Uitleg: Raad van State adviseert herziening stervenswet
D66 moet haar initiatief-voltooidlevenwet ingrijpend herzien, alvorens die aanhangig te maken bij de Tweede Kamer, adviseerde de Raad van State vrijdag. Vier vragen.
Wat houdt de voltooidlevenwet in?
De initiatiefwet is bedoeld om hulp bij zelfdoding aan levensmoede ouderen te legaliseren. Die stervenshulp valt namelijk niet onder de reikwijdte van de euthanasiewet. Het wettelijk mogelijk maken daarvan is een diep gekoesterde wens van D66, maar daar is dus een nieuwe regeling voor nodig.
Wat is de status van dit advies?
Volgens de voorstanders van deze wet erkent het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in toenemende mate dat het recht op regie rond het eigen levenseinde onderdeel zou zijn van het recht op privéleven, dat bescherming geniet volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Kan zijn, zegt de Raad van State, die als adviseur van regering en parlement verantwoordelijk is voor de kwaliteit van wetgeving, maar uit dat artikel vloeit in elk geval geen overheidsplicht voort om een gekozen levensbeëindiging te faciliteren. Kortom, dat pleidooi legt maar beperkt gewicht in de schaal.
Veel meer van belang is volgens de Raad van State EVRM-artikel 2, over het recht op leven. Dat impliceert de verplichting voor de overheid om zwakke en kwetsbare personen te beschermen, aldus het advies. Consequentie daarvan is dat wetten zoals de voltooidlevenwet waarborgen dienen te bevatten, die „noodzakelijke grenzen” stellen aan de autonomie van het individu.
Met die constatering deelt de raad een flinke tik uit aan de initiatiefnemers.
In welke zin?
De opsteller van de wet, oud-Kamerlid Pia Dijkstra, ging ervan uit dat de zorgvuldigheidseisen die zij had opgesteld al voldoende EVRM-proof waren. Bepaald niet, zegt de raad, die vervolgens met een reeks grondige wijzigingsvoorstellen komt. Een daarvan ziet op de toetsing van het levenseindeverzoek van de levensmoede oudere. Dijkstra wilde daar een nieuwe functionaris voor in het leven roepen: de levenseindebegeleider. Het kan daarbij gaan om een bijgeschoolde verpleegkundige, gezondheidszorgpsycholoog of psychotherapeut. Maar de Raad van State betwijfelt of die wel genoeg in staat zijn om te identificeren welke (medische) factoren de stervenswens veroorzaken en in hoeverre die nog beïnvloed kunnen worden. Verplichte betrokkenheid van een arts is daarom nodig, aldus het advies. Dat betekent in de praktijk een veel zwaardere toets.
Eén van de zorgvuldigheidseisen waaraan de levenseindebegeleider zich moet houden, hoort volgens het advies fors te worden aangescherpt. Het gaat om de eis dat begeleider en oudere tot de overtuiging moeten zijn gekomen dat andere, op de achtergrond van het (stervens)verzoek gerichte hulp „niet gewenst” is. Vreemd, vindt de raad, want als die hulp er nog wel is, is er dan eigenlijk wel sprake van een weloverwogen, stabiele en coherente doodswens? In het licht van EVRM-artikel 2 moet daar namelijk wel sprake van zijn, wil levensbeëindiging mogelijk zijn.
Het komt er volgens de raad dan ook op neer dat D66 het bewuste wetsartikel moet aanpassen. Daarin moet staan dat de begeleider de hulptrajecten in kaart moet brengen en één voor één met de oudere moet concluderen waarom die wel of geen redelijke oplossing bieden. Heel iets anders dus, dan even concluderen dat hulp niet meer wenselijk is.
Betekent dit kritische advies het einde van het wetsvoorstel?
Als het aan de christelijke partijen CDA, CU en SGP ligt wel. D66-Kamerlid Van Meenen, die de verdediging inmiddels heeft overgenomen van Dijkstra, zei vrijdag echter dat de partij het advies gaat bestuderen en daarna een aangepaste versie wil indienen. Wordt vervolgd, kortom.