Het gevecht op de woningmarkt: pas na zeventien biedingen een huis rijker
Laten we bijtijds zoeken naar een huis, zeiden vriendlief en ik in april 2021. Dan hebben we alle tijd en minder stress. Een jaar later zijn we twintig bezichtigingen en zeventien biedingen verder, maar zowaar ook een huis rijker.
Sinds een paar jaar staat de krant bol van bezorgde berichten over de huizenmarkt. „Oververhit”, „ongelijke kansen voor starters” en „overbieden” zijn veelgebruikte termen. En dan zijn er nog sjoemelende makelaars en uitbuitende huisjesmelkers.
Voor mijn vriend en mij waren het lange tijd abstracte begrippen die we met droge ogen lazen. Tot een jaar geleden. Toen begonnen we aan onze huizenjacht. Onze trouwdatum staat nog niet vast: tijd zat, dachten we. Binnen drie maanden vinden we vast wel een onderkomen. Maar het liep anders.
In die periode beginnen we vol goede moed aan onze speurtocht. Funda lijkt ons de beste plek om te starten. Op de website staan woningen genoeg. Van huizen die, volgens de makelaar, helemaal naar eigen smaak zijn in te richten –ofwel: krakende krotten– tot kastelen met een zwembad in de kelder.
We zijn starters en in aanleg geen klussers. Dus zoeken we een huis dat tussen bouwval en paleis in zit. Ook zulke woningen zijn er te kust en te keur in Ede en omtrek. We vinden een fraaie tussenwoning met een strakke keuken.
Vol verwachting bellen we het nummer dat op Funda prijkt. Een vriendelijke dame neemt op. „O, jullie bellen zeker voor huis X? Helaas, alle twintig bezichtigingsmomenten zitten al vol.” Twee keer vissen we achter het net en krijgen we niet eens de kans om een woning te bezichtigen. Dan wijst iemand ons op een alternatieve route. Het blijkt dat je huizen al doorgestuurd kunt krijgen vóórdat de doorsnee Fundabezoeker ze onder ogen krijgt. Je moet je daarvoor inschrijven op de maillijst van een makelaar. De tip werkt. Wel moet je gelijk bellen als de mail verschijnt. Tien minuten daarna is driekwart van de bezichtigingen namelijk al volgeboekt.
Wanhopig
Eindelijk hebben we beet. We mogen bij twee huizen komen kijken: een leegstaand klushuis én een instapklare tussenwoning. Razend enthousiast en een tikje nerveus parkeren we de auto veel te vroeg voor het eerste huis. Daar is de makelaar nog bezig met onze concurrent-bezichtiger en dus drentelen we rondjes om de straat heen. Na tien ommetjes bellen we aan.
We worden binnengelaten in een ongezellig leeg huis. De groet van de makelaar echoot tegen de kale muren van de huiskamer en het afgebladderde aanrecht in de keuken ligt er verlaten bij.
De man heeft blijkbaar al vijftien keer hetzelfde verhaal verteld en de woning even vaak van zolder tot kelder doorwandeld. Er zijn in totaal twintig kijkers, deelt hij terloops mee.
De rinkelende deurbel bevestigt dat we niet de enige geïnteresseerden zijn. Wie belt er nu aan bij een leegstaand huis? Enigszins verbaasd open ik de voordeur. Een jong stel staat op de stoep. „We zien dat dit huis te koop staat. Mogen we binnen kijken?” Verbouwereerd stuntel ik dat we niet de eigenaars van het huis zijn. Ze moeten de makelaar maar bellen. Gebeurt vaker, horen we als de deur weer dicht is. „Mensen zijn soms ten einde raad en bellen aan bij ieder huis dat te koop staat.” Zo wanhopig wil ik dus niet worden, bedenk ik cynisch.
Aan het eind van de bezichtiging legt de makelaar de biedingsprocedure uit. De verwachting is dat het huis 30.000 euro boven de vraagprijs zal opbrengen, voegt hij daar als vanzelfsprekend aan toe. Tijd om onze verbazing te uiten hebben we niet. De man is amper uitgepraat of de deurbel gaat: de volgende kijker is gearriveerd.
Een halfuur nadat we het huis hoopvol betraden, komen we er verbouwereerd weer uit. „Zo veel geld voor zo’n slecht huis”, vindt mijn verontwaardigde vriend. „En zo veel kijkers”, reageer ik verongelijkt. „Dan maar niet.”
Gekte
Prachtig opgeknapt, je kunt er zo in wonen, vinden we na rondgewandeld te hebben in het tweede huis. Die mening delen we met 24 andere mensen, blijkt als we daar voorzichtig naar informeren bij de makelaar. Valt dat even tegen. We concluderen dat we zo geen schijn van kans maken en net zo goed niet kunnen bieden.
Of dat achteraf bezien een goede keus was, betwijfelen we. Want bij andere huizen is de concurrentie niet minder. Met twintig man een huis bezichtigen is eerder regel dan uitzondering. Het laagste aantal kijkers dat wij voor één huis hebben meegemaakt, is negen. Maar nog altijd maak je met een bieding meer kans op het huis dan wanneer je geen bod uitbrengt. Niet geschoten is altijd mis.
En dus stappen we voorzichtig de wereld van het overbieden in. Eerst met de insteek: we doen écht niet mee aan de gekte, we bieden géén halve ton over de vraagprijs heen. Daarna steeds meer met de gedachte: als we er nu nog eens een paar duizend euro bovenop doen, zouden we het huis dan misschien net krijgen?
Kritisch op huizen worden we steeds minder. Nieuwbouw, opknapwoning of instapklaar huis: we laten ze allemaal de revue passeren.
We hebben slechts drie harde criteria. Het huis moet betaalbaar zijn, ofwel niet boven de 350.000 euro. De muren en het fundament moeten in orde zijn, want die kunnen we zelf niet renoveren. En de rit naar onze werkplekken mag niet langer dan een uur zijn. Daarom zoeken we tussen Apeldoorn en Bennekom.
Zo divers als onze huizenselectie is, zo eentonig zijn de bezichtigingen. De grote gemeenschappelijke deler: de verkopende partij is overal afwezig. Dat zorgt ervoor dat er bij het bieden geen sprake is van een gunfactor van de verkopers richting de kopers, tenzij die de verkoper van tevoren persoonlijk kennen.
Nevelen
Leerzaam is de zoektocht ook. We laten ons vertellen dat huizen uit de jaren 60 asbest kunnen bevatten; dat werd tot begin jaren 90 in woningen gebruikt. En voor het eerst ontdekken we termen als manta- en kwaaitaalvloeren. Zitten die in je huis, beweert een expert op internet, dan stijgen de kosten naarmate de vloer verzakt.
Intussen blijven onze financiële vooruitzichten in nevelen gehuld. Waar de ene adviseur ons gouden bergen belooft, wil de ander eerst een vast contract zien voordat hij toezeggingen doet. Heb je dat niet, dan wordt soms je studentenloon als ijkpunt genomen – de bank rekent dan met een gemiddeld salaris van de afgelopen drie jaar.
Ondertussen stijgen de huizenprijzen door. Het afgelopen kwartaal werden woningen dagelijks zo’n 315 euro duurder, berekende technologiebedrijf Calcasa in november. Dat is ook te zien in het huizenaanbod dat de mailbox binnendruppelt. Waar Veluwse tussenwoningen in het begin regelmatig onder de 3 ton verkrijgbaar waren, slinkt dat aanbod aanzienlijk. Zaak om snel een huis te kopen, zou je denken.
Aan de andere kant steekt de twijfel de kop op. Voor het bedrag dat je nu overbiedt, kun je lange tijd een huis huren. Bovendien vermoeden we dat de huizenmarkt een keer instort. Maar wanneer? En hoe groot wordt die dip? Is het zinvol om daarop te wachten? Voorlopig kunnen we beter blijven zoeken, vinden we. Als de vraagprijzen stijgen voorbij wat we ons kunnen veroorloven, kunnen we de zoektocht altijd nog staken.
Zo speuren we verder. Voor alles wat betaalbaar lijkt, schrijven we ons in. Het riedeltje is steeds hetzelfde: de mail van de makelaar bevat een geschikt huis, we bellen voor een afspraak, bezichtigen, bieden en maken nieuwe afspraken.
Ergens in je achterhoofd weet je dat er biedingen openstaan, maar rekenen op een huis doen we niet echt meer na alle teleurstellende telefoontjes van makelaars. We leven van de ene bezichtiging naar de andere en moeten de avond van tevoren vaak nog het dossier bekijken van het huis waar we de volgende dag gaan kijken. Anders zouden we niet eens meer weten wat voor huis het ook alweer is.
Leuk is de zoektocht niet meer. In het begin kregen we hoop als de makelaar niet binnen een uur na het sluiten van de biedingstermijn belde. Dan was ons bod in ieder geval niet meteen afgewezen. Maar hoe meer huizen we bekijken, hoe meer we verlangen naar zekerheid. We willen niet meer nadenken over wáár we onze bank neerzetten, maar wannéér we onze meubels ergens kwijt kunnen. En bij iedere afwijzing wordt de zoektocht frustrerender.
Nieuwbouwhuis
Dit duurt tot een doorsnee thuiswerkmaandag halverwege oktober. Vriendlief en ik zitten in de woonkamer van mijn ouders te werken als zijn telefoon rinkelt. Het eerste wat door je hoofd gaat, is de reeks biedingen waar je nog geen ‘uitslag’ van hebt gekregen. Welk bod zal er nu worden afgebeld?
Maar deze keer is anders. Dit is niet zomaar een telefoontje, besef ik als de lach op het gezicht van mijn vriend steeds breder wordt. Het liefst trek ik de telefoon uit zijn handen om zelf te horen waar hij zo blij van wordt. Nog nooit heb ik zo ongeduldig gewacht.
Een nieuwbouwhuis in Veenendaal blijkt de oorzaak van zijn stralende gezicht. We waren al bijna vergeten dat we ons ervoor hadden ingeschreven. Gelukkig is het project makkelijk terug te vinden op internet. In een mum van tijd verschijnt er een strakke rij huizen op het scherm. De voorkant grenst aan de parkeerplaats van een winkelcentrum. Tegen de achtermuren klotst het water van een sloot. Nummer 13 lijkt onze toekomstige woning te worden.
Blijkbaar is het op de krappe huizenmarkt toch niet onmogelijk om een woning te krijgen. Van werken komt niet veel meer. In plaats daarvan zijn we de rest van de middag op Pinterest te vinden om ideeën op te doen voor woonkamers, keukens en slaapkamers.
De eerstvolgende donderdag zitten we al bij de makelaar op kantoor. Zo’n nieuwbouwproces blijkt een hele onderneming te zijn. Zo is er rekening gehouden met alle obstakels die een aannemer zou kunnen tegenkomen. In het meest deprimerende geval loopt de bouw twee jaar vertraging op.
Kladblok
In drie dagen moeten we beslissen of we het huis willen. Er is haast bij geboden, want de aannemer wil aan de slag. Als we weer thuis zijn, beraden we ons over een van de belangrijkste beslissingen in ons leven. Langzaam verschijnt er op een kladblok een rij voors en tegens:
Voors:
1. We hebben een huis.
2. Het huis is op en top geïsoleerd.
3. De buurt is mooi.
4. Je kunt een nieuwbouwwoning naar eigen smaak inrichten.
Tegens:
1. Het huis heeft geen achtertuin.
2. Het aankleden van een opgeleverd kaal huis brengt extra kosten met zich mee. De keuken krijg je er bij dit project bijvoorbeeld niet bij.
3. De indeling van de woning is onpraktisch – woonkamer en keuken zijn op de eerste verdieping, de schuur is inpandig, en op de tweede verdieping zijn maar twee slaapkamers.
4. Als we het huis willen verkopen, is de markt ervoor waarschijnlijk beperkt: voor ouderen is het onhandig, omdat keuken en woonkamer boven zijn; voor starters zijn de huizen aan de dure kant, voor gezinnen zijn de woningen wellicht niet praktisch omdat ze geen tuin hebben.
Dan rest de vraag: hoe streep je de punten tegen elkaar af? Volgens de makelaar is het een persoonlijke keuze. Als we het huis willen, zullen we de minpunten dus moeten verhelpen of voor lief moeten nemen.
Ondankbaar
De twijfel begint te knagen. Want als je zo veel aan een huis wilt veranderen terwijl het nog niet eens is gebouwd, is het dan wel het juiste huis voor je? Maar, een woning is wel een woning, en op de huidige vastgoedmarkt is dat geen geringe zaak. Daarbij vragen we ons af: is het niet ondankbaar als je een woning afwijst waar je voor hebt gebeden?
Aan minpunt 1 en 2 valt weinig te doen. Het derde punt zou verholpen kunnen worden. Denken we. Want de indeling van een huis aanpassen blijkt veel te prijzig voor onze gelimiteerde bankrekening.
Zo komt het dat we de volgende dag met hangende pootjes de makelaar bellen. Uiteraard is het geen probleem om het huis af te zeggen. Voor ons zijn er minstens twintig anderen.
Een eyeopener, dat is dit proces wel. Les 1: Houd de moed erin, zelfs op de huidige huizenmarkt kun je een huis krijgen. Les 2: Verdiep je van tevoren in het huis waar je op wilt inschrijven. En bied niet op een huis dat je eigenlijk niet wilt. Dat scheelt hoofdbrekens achteraf.
Door schade en schande wijs geworden, struinen we opnieuw de woningmarkt af. In twee weken tijd plannen we vier bezichtigingen. Eentje bij kennissen die hun huis verkopen. Eentje bij een huis in een straat waar we een paar weken daarvoor ook al een woning hadden bekeken. Eentje bij een kluswoning en eentje bij een prachtig opgeknapt huis. Opnieuw een diverse selectie dus.
Maar wel een selectie die veel potentie biedt, vermoeden we. Maar waar maak je de meeste kans op en bovenal, hoe vergroot je die kans?
In het eerste geval hopen we op gunning. Kijken bij een kennis biedt de mogelijkheid om een vurig pleidooi af te steken waarom jíj de koper zou moeten zijn van het huis.
In de straat van huis 2 boden we vorige keer te weinig. Maar hoeveel we ernaast zaten? Geen idee. Wie het wel weet: de makelaar. Hij zit één telefoontje bij ons vandaan en het kost ons weinig moeite om de verkoopprijs te achterhalen. Nu hebben we een richtlijn voor het bod op het andere huis.
Op optie 3 en 4 maken we minder kans: we kennen de verkopers niet en hebben ook nog niet eerder bij een vergelijkbaar huis gekeken. Maar dan nog: het is het proberen waard.
Losgepeuterd
Inmiddels hebben we nog een tip bij de makelaar losgepeuterd: het kan helpen als je een persoonlijke boodschap aan je bod toevoegt en liefst ook een foto. Op die manier krijgt de koper een beeld van wie je bent en kun je misschien een gunfactor creëren.
Bij bezichtiging 1 is het niet nodig – uiteindelijk blijkt het huis niet goed bij ons te passen. Bij 2, 3 en 4 valt het te proberen. Tijdens de bezichtiging let ik bovengemiddeld goed op. Niet alleen op hoe het huis eruitziet, maar ook op wat voor soort mensen erin wonen. Vaak zeggen de boeken in de kast iets over de bewoners, of het aantal planten in de vensterbank, of de piano in de hoek van de woonkamer.
Overigens zijn niet alleen de eigenaars van de te koop staande woning van belang. Ook de buren onderwerpen we aan een inspectie. Zo knopen we een praatje aan met de buurman die zijn zwarte Peugeot wast bij het speeltuintje achter de woning. Of hij het naar z’n zin heeft in de wijk? Hij zou er niet weg willen. En het contact tussen de buren onderling is ook prima. „Je kunt bij iedereen een pak suiker lenen.”
Dakloosheid
Het huis van bezichtiging 2 is vrij kaal en strak. De muren zijn geschilderd in een hippe kleur groen en het ronde salontafeltje lijkt sprekend op die van de exemplaren die op dit moment in de woonwinkels staan. Moderne mensen dus, maar waar ze van houden? Geen idee. Nergens in het huis is een boek te bekennen. Ook foto’s van de bewoners zijn niet te zien. Het enige aanknopingspunt is de katvriendelijke zolder. Daar is een muur behangen met krabpaalmateriaal en plankjes waar poezen op kunnen zitten. De poort in de achtertuin is voorzien van een kattenluik.
De brief aan de verkoper wordt dus een katvriendelijk verhaal. Na uitbundige complimenten over de badkamer en de royale woonkamer, laten we ons enthousiasme blijken over de katachtige zolder die ons „bijzonder aansprak.” Om het verhaal compleet te maken, voegen we bij ons bod, behalve een foto van onszelf, ook een foto van de katten van de familie toe. Mochten de verkopers ons de woning niet gunnen, dan willen ze misschien de poezen van dakloosheid redden, hopen we.
Bezichtiging 3 is in een leeg huis –„Je koopt wat je ziet”– waar de vorige bewoners van lezen houden en hun slaapkamer hebben behangen met gedichten. Ik ben zelf ook een fervent lezer. Daarmee hoop ik een streepje voor te krijgen bij de verkopende partij. De achtertuin bevat bemoste tegels, een oerwoud aan planten, en een vijver met goudvissen. Alleen dat laatste vinden we oprecht leuk. Dat is ook vast ook belangrijk voor een koper die aan zijn dieren is gehecht.
Het vierde huis bezichtigt vriendlief alleen. Na de foto’s op Funda te hebben bestudeerd, concludeer ik namelijk dat het huis in een prima staat is. Niet iets waarvoor ik een uur zou moeten rijden. Dat maakt het broeden op een verhaal wel wat lastiger, maar gelukkig hebben we een week de tijd.
Goudvissen
En dan op donderdagmiddag, voordat die week om is, rinkelt mijn telefoon. Gehaast stap ik mijn kantoortje uit, want mijn vriend belt. Hij: „De makelaar belde. We hebben een huis!” Mijn gedachten gaan razendsnel. Er staan twee biedingen open. Mijn vriend ratelt alweer verder. Het blijkt om het huis met de vijver te gaan. Nee, we hadden niet het hoogste bod, maar kregen wel het huis met gunning. Was het de foto? De goudvissen? Onze leesliefde?