Prof. Frans Verhey: Preventie beste optie in strijd tegen dementie
Een van Nederlands bekendste alzheimerspecialisten gaat met emeritaat. Prof. dr. Frans Verhey: „We moeten bij alzheimer meer denken in termen van accepteren en ondersteunen dan in termen van oplossingen.”
Na 36 jaar verlaat prof. Verhey (66) de leerstoel ouderenpsychiatrie aan het Maastricht UMC+. Vrijdag hield hij zijn afscheidscollege. Na afloop werd hij door de burgemeester van Valkenburg benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. De hoogleraar blijft nog wel als onderzoeker actief voor het Alzheimer Centrum Limburg, een samenwerkingsverband tussen diverse gezondheidszorginstellingen en de universiteit.
De afgelopen vier decennia heeft de psychiater ervaren als een „fantastische tijd”, zegt hij. „Alzheimerpatiënten blijven een boeiende groep. Je kunt veel voor hen betekenen. Alleen al door het wegnemen van het schrikbeeld dat mensen van alzheimer hebben. Deze hersenziekte is niet alleen maar ellende, je kunt er ook mee leren leven. Die kant van het verhaal is sterk onderbelicht.”
Alzheimer is toch een vreselijke ziekte? Patiënten raken hun geheugen kwijt, herkennen familieleden niet meer en veranderen van gedrag.
„Dat zijn stereotypen. De werkelijkheid valt meestal erg mee ten opzichte van wat mensen zich van de ziekte voorstellen. Lang niet iedereen krijgt zulke klachten. Ik ontken niet dat er genoeg uitdagingen zijn voor de patiënt en de mantelzorger. Maar het is ook niet zo verschrikkelijk als het vaak wordt omschreven.
Vaak is het de omgeving die zegt: „Dit is toch geen leven?” Terwijl de patiënt nog jaren een betekenisvol en kwalitatief goed leven kan leiden.”
Vanwaar uw passie voor het vak?
„Als zenuwarts bestudeer ik de manier waarop de hersenen bepalen hoe iemand zich gedraagt, hoe lichaam en ziel, materie en geest zich tot elkaar verhouden. Dat is fascinerende materie.
Ik ben waarschijnlijk de laatste zenuwarts van Nederland. Zenuwarts is de combinatie van neuroloog en psychiater. Toen ik mijn opleiding in 1982 net was begonnen, kreeg ik een brief waarin stond dat dit specialisme werd opgeheven. Je kon de opleiding nog wel afmaken. Sindsdien zijn de neurologie en de psychiatrie twee aparte richtingen.”
Speelt dementie in de familie een rol bij uw interesse?
„Nee. Mijn vader was psychiater, hij heeft me warm gemaakt voor het vak.”
U hebt de belangstelling voor dementie in de wetenschap, de zorg en de maatschappij door de jaren heen sterk zien toenemen. Wat zijn voor u belangrijke mijlpalen in de afgelopen pakweg veertig jaar geweest?
„Lastige vraag, omdat ik niet in mijlpalen denk: het is een kwestie van veel kleine stapjes. Qua medicijnen is er echter nog niet veel.”
Is er dan geen winst geboekt?
„Jawel, heel veel zelfs. Dat zit ’m niet in de pillen, maar in de zorg. De zorg is nu oneindig veel beter geregeld dan een halve eeuw geleden. Iemand die de diagnose alzheimer krijgt, heeft tegenwoordig recht op een casemanager. De inzet van deze persoon wordt ook vergoed. Een casemanager kent het hele werkveld, begeleidt, geeft voorlichting en zoekt naar mogelijkheden voor ondersteuning van de patiënt. Met zo’n systeem waarbij elke patiënt wordt begeleid door een casemanager is Nederland internationaal gezien uniek.
Dit is meer een zorgverhaal, en dat is zeer terecht. We moeten bij alzheimer meer denken in termen van accepteren en ondersteunen dan in termen van oplossingen.”
Uw afscheidsrede van afgelopen vrijdag kreeg als titel mee: ”Het gelijk van dr. Alois Alzheimer”. Leg dat eens uit.
„De Duitse psychiater Alzheimer hield in 1907 een lezing waarin hij een opvallende aandoening van de hersenschors besprak. In de hersenen van een 55-jarige vrouw met dementie vond hij klompjes en draadjes, de plaques en tangles die sindsdien als kenmerkend voor de ziekte worden gezien. Iets later zag hij een tweede patiënt met hetzelfde beeld, maar geen tangles. Daarom betwijfelde hij of het wel één ziekte was, veroorzaakt door een specifiek ziekteproces. Hij beschouwde het als varianten van ouderdomsdementie.
Het is zijn baas geweest, de beroemde psychiater Emile Kraepelin, die er een nieuwe ziekte van heeft gemaakt. Alzheimer was het daar niet mee eens. Maar hij was waarschijnlijk wel ijdel genoeg om niet luid te protesteren tegen de ziekte die naar hem werd vernoemd.”
Waarom heeft dr. Alzheimer wat u betreft gelijk?
„In de wetenschap is lang het idee geweest dat alzheimer niets met de leeftijd te maken heeft, maar dat het een hersenziekte is veroorzaakt door stapeling van zogenaamde amyloïd-eiwitten. Als je een pil vindt die daarop ingrijpt, zou je een patiënt kunnen genezen.
Maar zo simpel is het niet. Alzheimer hangt meestal juist wél sterk samen met veroudering. Naarmate de leeftijd stijgt, wordt de kans op dementie groter. De helft van de mensen boven de negentig jaar is dement. Als we allemaal 120 jaar zouden worden, krijgt waarschijnlijk 90 procent te maken met dementie.
Ik zie alzheimer daarom als een verzameling processen waarvan de meeste met veroudering te maken hebben. Een ander verhaal is het als je het op jongere leeftijd krijgt; dan is het wel degelijk een ziekte. Je moet alzheimer dus niet als één aandoening zien met één oorzaak, maar eerder als een optelsom van diverse oorzaken.”
U bent kritisch over het medicijn aducanumab, dat eiwitplaques in de hersenen afbreekt en zo tegen alzheimer zou werken. Waarom?
„Het medicijn biedt geen gezondheidswinst. Dat vond de producent eerst zelf ook, maar na een nieuwe analyse claimde hij later een effect. De Amerikaanse medicijnautoriteit FDA heeft mogelijk onder druk van patiëntenlobby’s een positief advies gegeven. De FDA redeneert: het middel verwijdert plaques met het amyloïd-eiwit, dus moet het wel werken tegen alzheimer. Maar dat is veel te kort door de bocht. Je moet altijd kunnen aantonen dat de patiënt er baat bij heeft.
Aducanumab wordt per infuus toegediend en kost 28.000 dollar per jaar per patiënt. Amerikanen moeten dat zelf betalen, want verzekeraar CMS wil het niet vergoeden – wat ook iets zegt. De patiënt merkt er zelf zo goed als niets van, maar krijgt in 40 procent van de gevallen wel te maken met vervelende bijwerkingen.”
Wat is volgens u het verband tussen het amyloïdeiwit en alzheimer?
„We weten niet goed of amyloïd dé oorzaak van alzheimer is of het gevolg van een ander proces. Onderzoek heeft zich de afgelopen vijftien jaar sterk gericht op amyloïd als de oorzaak, maar dat is een aanname. Mogelijk beschermt het eiwit juist tegen verdere aftakeling van het brein. Want verwijder je amyloïd met behulp van het medicijn aducanumab, dan kunnen er bloedingen en zwellingen in het brein ontstaan.
Amyloïd is een biomarker, een indicator van alzheimer. In de kliniek testen we mensen onder de 65 jaar met geheugenklachten op het eiwit. Test iemand positief op amyloïd –wat niet normaal is op jongere leeftijd–, dan stellen we de diagnose alzheimer.
De test is vrij zinloos bij mensen op hogere leeftijd. Van de 70-plussers heeft 30 procent amyloïd in de hersenen, zonder dat sprake hoeft te zijn van dementie of een voorstadium daarvan. De relatie tussen amyloïd en cognitieve achteruitgang bij ouderen is heel zwak.”
Veel hersenonderzoek richt zich op de eiwitplaques in de hersenen. Vindt u dat een heilloze weg?
„Nee. De hypothese dat deze eiwitten alzheimer veroorzaken, kun je nog niet doodverklaren, maar de steun ervoor brokkelt wel af. Ik zeg niet dat niemand meer onderzoek daarnaar moet doen. Maar ik zou vooral breed zoeken en niet alles op die ene kaart zetten. Dat is ook wat ik mijn opvolger zou willen meegeven.”
Waar zou u graag op inzetten?
„Breid onderzoek naar het voorkómen van alzheimer uit. Omdat dementie niet zal verdwijnen, zou ik daarnaast adviseren meer onderzoek te doen naar het verbeteren van de kwaliteit van leven van deze patiënten.
Als het gaat om biomedisch onderzoek, pleit ik voor meer aandacht voor de relatie tussen biologische veroudering en alzheimer. Er zijn allerlei mechanismen bekend die tot veroudering leiden, zoals het korter worden van telomeren (de beschermdopjes aan het einde van chromosomen, MC) en oxidatieve stress (schade aan cellen door vrije moleculen, MC). Misschien levert dat een medicijn op.”
Verwacht u dat er in de komende jaren een effectief medicijn tegen alzheimer zal komen?
„Ik weet het niet. Op dit moment is er alle reden om daarover sceptisch te zijn. Als er iets is wat ik de afgelopen 36 jaar herhaaldelijk heb gehoord, is het wel de uitspraak: „Over vijf of tien jaar hebben we een pil.” Maar misschien komt er op termijn een middel dat het ziektebeloop iets kan afremmen.”
Stichting Alzheimer Nederland werkt aan een toekomst zonder dementie, meldt haar website. Is dat ooit haalbaar, denkt u?
„Nee. Zo’n uitspraak schept valse verwachtingen. Dan zou je net zo goed kunnen zeggen: „Ik wil een toekomst zonder veroudering.” Maar dat heb je niet in de hand.”
Kan gezond leven helpen alzheimer te voorkomen?
„Deels. Onderzoekers hebben berekend dat in totaal mogelijk wel 40 procent van alle gevallen van dementie is te voorkomen. Dat lukt alleen in een optimaal scenario. Preventie is niettemin op dit moment de beste optie in de strijd tegen dementie.
De kans dat een 80-jarige van nu alzheimer krijgt, is zo’n 15 procent kleiner dan bij een 80-jarige van 30 jaar geleden. Dat komt omdat mensen tegenwoordig gezonder leven dan vroeger. Er wordt veel minder gerookt. Elke vijftiger is zich ervan bewust dat zijn of haar cholesterol niet te hoog moet zijn. Ook weet iedereen dat je beter niet te dik kunt zijn en voldoende moet bewegen. Bovendien is het opleidingsniveau gemiddeld genomen hoger, wat ook beschermend werkt.
Toch zal het aantal mensen met alzheimer de komende decennia alleen maar verder toenemen, zij het minder snel dan eerst werd aangenomen. Er zijn meer ouderen en deze worden gemiddeld ouder. Daardoor lopen meer mensen kans op dementie. Een gezonde leefstijl kan de aandoening vertragen, maar helemaal voorkomen lukt niet.”
U bent 66. Bent u bang om alzheimer te krijgen?
„Eigenlijk niet. Als het komt, dan komt het. Filosofisch beschouwd wil ik alzheimer niet zien als een te vrezen ziekte, maar als een ongemak van de ouderdom. Ik hoop vooral dat ik nog lang zelf de regie kan voeren over mijn leven.”