwe woonplaats van de Oekraïense familie Huts: Valentin (23), Maya (24) en hun zoontje Mark (2). Ze vluchtten vorige maand uit Sjostka, een stad ten noordoosten van Kiev, op zo’n 20 kilometer van de grens met Rusland. „Op 3 mei om elf uur ’s avonds zetten we voet op Israëlische bodem”, weet Valentin nauwkeurig te melden.
Contrast
Groter contrast met de verschrikkingen van de oorlog in hun vaderland kan Be’eri niet vormen. Weelderig bloeiende bougainvillea steekt scherp af tegen de strakblauwe hemel. Bejaarde inwoners van de kibboets begeven zich met hun overdekte elektrische wagentjes naar de eetzaal.
Slechts de massieve betonnen overkapping van het kinderdagverblijf en de bordjes die de weg naar de schuilkelder wijzen, geven aan dat ook hier het gevaar van luchtaanvallen aanwezig is.
Het Oekraïense gezin had nooit gedacht dat ze hun land moesten verlaten. Zelfs niet toen de dreiging van een Russische inval begin dit jaar alleen maar toenam. „Mijn moeder en mijn vrienden waarschuwden ons voortdurend vanuit Kiev”, vertelt Valentin in hun gerieflijke huisje in de kibboets. „Zelfs toen ze belden dat de aanval was begonnen, dacht ik dat het een grap was. We leven in 2022, dan voeren we in Europa toch geen oorlog meer?”
Met die illusie was het snel gedaan, zegt Maya. Ze spreekt afwisselend Engels en Russisch, want haar moeder is in Rusland geboren. „Drie weken bleef onze stad buiten schot. Toen kwamen de bommen. In Sjostka is een munitiefabriek. Die hadden de Russen in het vizier. Ze werkten echter met verouderde kaarten, waardoor ze hun doel misten. De bevolking stuurde massaal berichten via sociale media dat het complex was geraakt, zodat de beschietingen zouden stoppen.”
Omsingeld
Het Russische leger nam echter andere delen van de stad onder vuur. „Het huis van een collega werd verwoest; al onze ramen sprongen door de luchtdruk van de explosies”, vertelt Valentin. Een vriend stuurde een foto van tanks die naar onze regio oprukten. Dat was het moment dat we serieus over weggaan gingen nadenken. Het probleem was echter dat Sjostka geheel omsingeld was.”
Dat had ook gevolgen voor de voedselvoorziening en de werkgelegenheid. Het callcenter waar het stel werkte, gaf ze drie maanden onbetaald verlof, waardoor ze geen inkomsten meer hadden. Met financiële steun van een familielid in de VS kon het gezin het nog een paar weken uithouden.
„We hadden uit voorzorg 65 kilo aardappelen ingeslagen”, herinnert Maya zich. „De geldautomaten gaven nog maar een zeer bescheiden bedrag per dag uit en er waren lange rijen. Vlees, verse groente en veel andere levensmiddelen waren niet meer verkrijgbaar.”
Terugkeer
Met hulp van stichting Christenen voor Israël slaagde het drietal erin via Kiev en Vinnitsa naar Moldavië te vluchten. Daar stapte het gezin op het vliegtuig naar Israël, waar het via het project ”First Home in the Homeland” –Eerste Thuis in het Thuisland– aan onderdak werd geholpen.
Met niet meer dan twee tassen, een koffertje en de kat landden de Oekraïense vluchtelingen in Tel Aviv. „We hebben geprobeerd ons hele bestaan in de bagage te stoppen”, zegt Valentin. En dan lachend: „De grootste ruimte werd nog ingenomen door de beautycase van Maya.”
Drie jaar geleden dacht het echtpaar al na over de mogelijkheid om naar Israël te verhuizen. Als Jood kon Valentin gebruikmaken van het recht op terugkeer naar het Beloofde Land. Toen wilden ze eerst wachten tot hun zoon wat groter zou zijn. Nu dwong de oorlog ze die stap plotseling te zetten.
Spijt van hun verhuizing hebben Valentin en Maya niet. „De kibboets is een goede plaats om bij te komen van de verschrikkingen van de oorlog. Ook in deze regio dreigt soms gevaar, maar hier worden we tenminste beschermd en niet voortdurend opgejaagd”, benadrukt Valentin.
Het tweetal is nog steeds verwonderd over de ontvangst door de inwoners van Be’eri. „Het huis was schoongemaakt, de koelkast gevuld. In Oekraïne hadden we niet eens een koelkast. Hier kunnen we dagelijks gratis drie keer in de gemeenschappelijke eetzaal eten. Thuis waren we blij met één maaltijd per dag.”
Wel slaat af en toe de onzekerheid over de toekomst toe. Maya: „We moeten ons leven weer helemaal opnieuw opbouwen. Voorlopig zijn we druk met het leren van de taal. Het eerste halfjaar is er werk voor ons in Be’eri, via een speciaal programma, maar daarna is het afwachten. We willen hier heel graag blijven, want het kibboetsleven bevalt ons wel. Maar we willen toch allebei ook graag wat met onze opleiding doen en onszelf hier nuttig maken.”